Om het oplopende lerarentekort het hoofd te bieden en om de toenemende kansongelijkheid tegen te gaan is meer geld voor onderwijs nodig. Daarover waren vrijwel alle partijen die deelnamen aan het #onderwijsdebat020 het eens.
Alle partijen waren overtuigd van de urgentie van het lerarentekort en bereid samen te werken. Men was ook bereid te investeren. Er werden diverse randvoorwaarden genoemd, maar een concreet plan ontbrak nog. Voor voortzetting van de individuele lerarenbeurs is minder draagvlak. Er is wel animo voor continuering van de scholenbeurzen waar zowel PO, VO, als MBO van gebruik kunnen maken. Mits meer kennis wordt gedeeld en concretere voorwaarden worden gesteld.
De meeste partijen hebben ook uitgesproken dat ze voor een uitbreiding van het project Stadsscholen020 zijn. Met als motto dat het geld moet worden ingezet waar het ’t hardst nodig is en dat ongelijke kansen een ongelijke behandeling vergen. Daarnaast zijn een aantal partijen ook bereid om bijles of huiswerkbegeleiding toegankelijk te maken voor leerlingen van ouders die geen particuliere bijles of huiswerkbegeleiding kunnen betalen (dit werd nog bekrachtigd in Pakhuis de Zwijger door de ondertekening door zes partijen van het manifest Kansengelijkheid op vrijdag 9 maart 2018 in Pakhuis de Zwijger).
Ook de MBO Agenda waarmee professionalisering en samenwerking worden gestimuleerd moet worden voortgezet, vinden de meeste partijen. Ook hier geldt dat concretere afspraken worden verlangd. En ook wordt gepleit voor uitbreiding van de MBO Agenda met een vangnetfunctie voor kwetsbare leerlingen.
Erik Flentge (SP) is een voorstander van een vangnet in het MBO. Ook wil hij bewaken dat extra middelen bij de onderwijsteams terechtkomen in plaats van wegsijpelen in de managementkleilagen van het onderwijs. Hij deed daarbij een oproep aan de leraren: “Pak je vak terug en zorg dat je laat zien dat jullie degene zijn die het onderwijs maken.”
Simion Blom (GroenLinks) toonde grote bereidheid om te investeren en grote ambitie om kansongelijkheid te bestrijden: “In de moderne samenleving zien we juist nu dat die ongelijkheid in kansen aan het toenemen is. Op basis van een wijk waarin een kind woont. Op basis van de achtergrond van de ouders. Op basis van etniciteit en inkomen. Dat is gewoon schokkend. Volstrekt onacceptabel.”
Sofyan Mbarki (PvdA) gaf aan dat het lerarentekort ook een kans biedt om kwalitatief goede leraren binnen te halen en waarschuwde daarbij dat ook bij een lerarentekort kritisch gekeken moet worden naar niet bekwame docenten. “Het is moeilijk. Maar ik heb liever iets minder les en betere lessen. Dan lessen vullen, die eigenlijk soms meer schade toebrengen dan dat zij iets oplossen.”
Manju Reijmer (BIJ1): “Als jouw kind wordt achtergesteld in het onderwijs, dan is dat het enige waar je mee bezig bent. Want je wil het beste voor je kind.”
Numan Yilmaz (DENK): “Je merkt dat het voor heel veel minima toch een drempel is om een bepaald bedrag neer te leggen, om de kinderen naar de voorschool te brengen. Ik denk dat we als gemeente misschien daarin minima tegemoet kunnen komen. Het is landelijk beleid. Maar misschien kunnen we het vergoeden, of met fracties in Den Haag aandringen om het aan te passen.”
Dehlia Timman (D66) pleitte voor inclusiever onderwijs. Over de belangen van leraren, besturen en kinderen zei ze: “Ik denk dat het heel belangrijk is dat leraren in hun recht staan en in hun professionaliteit worden gesteund. Tegelijkertijd zie ik ook in Amsterdam dat er heel veel schoolbesturen zijn. En dat er nog wel eens wat concurrentie ontstaat. En dat is volgens mij niet altijd in het belang van de stad. En van de kinderen van de stad.”
Diederik Boomsma (CDA) over ouders en onderwijskwaliteit: “De kans dat je goed onderwijs ontwikkelt neemt toe als ouders echt betrokken zijn bij het onderwijs. En wanneer zijn ouders betrokken? Als ze echt het gevoel hebben dat ze ook mee kunnen doen. En als ze ook invloed hebben op wat er gebeurt.”
