Dit is een bijlage bij de evaluatie door OCO van de Kernprocedure 2008.
Er lijkt verschil te bestaan tussen scholen bij het opstellen van het schooladvies. Sommige scholen zien het bij uitstek als hun verantwoordelijk om een passend advies te geven als een eindoordeel waar ze volledig achter kunnen staan en wat ze bereid zijn toe te lichten aan ouders maar niet te veranderen. Andere scholen blijken wel bereid om in overleg met ouders en leerling afhankelijk van motivatie en argumenten (en soms ook de cito-score) een advies bij te stellen en het advies te zien als een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Voor de opvatting dat er enige mate van overeenstemming vereist is tussen ouders en school over het afsluiten van de basisschoolperiode kan steun worden gevonden in art 39.4 WPO:
Art 39.4 WPO
Leerlingen bij wie naar het oordeel van de directeur van de school de grondslag voor het volgen van aansluitend voortgezet onderwijs in voldoende mate is gelegd, verlaten aan het einde van het schooljaar de school, mits hierover met de ouders overeenstemming bestaat. In elk geval verlaten de leerlingen de school aan het einde van het schooljaar waarin zij de leeftijd van 14 jaar hebben bereikt.
Een lastige vraag is nog wat een ‘schooladvies’ precies is. Waarschijnlijk moet het schooladvies opgevat worden als ‘het oordeel van de directeur’ van de basisschool (39.4 WPO), en moet het in de Kernprocedure gehanteerde OKI.doc beschouwd worden als een ‘onderwijskundig rapport‘ in de zin van artikel 42 WPO en artikel 3 Inrichtingsbesluit W.V.O. Sommige bronnen wijzen enkel op het onderwijskundige rapport als zijnde het schooladvies, maar dat is in de visie van OCO een wat smalle benadering die voorbijgaat aan de overeenstemming met de ouders bij het afsluiten van de schoolloopbaan op de basisschool. Evengoed kan gesteld worden dat het bij een schooladvies juist gaat om de combinatie van het oordeel van de directeur en de achterliggende gegevens in het onderwijskundige rapport, het is ook logisch dat het oordeel gestaafd door gegevens in het onderwijskundig rapport wordt vastgelegd. De bepaling in artikel 178a.2.h WPO over het gebruik van het persoonsgebonden nummer door het bevoegd gezag wijst daarop.
Art 42 WPO (Onderwijskundig rapport)
Over iedere leerling die de school verlaat, stelt de directeur, na overleg met het onderwijzend personeel, ten behoeve van de ontvangende school of school als bedoeld in de Wet op de expertisecentra dan wel als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs een onderwijskundig rapport op. Afschrift van dit rapport wordt aan de ouders van de leerling verstrekt. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere voorschriften omtrent dit rapport worden gegeven.Art 178a.2.h WPO (Gebruik persoonsgebonden nummer door bevoegd gezag)
het advies omtrent het volgen van aansluitend voortgezet onderwijs bij het verlaten van de school, zoals opgenomen in het onderwijskundig rapport, bedoeld in artikel 42;
Het bevoegd gezag van de VO-school beslist over de toelating. Een kennelijk essentiële formulering daarbij is: ‘naar het oordeel van de directeur van de school voor basisonderwijs de grondslag voor het volgen van aansluitend voortgezet onderwijs in voldoende mate is gelegd’. Deze zinsnede komt zowel voor in de Artikel 42 van de Wet op het Primair Onderwijs als in Artikel 3 van het Inrichtingsbesluit W.V.O.
Duidelijkheid behoeft hier het begrip ‘aansluitend voortgezet onderwijs’. Betekent het slechts dat het vervolgonderwijs qua leeftijd aansluit en dat wettelijk gezien de ouder vrij is het niveau te kiezen? Dit lijkt onwaarschijnlijk. Als dat werkelijk een valide interpretatie zou zijn dan is het moeilijk te geloven dat ouders in Amsterdam ooit een dergelijke inperking van hun keuzevrijheid hebben geaccepteerd.
