Gemiddeld oordeelt bijna de helft oordeelt positief (47%) over het stedelijk toelatingsbeleid, ongeveer een kwart (24%) van de ouders oordeelt negatief, de rest was neutraal of gaf geen antwoord. Bij de tevredenheid van ouders over het toelatingsbeleid speelt de vraag of hun kind op de school van hun 1e voorkeur geplaatst is een grote rol. Toch is nog ca 15% van de ouders waarvan een kind op de 1e voorkeursschool geplaatst is ontevreden over het toelatingsbeleid. In stadsdeel Zuid was de ontevredenheid het grootst: 39% van de ouders oordeelden negatief over het toelatingsbeleid. Deze ergernis is ook veroorzaakt door het feit dat tien scholen in Zuid niet meedoen aan het stedelijk toelatingsbeleid.
Ongeveer een kwart van de geënquêteerde hoogopgeleide ouders vond het plaatsingssysteem onduidelijk, bij laagopgeleide ouders gold dit slechts een op de tien. De meeste onduidelijkheid bestond over:
Andere vragen die ouders bleken te hebben zijn:
Verder klaagden ouders over het gebrek aan transparantie over beschikbare plekken, en over het feit dat scholen en de gemeente tegenstrijdige informatie gaven over hoe de loting werkt. Een ouder merkte op:
“Geen van de scholen die we bezocht hebben snapte het echt.”
De meeste ouders, acht op de tien, hebben een school binnen hun voorrangsgebied bovenaan hun voorkeurslijst gezet. Gemiddeld een op de tien ouders koos bewust voor een school buiten het voorrangsgebied. In Centrum en Noord deed slechts 2% van de ouders dat. In Zuidoost lag dit boven het gemiddelde, een verklaring daarvoor is misschien dat in Zuidoost alle scholen een plaatsingsgarantie hadden gegeven.
Bij ouders die een 1e of 2e voorkeurschool buiten hun voorrangsgebied hadden opgegeven is ruim de helft (57%) van hun kinderen daar geplaatst. Als de 1e of 2e voorkeurschool binnen het voorrangsgebied lag zijn bijna alle kinderen daarop geplaatst (99%). Er was ook een groep ouders die een 1e voorkeurschool buiten hun voorrangsgebied had opgegeven en een 2e voorkeurschool binnen hun voorrangsgebied. Daarvan is de helft geplaatst op de 1e voorkeurschool. De andere helft is niet geplaatst op een school binnen het voorrangsgebied, schrijven de onderzoekers. Of dit betekent dat ze helemaal niet geplaatst zijn wordt niet duidelijk vermeld.
Van de geënquêteerde ouders blijkt 10% strategisch te hebben gekozen, nog eens 13% zou misschien een andere keuze hebben gemaakt als alle scholen voldoende plek zouden hebben. Strategisch kiezen blijkt te lonen voor de geënquêteerde ouders, zij het slechts een beetje: Bij 83% van de strategische kiezers werd een kind op de eerste voorkeurschool geplaatst, dat lukte 69% van de ouders die niet strategisch hadden gekozen. Een kanttekening hierbij is dat het dilemma van populaire scholen buiten een voorrangsgebeid niet gelijkmatig verdeeld is in Amsterdam.
Ouders die positief zijn over het nieuwe beleid noemen daarvoor verschillende redenen:
Door ouders die het nieuwe toelatingssysteem (heel) slecht vinden worden vijf argumenten veel genoemd:
Een ouder:
“Voorrangsscholen zouden niet alleen afhankelijk moeten zijn van afstand maar ook van onderwijsvorm.”
Het belangrijkste bij het kiezen van een school is dat het een school in de buurt is (86%) en dat de sfeer op een school goed is (79%). Vervolgens worden inhoudelijke en kwaliteitselementen genoemd van een school, zoals het onderwijsconcept (50%), de gemiddelde Cito-score (46%) en het oordeel van de onderwijsinspectie (45%). Minder belangrijk voor de ouders zijn religie (8%) en of er (waarschijnlijk) plek zou zijn op de school (17%).
Ouders zijn ook bevraagd over de mate van menging die ze wenselijk vinden: kinderen met dezelfde achtergrond of liever veel verschillende achtergronden bij elkaar in de klas? De ideeën hierover zijn niet overal gelijk, al zijn de verschillen niet erg groot. De onderzoekers rapporteren dat ouders in Nieuw-West en Zuidoost relatief wat meer diversiteit wenselijk vinden, en ouders in Centrum en Zuid juist wat minder. Hetzelfde beeld geven respectievelijk laagopgeleide en hoogopgeleide ouders.
Het onderzoek naar de mening van ouders over het stedelijk toelatingsbeleid PO is uitgevoerd door het gemeentelijke bureau Onderzoek, Informatie en Statistiek (OIS).
Eind april 2015 werden 4.720 ouders per brief benaderd voor de enquête, 716 ouders deden mee. Daarvan hadden 278 ouders al een ouder kind op een basisschool, deze ouders hoefden maar één vraag in te vullen, de overige 474 ouders hebben de hele vragenlijst ingevuld. Van deze 474 ouders is 79% hoogopgeleid. Ter vergelijking: in Amsterdam is 39% van de ‘potentiële beroepsbevolking’ hoogopgeleid.
De eerste groep ouders die is uitgenodigd om mee te doen aan deze evaluatie zijn de ouders die hun kind voor 31 maart 2015 moesten aanmelden.
De onderzoekers van OIS moesten het doen met de antwoorden van ouders op de enquête, de onderzoekers hadden niet de beschikking over wat zij noemen het ‘registratiebestand’. Daarmee doelen de onderzoekers waarschijnlijk op het bestand dat gebruikt is door de computer die de plaatsingen uitvoerde namens de schoolbesturen. Of de schoolbesturen niet bereid waren (een geanonimiseerde versie van) dit bestand te delen is niet vermeld in het onderzoek. Wel schrijven de onderzoekers dat het met het ‘registratiebestand’ mogelijk zou zijn inzicht te krijgen in:
Download het onderzoek Ouders over het stedelijk toelatingsbeleid PO, resultaten eerste plaatsingsronde.