Een schoolrapport is een verslag van de ontwikkeling en prestaties van een leerling op school. Meestal krijgen leerlingen drie keer per jaar een schoolrapport mee naar huis: voor de kerstvakantie, de meivakantie en de zomervakantie.
Scholen bepalen in overleg met de MR hoe ze een rapport opstellen. Zo geven sommige basisscholen cijfers, terwijl andere scholen aanduidingen als goed, voldoende en matig geven. Ook een combinatie van cijfers en woorden komt voor.
Basisscholen zijn wettelijk verplicht om de kennis en vaardigheden van leerlingen vanaf groep 1 tot en met groep 8 bij te houden in het leerlingvolgsysteem (Art. 10 lid 4 WPO BES). Het schoolrapport is gebaseerd op deze gegevens en observaties van de leerkracht in de klas.
Nadat ouders het rapport hebben ingezien, worden zij vaak uitgenodigd voor een rapportgesprek. Dit gesprek duurt ongeveer tien minuten en wordt daarom ook het 10-minutengesprek genoemd. Tijdens dit gesprek bespreken leerkracht en ouders de vorderingen van de leerling aan de hand van de resultaten uit het rapport.
Tijdens dit gesprek is er de gelegenheid voor ouders om vragen te stellen. Daarnaast kunnen zij soms schriften en werkstukken van hun kind inzien. Aan het einde van het gesprek ondertekenen ouders het schoolrapport en bewaart de leerkracht dit op school tot het volgende rapport.
In een schoolrapport staan vaak toetsresultaten van:
Bij deze toetsen wordt meestal uitgegaan van de gemiddelde leerling-prestatie. Zo is een C-score op een Cito-toets een gemiddelde score en liggen een D-score en een E-score onder het gemiddelde. Terwijl een B-score en een A-score juist boven het gemiddelde liggen.
Een E-score of een D-score is geen slechte score, maar een score die onder de gemiddelde prestatie ligt. Pas als een leerling een E-score of een D-score heeft die niet overeenkomt met zijn capaciteiten en waar geen duidelijke verklaring voor is, kun je spreken van een slechte score. Is dat laatste het geval? Probeer er dan samen met de leerkracht achter te komen wat de oorzaak is van de tegenvallende resultaten. Ga daarvoor ook in gesprek met uw kind. Stel bijvoorbeeld vragen als:
Vallen de resultaten tegen? Word dan niet boos op uw kind. Dit leidt vaak alleen maar tot zorgen, stress en soms faalangst. Juist nu heeft uw kind bevestiging nodig. Laat uw kind weten dat een slecht rapport geen ramp is en dat het niet gefaald heeft.
In het schoolrapport staan niet alleen toetsresultaten, maar ook beoordelingen over onder andere:
Heeft uw kind hier onvoldoendes voor? Bespreek dan met de leerkracht hoe jullie hieraan gaan werken. Hoe kan de leerkracht uw kind beter leren samenwerken in de klas? En hoe kunt u thuis met uw kind oefenen met uitgestelde aandacht? Betrek ook uw kind in dit gesprek. Vaak hebben kinderen goede ideeën wat hen zou kunnen helpen.
Sommige ouders geven hun kind geld of een cadeautje voor het rapport. Of ze gaan iets leuks doen met hun kind, zoals naar het zwembad of de bioscoop. Maar lang niet alle ouders doen dit.
In 2014 deed het Nibud onderzoek naar zakgeld, rapportgeld en verjaardagscadeaus, onder 990 ouders. In dit onderzoek gaf 63 procent van de ouders aan rapportgeld te geven aan hun kind. De meeste ouders (49 procent) geven rapportgeld als beloning voor de prestaties van het kind. En 26 procent doet dit om het kind te stimuleren en motiveren.
Het Nibud geeft aan dat het krijgen van rapportgeld niet nodig is voor een gezonde financiële opvoeding.