Waarschijnlijker is dat met ‘aansluitend’ een passend niveau bedoeld wordt in de zin van de verschillende onderwijstypen die in de WVO beschreven worden: pro, vmbo-b/k/g/t (met of zonder lwoo), havo, vwo.
De vervolgvraag luidt dan of van een basisschooldirecteur ook verwacht moet worden dat hij een nauw omschreven niveau aanduidt: in Amsterdam is een (enkel) advies mogelijk als havo of een dubbeladvies als havo/vwo, maar bijvoorbeeld niet mavo/havo/vwo. Wat is eigenlijk de basis voor een enkel of een dubbeladvies en waarom zou een drieledig advies niet tot de (weliswaar uitzonderlijke) mogelijkheden behoren?
Misschien is zelfs een interpretatie mogelijk waarin ‘grondslag’ zwaarder weegt dan ‘aansluitend’, dan zou er van een schooladvies alleen verlangd worden dat het een minimum niveau aangeeft en geen maximum. Voor de beoordeling door de VO-school welk niveau de leerling aankan zou dan de Cito nog zwaarder wegen. De vraag is of dat wenselijk is.
Art 2.1 Inrichtingsbesluit W.V.O. (Toelating algemeen)
1. Het bevoegd gezag beslist over de toelating van leerlingen.Art 3 Inrichtingsbesluit W.V.O. (Toelating eerste leerjaar v.w.o., h.a.v.o., m.a.v.o., v.b.o., uitgezonderd pro)
1.a. Tot het eerste leerjaar van een school, behalve voor zover het betreft een school voor praktijkonderwijs, kan als leerling slechts worden toegelaten degene die: afkomstig is van een school voor basisonderwijs en bij wie naar het oordeel van de directeur van de school voor basisonderwijs de grondslag voor het volgen van aansluitend voortgezet onderwijs in voldoende mate is gelegd.
2. Bij beslissingen over de toelating op grond van het eerste lid betrekt het bevoegd gezag het onderwijskundig rapport dat ingevolge artikel 42 van de Wet op het primair onderwijs dan wel ingevolge artikel 43, tweede lid, van de Wet op de expertisecentra is opgesteld.
Is het schooladvies een uitspraak over het niveau van de leerling op het moment van het schooladvies of dient het schooladvies te worden beschouwd als een uitspraak over het niveau van de leerling bij het verlaten van de school?
De school zal het schooladvies onderbouwen met beschikbare gegevens uit het leerlingvolgsysteem en de (eerder aan de ouders overlegde) schoolrapporten. In praktische zin kan de school daarmee alleen een uitspraak doen over het niveau van de leerling op het moment van het advies. Dat kan echter tot conflicten leiden met ouders waarvan het kind een eindsprint heeft ingezet. Wordt er dan geen prijs gesteld op de feiten en wordt alleen een voorspelling gevraagd? Nee, feiten over het niveau van de leerling vormen wel degelijk een belangrijk onderdeel van het schooladvies, maar bij twijfel kan de ontwikkelingsrichting belangrijker zijn dan de momentopname van het niveau. Hoe reëel die ontwikkelingsrichting is kan het beste ingeschat worden als de school goed met de ouders overlegt over de persoonlijke omstandigheden en motivatie m.b.t. de recente leerontwikkeling van de leerling. De formuleringen in art 39 en 42 WPO omtrent het verlaten van de school doen ook vermoeden dat de wetgever bedoeld heeft dat het onderwijskundig rapport, het schooladvies, een uitspraak doet over passend vervolgonderwijs op het moment van het verlaten van de school.