Don Ceder (ChristenUnie) over immateriële zaken: “Scholen zijn geen leerfabrieken maar waardegemeenschappen. Het zijn plekken waar jongeren tot volledige bloei en potentie kunnen komen. Niet alleen als het gaat om bepaalde vakken, ook als mens.”
Anne Marttin (VVD) noemde voor passend onderwijs minder bureaucratie en hechtere samenwerking met de samenwerkingsverbanden als verbeterpunten. Zij was expliciet over kwaliteitsafspraken bij onderwijsinvesteringen: “De VVD is voor vrijheid. Zeker de vrijheid van de docent. Maar wat ons heel erg irriteert is dat er heel veel geld ingaat maar dat je niet ziet wat eruit komt. En wij willen heel erg sturen op de kwaliteit die eruit komt.”
OCO heeft de standpunten over onderwijs van de politieke partijen uit hun verkiezingsprogramma gebundeld.
Hieronder een woordelijk verslag van het Onderwijsdebat020, het verslag is ook als download (pdf) beschikbaar. Het debat is uitgezonden via een livestream op de Facebookpagina van OCO en kan daar worden teruggekeken.
Goedenavond. Welkom op het Bindelmeer College. Heel fijn dat u allemaal gekomen bent. We gaan vandaag het onderwijsdebat020 voeren. Een debat met de gemeenteraadsleden en nieuwe kandidaatsraadsleden. De hele avond over onderwijs. Er zijn al veel debatten geweest. Ik schat dat er vanavond elders in de stad ook een stuk of zeven zijn, dus heel fijn dat u gekozen heeft om hier te komen. Mijn naam is Menno. Ik ben actief voor OCO en ik ga vandaag proberen om met negen mensen een gesprek te voeren. Dat is lastig. Ik hoop dat u daarbij wilt helpen. U kunt straks af en toe een vraag stellen. Mijn collega Floor loopt rond aan de zaalkant en zal af en toe ook inbreken in het gesprek als zij vanuit het publiek merkt dat iets toch niet helemaal duidelijk is. En soms kom ik er misschien niet uit, dan vraag ik even iets aan haar. Verder ga ik straks proberen, dat hebben we gisteren geoefend, om achter de raadsleden te staan zodat ik niet steeds tussen u en hen in sta. Dat gaat dan ongeveer zo. Laat ik eens even iemand uitzoeken. U bent?
Ik ben Sofyan Mbarki, lid van de Partij van de Arbeid.
Oké, dan gaan we gewoon voorzichtig op deze manier beginnen. Ik loop een beetje heen en weer. Ik bedenk dan dat het misschien handig is om te reageren, maar het kan voorkomen dat iemand anders iets wil zeggen. Steek dan gerust een hand op, liever niet met z’n negenen door elkaar praten. Regels zijn er verder niet zo zeer. We proberen gewoon een goed gesprek te voeren. Het doel van deze avond is om te ontdekken waar de overeenkomsten en verschillen zitten. Tegen een achtergrond van een toch wel alarmerend oplopend lerarentekort en ook zorgen over de toenemende kansenongelijkheid in de stad. Er zijn nog meer deelthema’s waar wij het vandaag over gaan hebben. Maar dat zijn denk ik de twee grote dingen.
Ik wil nog graag iets toevoegen. Voor de mensen die dat interessant vinden. De mensen die thuis met ons meekijken, wij zijn live via facebook. De video kunt u dus later terug zien. Dat betekent ook, mocht u iets willen zeggen wat niet voor iedereen is, dan is er aan het eind van het debat de mogelijkheid daarvoor. We willen namelijk iedereen thuis ook laten meeluisteren.
Ja. De hashtag is onderwijsdebat020 op twitter en facebook. En als er vragen zijn in de zaal, steek dan even uw hand op. Dan komt een collega naar u toe om uw vraag op een groot vel te schrijven. Dan kijken we wanneer die vraag kunnen oppikken en misschien helpt Floor daar dan ook bij om naar u toe te komen met een microfoon. Sofyan, om met jou te beginnen. Jij hebt een speciale positie. Behalve dat jij in de gemeenteraad zit, zit jij ook in de onderwijsraad. En we hebben natuurlijk het probleem vandaag: Wat heeft de gemeenteraad nou eigenlijk te zeggen over het onderwijs? En wat voor instrumenten heb je om iets te veranderen? Kan jij daar iets iets over zeggen? Even los van partij of kleur.
