De Stichting Vrije Schoolkeuze Amsterdam (VSA) ijvert, zoals de naam aangeeft, voor vrije schoolkeuze voor Amsterdamse kinderen die de stap maken van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs. De stichting maakt bezwaar tegen het feit dat de lotingskansen van Amsterdamse kinderen verkleind worden doordat kinderen van buiten Amsterdam meedingen naar plekken op gewilde scholen, terwijl kinderen uit Amsterdam en van buiten Amsterdam geen gelijke rechten hebben.
Zoals de stichting Vrije Schoolkeuze Amsterdam het uitdrukt doen kinderen van buiten Amsterdam mee aan de lotingen op populaire scholen in Amsterdam ‘zonder nieten’. Kinderen van buiten Amsterdam hebben namelijk (meestal) voorrang op een school in hun eigen omgeving. Als kinderen van buiten Amsterdam uitgeloot worden op een school in Amsterdam kunnen ze in de praktijk altijd nog op een school in hun eigen omgeving terecht. Terwijl Amsterdamse kinderen daar achter in de rij moeten aansluiten. Aldus de VSA.
Ongelijkheid dus, en reden voor de VSA om op basis van het gelijkheidsbeginsel in ‘ongelijke gevallen’ ook ‘ongelijke behandeling’ te vorderen. Dat klinkt ingewikkeld en dat is het ook bleek op de zitting afgelopen vrijdagmiddag 5 maart 2010, waar de VSA in kort geding stond tegenover gemeente Amsterdam en de Amsterdamse schoolbesturen in het voortgezet onderwijs.
De VSA stelde als eis, vordering in juridische termen, dat de rechter een voorrangsregel zou opleggen voor Amsterdamse kinderen op Amsterdamse scholen. Indien de rechter deze eis niet zou kunnen inwilligen stelde VSA als tweede eis dat een door de rechter te bepalen voorrangspercentage opgelegd zou worden. Deze voorrangsregels zouden toegevoegd moeten worden aan de Kernprocedure, de afspraken die gelden tussen gemeente en schoolbesturen over de overgang van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs. Een derde eis van de VSA was dat er voldoende onderwijsaanbod van voldoende kwaliteit zou zijn.
De Amsterdamse schoolbesturen en gemeente hadden al enige tijd geleden laten weten dat er dit jaar voldoende capaciteit beschikbaar is van voldoende kwaliteit. In de dagvaarding, het document waarin de VSA de juridische redenering en eisen op schrift had gesteld, was een strategische opmerking opgenomen over de beschikbare capaciteit. Die kwam er op neer dat voor ouders openbare, katholieke, Montessori of Daltonscholen niet inwisselbaar zijn en dat daarom niet zomaar een optelsom gemaakt kan worden van alle beschikbare plaatsen van voldoende capaciteit om naast de prognose van het aantal nieuwe leerlingen te leggen.
De hamvraag die de VSA aan gemeente Amsterdam en de Amsterdamse schoolbesturen stelde was: welk belang van de Amsterdamse scholen weegt zo zwaar dat het kan rechtvaardigen dat gemeente en schoolbesturen Amsterdamse kinderen niet beschermen tegen ongelijkheid? De advocaat die optrad namens gemeente Amsterdam en de Amsterdamse schoolbesturen ontweek deze vraag en probeerde zoveel mogelijk zand in de raderen te strooien.
Wat zou het effect zijn als de eis van de VSA al werkelijkheid zou zijn dat Amsterdamse kinderen voorrang zouden hebben boven kinderen van buiten de stad? Dan zouden op deze zitting niet de ouders van de VSA maar ouders uit Abcoude, Zwanenburg en Landsmeer procederen! Ook werd gewezen op de bevoegdheid van scholen om toelatingsbeleid vast te stellen en dat daaruit voortvloeit dat de rechter slechts marginaal mag toetsen. Dat wil zeggen dat alleen als geen weldenkend mens zo zou handelen de rechter mag ingrijpen. Maar dat er wel meer weldenkende mensen zijn die net zo handelen als in Amsterdam blijkt bijvoorbeeld in Den Haag, waar al jarenlang een vergelijkbare situatie bestaat dat scholen zonder verdere voorrangsregels ook plaats bieden aan kinderen van buiten de stad.
