De Wet Medezeggenschap op Scholen (WMS) kent drie achterbannen: personeel, ouders en leerlingen. Iedere achterban wordt vertegenwoordigd door één of meerdere personen. Samen vormen zij de medezeggenschapsraad (MR).
De MR-leden die de achterban van ouders vertegenwoordigen zijn de oudergeleding. De MR-leden die de achterban van personeel vertegenwoordigen zijn de personeelsgeleding. En de MR-leden die leerlingen in het voortgezet onderwijs vertegenwoordigen wordenzijn de leerlinggeleding. De drie geledingen hebben vanuit de WMS verschillende rechten en plichten.
Deze onderverdeling doet misschien vermoeden dat de drie achterbannen homogene groepen zijn, waarin de belangen op één lijn liggen. Maar dat beeld gaat in de praktijk niet altijd op. Als een voorgestelde maatregel van het schoolbestuur bijvoorbeeld verschillende gevolgen heeft voor verschillende groepen ouders, ontstaan er belangentegenstellingen. Dan heeft de oudergeleding in feite niet één maar meerdere achterbannen. Er wordt wel gezegd dat ‘de achterban’ niet bestaat, maar dat per onderwerp de achterban ontstaat. Desondanks zijn er binnen een achterban op belangrijke kenmerken best groepen te onderscheiden. Zoals (ouders van) onderbouw- en (ouders van) bovenbouwleerlingen.
Hoe eensgezind het in de praktijk ook gaat, het is goed om onderscheid te maken tussen de belangen van de verschillende geledingen, omdat deze niet altijd gelijk lopen. De verschillende rollen van de drie geledingen kunnen verschillende belangen met zich meebrengen.
Zo is één van de belangen van de personeelsgeleding goede arbeidsvoorwaarden. Dit belang zal vaak goed samengaan met het primaire belang van de oudergeleding, goed onderwijs. Een school waar goed onderwijs wordt gegeven, is waarschijnlijk ook een goede arbeidsomgeving.
Maar wanneer het schoolbestuur bijvoorbeeld een verruiming van de lestijden voorstelt, kunnen de belangen van ouders en personeelsleden conflicteren. Goed zicht op waar de belangen van de verschillende geledingen liggen, maakt het dan makkelijker om tot een oplossing te komen.
Ook al heb je als MR-lid een vertegenwoordigende rol, het belang van de MR is niet per definitie gelijk aan de optelsom van de belangen van de achterbannen. Hoe begripvol ze ook is, je achterban reageert in principe altijd vanuit haar eigen, individuele belang. Zeker als ze heel direct met consequenties wordt geconfronteerd.
Bovendien beperken de belangen van je achterban zich in de tijd tot de periode waarbinnen leerlingen op deze school zitten. Als MR-lid moet je ook oog hebben voor het algemeen belang van de school en de continuïteit van die school voor volgende generaties. De MR heeft ook haar eigen taken te verrichten, zoals het bevorderen van openheid en overleg .
Alhoewel je als MR-lid officieel verkozen moet worden, functioneer je als MR-lid binnen de MR op eigen titel, ‘zonder last of ruggenspraak’ met je achterban. Er staat tenslotte geen organisatie of vereniging van leden achter je die jou een concrete opdracht meegeeft. Het is aan te raden om je oor te luister te leggen, maar je bent niet verplicht elke mening van je kiezers over te nemen.
De wet geeft medezeggenschapsraden een aantal voorschriften mee voor het onderhouden van contact met de achterban, gericht op het afleggen van verantwoording en raadpleging. Je kunt daarbij onderscheid maken tussen voorschriften voor contact met de geledingen en voor contact tussen verschillende medezeggenschapsraden onderling (bijvoorbeeld tussen MR en GMR).
Voorschriften voor contact met de geledingen:
Contact onderhouden met je achterban en het informeren en raadplegen van je achterban kost uiteraard tijd, geld en inspanning. Welke middelen stelt de wet de MR daarvoor ter beschikking? De WMS regelt vooral dát MR leden tijd, ruimte en middelen worden geboden om hun taken uit te oefenen en stellen de kaders voor die tijd, ruimte en middelen vast:
Hoe die ruimte en middelen er concreet uitzien en welke tijd hen voor het werk en advies- en instemmingsprocedures ter beschikking staat, moet op de scholen zelf vastgelegd worden in medezeggenschapsstatuten en – reglementen. Deze kunnen daarom per school verschillen.
Het verschilt per MR en per MR-lid hoe de relatie met de achterban is. Bij sommige medezeggenschapsraden blijven de contacten beperkt tot formele contactmomenten. Maar voor de MR die verandering wil bereiken en invloed wil uitoefenen bestaan veel meer redenen om te investeren in de relatie met de achterban.
Voor een MR met goed contact en draagvlak onder de achterban snijdt het mes aan meerdere kanten:
Naast draagvlak levert contact met de achterban de MR ook de kennis op van wat nodig is om te komen tot kwalitatief goede en goed uitvoerbare besluiten. Je achterban vormt een bron van ervaringen, kennis en ideeën over hoe de organisatie en het onderwijs van een school anders en beter zou kunnen. Bij advies- en instemmingstrajecten is je achterban je leverancier van alternatieven en argumenten voor het onderbouwen van je reactie.
Ouders of leerlingen kunnen over specifieke kennis beschikken die je kunt gebruiken bij het MR-werk. Je kunt hun vragen om advies te geven en bijvoorbeeld een accountant mee laten kijken naar de jaarrekening.
Naast het binnenhalen van expertise heeft dit als voordeel dat het de betrokkenheid van de achterban met de medezeggenschap vergroot: de achterban heeft meer het gevoel dat de medezeggenschap er voor iedereen is. Het is ook een laagdrempelige manier om een bijdrage te kunnen leveren aan de medezeggenschap. Ouders of leerlingen kunnen op het onderwerp dat hen het meest ligt, bijdragen. Meer betrokkenheid van de achterban bij het werk van de MR verstevigt bovendien de positie van de MR bij het schoolbestuur door zichtbaar contact en door de kwaliteit van de vragen en adviezen.