Nou wat ik erover kan zeggen. Onderwijs is natuurlijk voor een groot deel een landelijk thema. Omdat heel veel zaken landelijk aangestuurd zijn vanwege de uniformiteit en omdat we overal in het land hetzelfde doen. Ik denk dat lokaal de gemeente best veel kan. Als je bijvoorbeeld kijkt naar de thema’s die net geagendeerd zijn, leraren maar ook bijvoorbeeld achterstanden. Daar kan je als lokale overheid echt wel het een en ander mee doen. Alleen het verschilt natuurlijk wel. Ik wil het niet al te politiek maken. Welke politieke gedachten je erbij hebt. Vind je dat als gemeentebestuurder juist tegen onderwijs zou moeten aan bemoeien. Of juist helemaal niet. Daarin zit altijd wel een klein verschil. Afhankelijk van degene die het op dat moment het voor het zeggen heeft. We hebben recent bij de Onderwijsraad een advies geschreven over de veranderde rol van gemeentes. Met name ook in het licht van het hier en nu. Waar je voorheen zag dat onderwijs redelijk gekokerd was. Zie je dat het vandaag de dag. Bij wijze van spreken. Eén op één een link heeft met thema’s als jeugd. Je ziet dat decentralisatie hebben plaats gevonden. Die zijn vanuit de overheid belegd bij de gemeenten. Dus de gemeente gaat eigenlijk over het jeugdbeleid. Maar ook over het geld dat wordt besteed. Maar niet helemaal over het onderwijs. Dan zie je dat er op een gegeven moment ook spanningen kunnen ontstaan tussen enerzijds de gemeente die zegt: ’Ja, ik wil hier best wel geld voor geven. Maar ik weet dat jullie voor hetzelfde onderwerp ook geld krijgen.’ Neem bijvoorbeeld passend onderwijs. Daarin zie je dus jeugdzorggelden en geld wat vanuit de overheid bij het bestuur is neergelegd voor passend onderwijs. Daar zie je dan frictie ontstaan. Dus je kan heel veel. Maar het is soms ook creatief zijn. En ook: wat wil je als gemeente?
Dank je wel. We hebben niet zoals bij de gemeenteraad een klok lopen met spreektijd, maar dit was wel een heel uitgebreid antwoord. Het was niet politiek dan wordt het vanzelf langer. Statements die echt politiek zijn, graag kort en scherp. Maar je zegt: ’De gemeente krijgt steeds meer op zijn bord en krijgt er steeds meer middelen ervoor.’ Dehlia Timman, ik kom naar jou toe. Jij zit hier namens de nu nog grootste partij van Amsterdam, ook de onderwijswethouder. En wat eigenlijk een hele grote breuk was met het verleden is dat jullie zeiden: ’Je moet vertrouwen geven aan de leraar en je moet ruimte geven aan het schoolbestuur. Ieder zijn eigen verantwoordelijkheid.’ Wat voor sturingsgedachten zit erachter? Dan stel je geen normen en eisen, maar doe je het anders. Hoe?
Nou, ik denk dat we uit een periode kwamen waarin er heel goed werk was verzet. Door wat dwingendere methoden om van 42 zwakke scholen naar drie of vier te gaan. Dus toen onze wethouder begon zag het hele onderwijsklimaat er anders uit. In de zin dat heel veel scholen, eigenlijk bijna alle scholen, hun zaken goed op orde hadden. Als je dan iets extra’s wilt doen in het kader van professionalisering van leraren. Dan vind ik het heel mooi dat je ervoor kiest om leraren wat meer vrijheid te gunnen. En zelf hun trainer te laten kiezen. En zelf hun onderwerp te laten kiezen waar ze zich in willen verbeteren.
Oke, dus vrijheid is mooi. Het zit niet in jullie partijnaam, maar wel in jullie idealen. Als je nu zegt: „Het was eigenlijk een reactie op de periode ervoor, er was ook wel behoefte ontstaan aan die vrijheid. Hoe ga je dan verder? Nog meer vrijheid, nog meer vertrouwen? Of zeg je dat je dan toch wel nu iets anders moet doen?