Het scherpste tegenargument was misschien wel dat de door VSA gewenste voorrang op basis van de gemeentegrens zou gelden, terwijl voor bijvoorbeeld kinderen uit Abcoude scholen in Amsterdam Zuidoost dichterbij zijn dan scholen in andere gemeenten. Voorrang op basis van postcodegebieden zou volgens deze redenering meer voor de hand liggen, maar dat maakte geen deel uit van de eisen van de VSA.
Verder stond ter discussie wat nu precies de schade is voor de Amsterdamse kinderen en hun ouders. De VSA gaf aan dat de Kernprocedure en loting tot grote onzekerheid leiden bij veel kinderen en hun ouders in de periode van maart tot juni. Ook maakte de VSA duidelijk dat na uitloting op de school van eerste keuze de uitgelote kinderen en hun ouders te maken krijgen met het gegeven dat andere scholen van hun voorkeur inmiddels ook allemaal vol zitten. Dat maakt verkleining van de lotingskans door deelname van kinderen van buiten Amsterdam op in de ogen van de VSA onrechtvaardige gronden zo moeilijk te accepteren.
Toen de rechter vroeg of de stelling van de Amsterdamse schoolbesturen en de gemeente klopt dat er voldoende capaciteit van voldoende kwaliteit is erkende de advocaat van de VSA dat en trok de ‘vordering’ ten aanzien van voldoende capaciteit in. Merkwaardig genoeg gebeurde dat zonder dat over het punt van voor ouders niet inwisselbare geloofsrichtingen of onderwijsconcepten gesproken werd. Daarmee verloor de VSA een belangrijke troef. Immers, als er voldoende capaciteit is dan is loting minder schadelijk. Ook de advocaat van de gemeente en schoolbesturen wist een bijzondere wendig te geven aan de zaak door eerst te stellen dat de VSA niet serieus genoeg had geprobeerd overleg te voeren en daarna op te merken dat de Kernprocedure al sinds de zomer vastgesteld was en overleg alleen mogelijk was over de Kernprocedure voor het volgende schooljaar.
De rechter leek te twijfelen en vroeg zich af hoe het zou gaan met een leerling uit Diemen die naar een categoraal gymnasium wil. Die zou kansloos zijn als de eis van de VSA wordt toegewezen, omdat de categorale gymnasia tot de laatste plek gevuld zouden zijn met Amsterdamse kinderen als die voorrang krijgen. De VSA ging daarin mee en gaf aan een uitzondering voor categorale gymnasia te willen overwegen.
De rechter zal de uitspraak maandag 8 maart om 15.00 uur faxen naar de advocaten van beide partijen, de motivatie volgt op 18 maart. Dan zal blijken of de rechter voor veilig kiest, zoals zo vaak in rechtszaken tussen ouders en schoolbesturen, door de eisen van de VSA af te wijzen omdat marginale toetsing geen ruimte biedt om ze in te willigen. Of zal de rechter voor een verrassing zorgen en de pijn gelijk verdelen door als tijdelijke maatregel voor de helft van de beschikbare plaatsen per school voorrang voor Amsterdamse leerlingen op te leggen? Dat zou met zich meebrengen dat lotingen straks in twee stappen verlopen: eerst de ene helft van de plaatsen verloten onder Amsterdamse kinderen en dan de andere helft verloten onder uitgelote Amsterdamse kinderen en kinderen van buiten Amsterdam.
Voorrangsregels op basis van woonplaats of postcode leiden tot een gegarandeerde toevoer van leerlingen en prikkelen scholen minder om zich te onderscheiden op aanbod en kwaliteit. Dat neemt niet weg dat tijdelijke bescherming van Amsterdamse kinderen tegen ongelijke rechten waardevol kan zijn, zeker als het perspectief is om zo spoedig mogelijk een einde te maken aan regionale voorrangsregels in de grensgemeenten van Amsterdam. De Amsterdamse schoolbesturen en de gemeente zijn er nog onvoldoende in geslaagd om hun collega’s in de randgemeenten van die noodzaak te overtuigen. Ook praten ouders nog te weinig mee over de lange termijnplannen voor onderscheidend aanbod en kwaliteit in het Amsterdamse onderwijs. Daarom is het te prijzen dat een groep geëngageerde ouders veel werk heeft verzet om druk op dit proces te zetten. Ook als de VSA het kort geding verliest, is de stichting in staat om verder te procederen. Met de teller inmiddels al boven de 450 donateurs (standaarddonatie 100 euro) gaat de VSA het nog lang volhouden.