Ondanks dat uit een onderzoek van DMO gebleken is dat het wel meeviel met de onderadvisering op basis van etniciteit in Amsterdam, wat bevestigd werd door een landelijke analyse van de inspectie, blijkt eveneens uit onderzoek dat getalenteerde allochtone leerlingen vaak moeten ‘stapelen’ (mavo/havo/hbo-route) om de top te bereiken. Daarbij is niet meteen duidelijk of dat ‘stapelen’ voorkomen had kunnen worden of dat de extra tijd echt nodig was om taalachterstanden (en sociale achterstanden) in te halen. Betere bekendheid met inspanningen op het gebied van taalvaardigheid op havo’s en vwo’s zou twijfelende leerkrachten en schooldirecteuren over de streep kunnen trekken om allochtone leerlingen toch een wat hoger schooladvies te geven. Hetzelfde geldt voor ondersteuning op het gebied van huiswerk als de angst bestaat dat leerlingen thuis hun huiswerk niet kunnen maken. Een andere groep leerlingen die bang is onderschat te worden bestaat uit leerlingen met een dubbeladvies havo/vwo waarmee volgens de kernprocedure formeel geen toegang mogelijk is tot de hevig begeerde categorale lycea en gymnasia. Al deze leerlingen zouden baat hebben bij een net zo simpele als effectieve oplossing: het laten vallen van de huidige regel in de Kernprocedure dat bij een dubbeladvies de school voor voortgezet onderwijs beide schoolsoorten moet aanbieden. Dan zouden bij bijvoorbeeld een havo/vwo-advies ouders en leerling vrij zijn om zelf te bepalen of ze een school met havo-, met havo/vwo- of met vwo-aanbod het meest passend vinden. In de meeste gevallen zal door middel van een goed gesprek de basisschool ouders en leerlingen kunnen overtuigen toch een vo-school die beide niveau’s uit het dubbeladvies aanbiedt te kiezen, maar in de enkele gevallen waar ouders, leerlingen en school tegenover elkaar staan zal deze oplossing de frictie kunnen wegnemen.
OCO adviseert het advies van de basisschool op te splitsen in een niveau-advies naar aanleiding van de leerresultaten en een aanvullend advies over de leerkansen van de leerling naar aanleiding van de werkhouding en de omstandigheden van de leerling. Het niveau-advies is gebaseerd op het leerlingvolgsysteem. Het aanvullend advies combineert observaties van de school t.a.v. werkhouding en sociaal emotionele ontwikkeling en persoonlijke omstandigheden van de leerling die van grote invloed kunnen zijn op de verdere schoolcarrière. Het aanvullend advies kan ook suggesties bevatten voor specifieke onderwijsvoorzieningen of onderwijsconcepten die het beste aansluiten bij de omstandigheden en behoeften van de leerling, het aanvullend advies is dan minder verplichtend en meer adviserend van karakter.
Misschien vanzelfsprekend, maar omdat een schooladvies zo’n zwaarwegend oordeel is, dient het goed gedocumenteerd te zijn en zorgvuldig tot stand te zijn gekomen. De documenten waarop het advies gebaseerd is, in de meeste gevallen informatie uit het leerlingvolgsysteem, moeten ook aan de ouders en de leerling gepresenteerd worden bij de adviesgesprekken in groep 7 en groep 8. Het is belangrijk dat het leerlingvolgsysteem en de schoolrapporten consistent zijn: ouders en leerling moeten erop kunnen vertrouwen dat de informatie die zij ontvangen tijdens de schoolcarrière een getrouw beeld geeft. Misverstanden over de (relatieve) betekenis van een ‘voldoende’ moeten vermeden worden. Vanaf groep 5 of groep 6 dienen bij rapportbesprekingen inzet en verwachtingen ten aanzien van het eindniveau en vervolgonderwijs besproken te worden.
OCO bepleit de invoering van een verbeterd OKI.doc, althans de ontwikkeling van een model dat de communicatie meer bevordert dan het huidige model en dat meer uitnodigt om op alle scholen op tafel gelegd te worden als leidraad voor het adviesgesprek.