Ik vind het voor leraren heel belangrijk dat zij een bepaalde vrijheid hebben in het uitoefenen van hun beroep. Ik denk dat het voor heel veel leraren ook een voorwaarde is om dat goed te kunnen doen. Zeker als je ziet dat het beroep leraar onaantrekkelijker wordt. Of in ieder geval, dat er een tekort is. Ik denk dat het heel belangrijk is dat leraren in hun recht staan en in hun professionaliteit worden gesteund. Tegelijkertijd zie ik ook in Amsterdam dat er heel veel schoolbesturen zijn. En dat er nog wel eens wat concurrentie ontstaat. En dat is volgens mij niet altijd in het belang van de stad. En van de kinderen van de stad.
Dus omgaan met die concurrentie, dat is best lastig, zeker als de belangen van de kinderen soms in de knel komen. Dan ga ik naar je collega, helemaal rechts, helemaal links voor u, dat was even schrikken Erik Flentge. Erik Flentge, coalitiepartij, samen met D66 op dit moment. Kijk je nu ook terug van: ’Dat was een goeie zet om meer ruimte en vertrouwen te geven aan de docent.’ Of zeg je: ’Het wordt nu ook wel tijd om wat eisen te stellen, want we maken ons nu wel heel erg zorgen over sommige dingen?’
Ja, ik maak mij erg zorgen over veel dingen. Dat komt waarschijnlijk vanavond nog wel allemaal aan de orde. Ruimte voor de docent zeker. Maar ruimte aan de schoolbesturen niet per se wat mij betreft. Ik zie wel dat er in het basisonderwijs, trouwens ook in het voortgezet onderwijs, te vaak een heleboel geld vanuit de overheid naar die schoolbesturen gaat. Maatschappelijk zeggen we allemaal dingen erbij: ’Dit willen we, dat willen we, kansengelijkheid.’ Noem het maar op. En eigenlijk moet je constateren dat we vaak toch niet precies weten wat er met dat geld gebeurt. Het lijkt een beetje een black box. En dan zeg ik het vrij hard. En dat we vaak onvoldoende sturing weten te krijgen vanuit de landelijke overheid. Misschien ook wel van de lokale overheid. Maar vooral de landelijke overheid. Waar het meeste geld vandaan komt. Dus ik zou zeggen, ik ben er best wel voor om in te grijpen in die enorme vrijheid van de besteding van de schoolbesturen. Lumpsum. Ik vind dat wij daar best wel veel meer sturing aan mogen geven. Wij willen in Nederland goed onderwijs en daar mag je ook bepaalde eisen aan stellen.
Dank je wel. Omdat we nu nog even te maken hebben met het zittende college in de laatste maanden ga ik naar de andere collatiepartij, mevrouw Marttin. U bent van de VVD. U zit op dit moment niet in de centrale stad in de gemeenteraad. U bent actief hier in Zuidoost. Maar u kunt misschien wel iets zeggen over hoe de VVD terug kijkt op dat ruimte geven en over hoe de VVD daar in verder zou willen.
Sowieso is het denk ik interessant voor de mensen om te weten dat ik zelf actief ben in het onderwijs. Ik zit in de directie van een grote scholengemeenschap, dus uit dat oogpunt heb ik daar wel ideeën over. De VVD is voor vrijheid. Zeker de vrijheid van de docent. Maar wat ons heel erg irriteert is dat er heel veel geld ingaat maar dat je niet ziet wat eruit komt. En wij willen heel erg sturen op de kwaliteit die eruit komt. Dus als dat niet in orde is, dan gaat er iets niet goed. En dan moet je met elkaar in gesprek.
En nu noemt u het woord kwaliteit. Dat vind ik als Onderwijs Consumenten Organisatie heel spannend. Hoe definieert u dat dan?
Dat is een lastige hé?
Komen we vanavond nog op terug. Laat ik eens even kijken. Groenlinks heeft volgens mij wel wat ideeën over wat relevante onderwijskwaliteit is want misschien heb je wel verschillende soorten.
Je hebt sowieso verschillende soorten definities van wat onderwijskwaliteit is. Maar ik denk dat in de kern onderwijs gewoon bedoeld is om datgene te halen uit een kind wat de potentie is van een kind. En het is bedoeld om daarnaast sowieso meer binding te creëren in de samenleving. Nederland is een kenniseconomie. Ik denk dat je het onderwijs ook op die manier moet blijven inrichten, dus er zijn verschillende definities en redenen waarom onderwijs belangrijk zou moeten zijn. Maar voor mij persoonlijk vind ik het heel erg belangrijk om echt te de aandacht te leggen op de toenemende ongelijkheid in het onderwijs.
