‘Het loopt de leraren over de schoenen’, is de boodschap van het item over passend onderwijs in Nieuwsuur van 6 mei 2017. In het item worden leerkrachten in het basisonderwijs aan het woord gelaten over de toegenomen werkdruk. De oorzaak hiervan zou de invoering van passend onderwijs zijn, en de toename van het aantal zorgleerlingen in de klas. Immers, zo stelt een leerkracht: ‘Verwijzen naar speciaal onderwijs kan niet meer.’
In een reactie in de uitzending geeft Liesbeth Verheggen, voorzitter van de Algemene Onderwijsbond (Aob), aan de signalen te herkennen uit eigen onderzoek onder hun leden. Ze geeft aan dat er meer behoefte is aan ondersteuning in de klas, en dat te veel geld hiervoor op de plank van samenwerkingsverbanden blijft liggen. Ook onderzoek van het Onderzoeksbureau DUO, overigens geen onderdeel van DUO/OCW, toont dat leraren klachten hebben over toegenomen werkdruk door meer zorgleerlingen in de klas. In dit onderzoek gaf een ruime meerderheid van de leerkrachten aan dat ze door de invoering van passend onderwijs een hogere werkdruk hebben (87%). Ook geven leraren aan dat ze door de aandacht die leerlingen met een extra ondersteuningsbehoefte vragen nu minder aandacht kunnen geven aan ‘gewone leerlingen’ (75%).
Het is een veelgehoord geluid: door passend onderwijs stijgt het aantal leerlingen dat extra ondersteuning nodig heeft op de reguliere school, en dit heeft direct gevolgen in de klas. In de uitzending van Nieuwsuur ging presentator Joost Karhof uit van ‘een paar extra leerlingen per klas’.
De cijfers laten echter zien dat er in de klas nauwelijks iets te merken is van een verschuiving van leerlingen van het speciaal onderwijs naar het regulier onderwijs. Het laatste rapport van de Inspectie van het Onderwijs over ‘De Staat van het Onderwijs‘ toont dit opnieuw. 81,7% van de reguliere basisscholen heeft er in 2016 geen enkele leerling vanuit het speciaal onderwijs bij gekregen.
Ook langer terug blijkt de verschuiving minimaal. In 2011 ging 95,2% van alle leerlingen in de basisschoolleeftijd naar een reguliere basisschool. De overige 4,8% ging naar een school voor speciaal basisonderwijs, of een school voor speciaal onderwijs. In 2016 was dit aantal toegenomen tot 95,8% van de leerlingen. Een verschuiving van slechts 0,6%.
In het voortgezet onderwijs zijn de cijfers vergelijkbaar. In 2011 ging 93,7% van de leerlingen naar een reguliere school, al dan niet met gebruik van LWOO. In 2017 ging dat om 93,5% van de leerlingen.
Eén van de doelstellingen van de invoering van passend onderwijs was dat leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben vaker op een reguliere school onderwijs kunnen volgen. Deze doelstelling wordt echter nauwelijks gehaald: er is praktisch geen verschuiving te zien in het percentage leerlingen dat speciaal onderwijs volgt. Het klopt dus niet met de cijfers dat leerkrachten het idee hebben dat er een toename is van het aantal ‘zorgleerlingen’ in hun klas. Waar dit beeld vandaan komt, en de ervaren extra werkdruk, verdient verder onderzoek. Mogelijk dat een toename van administratieve lasten of andere factoren hierbij een rol spelen. In de tussentijd zou het het gesprek over passend onderwijs gevoerd moeten worden op basis van vaststaande feiten.