Een paar opmerkingen van OCO over het advies van de Onderwijsraad “Ouders als partners”:
De Onderwijsraad pleit in haar advies op het terrein van rechten en plichten voor rust, maar vooral handhaving van de bestaande regels. Via de Onderwijsinspectie uiteraard. Daarbij trekt de raad geen consequenties uit de eigen constateringen dat er wel veel papier is, maar de werkelijkheid nog wel eens van dat papier afwijkt. Opvallend is dat er erg weinig empirische gegevens geciteerd worden – wellicht ook omdat die niet bestaan. Als de raad zegt dat er bij 50% van de scholen in het primair onderwijs iets gebeurt, dan lijkt het of dat voldoende is. Maar het kan toch niet de bedoeling zijn dat 50% van de ouders niet als partner betrokken is?
Vanzelfsprekend
In het advies noemt de raad een aantal zaken “vanzelfsprekend”, zoals informatie, maar stelt tegelijkertijd dat die te weinig aandacht krijgen – dan zijn ze niet zo vanzelfsprekend. Het oordeel van de raad over het gevoerde beleid door het ministerie is nogal vernietigend: veel afzonderlijke initiatieven, maar weinig samenhang, veel aandacht voor bijzondere groepen van ouders, maar geen aandacht voor ouders in het algemeen,kortom: men doet maar wat.
Opvallend is de herhaling van de opmerking op een aantal plaatsen in het advies: ouders in het mbo en hbo zijn een vergeten groep en daar zou iets aan gedaan moeten worden. De raad zit op de netwerktoer: ouders moeten in netwerken samenwerken – ouder-ouder-contacten. Maar de uitwerking van die gedachte is verder wel een beetje vaag. Wie moet wat en wie betaalt? Er moet een stimuleringsmaatregel komen? Maar ook dat is vaag.
Samenwerken
De Onderwijsraad roept de Tweede Kamer, die om het advies gevraagd heeft, op in een kamerbrede motie meer aandacht voor de ouders te vragen. Dat lijkt voor OCO en de andere oudersorganisaties nou een mooie aanleiding om iedereen bij elkaar te roepen. Om daar een prachtige invulling van die motie te formuleren en dat dan aan de Kamer voor te leggen. OCO gaat daar in elk geval aan werken.