Dus onderwijs als emancipatiemotor. Onderwijs om ongelijkheid op te heffen.
Precies, daarom is dat belangrijk. Maar we zien dat het niet genoeg gelukt anno 2018. In de moderne samenleving zien we juist nu dat die ongelijkheid in kansen aan het toenemen is. Op basis van een wijk waarin een kind woont. Op basis van de achtergrond van de ouders. Op basis van etniciteit en inkomen. Dat is gewoon schokkend. Volstrekt onacceptabel. Ik vind echt dat we in gezamenlijkheid het tij moeten keren. Kijk, de wet is heel duidelijk over de plichten van de lokale overheid ten aanzien van bijvoorbeeld het primair onderwijs. Dat is eigenlijk niet heel veel. Wettelijk gezien. Ik denk echt dat je als Amsterdam wel leiderschap moet tonen. Dat je af en toe ook op een dwingende manier wat moet zeggen tegen die scholen. Die er niet in slagen om de ongelijkheid weg te nemen. Of die juist versterkend werken op de segregatie. Dat je als lokale overheid gewoon echt leiderschap moet tonen. En dat je, als het moet, ook dwingend moet zijn. Dus de wet is duidelijk. Best kernachtig, Maar leiderschap, politieke stijl, bestuurlijke stijl, dat speelt een hele grote rol in de wijze waarop een probleem wel of niet wordt opgelost. En dat heb ik de afgelopen jaren gezien.
Oké, dank je wel. Ik zie zo vroeg in de avond zich meteen wel al iets aftekenen. Je denkt er toch wel heel anders over dan D66. Als Groenlinks zeg je: ’We moeten optreden en toch wel eisen stellen als het misgaat.’ D66 zegt als ik het goed samenvat tot nu toe: ’Als je vertrouwen geeft, dan levert dat ook kwaliteit op.’ VVD zegt: ’We moeten het gaan meten.’ Ik ga naar DENK. Straks misschien nieuw in de gemeenteraad. U bent zelf ook docent in het MBO. Ik heb Simion Blom de laatste jaren heel actief gezien in de gemeenteraad. Heel prominent aanwezig, ook heel actief in Zuidoost. Erik Flentge ook heel actief in de stad. Sofyan Mbarki ook heel actief in Nieuw-West, overal in de stad te vinden. En toch voelt een deel van de kiezers zich niet gerepresenteerd. En dat lijkt tot succes voor DENK te lijden. Als je nou kijkt naar onderwijs, is dat nou juist een gebied waar dat heel erg speelt of zit dat in hele andere zaken en is het eventuele bestaansrecht van DENK niet in onderwijs te vinden.
Ook in het onderwijs, zeker weten. Maar je moet het veel breder trekken. Het is niet alleen identiteitspolitiek. Maar een hele grote groep voelt zich inderdaad niet gehoord. Veel studenten en leerlingen willen zich identificeren met mensen natuurlijk. Dat is logisch. En in de politiek hebben zij tot nu toe eigenlijk nog niemand gevonden met wie zij zich konden identificeren. Zij voelden zich niet gehoord. Dat gebeurt nu wel. DENK probeert ook die mensen een stem te geven. Studenten ook vooral.
En dat geldt denk ik ook voor BIJ1. Ook zo’n nieuwe partij waar mensen zich aangesproken voelen, omdat ze nog niet gerepresenteerd voelen. Hoe zij jij dan de rol van het onderwijs daarin? En is onderwijs voor BIJ1 stemmers een doorslaggevend punt of zit het op andere gebieden?
Ja, ik denk absoluut dat het een doorslaggevend punt is. Ik denk dat onderwijs zo cruciaal is voor het dagelijkse leven voor iedereen. En dat het echt een onderwerp is wat hen dagelijks raakt. Wat ik merk van onze kiezers en onze achterban, is dat de verhalen vanuit de politiek niet aansluiten bij hun realiteit. Dus inderdaad. Als jouw kind wordt achtergesteld in het onderwijs, dan is dat het enige waar je mee bezig bent. Want je wil het beste voor je kind. Dus ja, absoluut een belangrijk onderwerp.
Oké, dank je wel. Ik ga naar de ChristenUnie. Bestaat al langer als partij, in tegenstelling tot BIJ1 en DENK. Misschien straks ook in de Amsterdams gemeenteraad. Voor jullie is onderwijs toch vooral een identiteitskwestie? Dus niet achtergesteld zijn, niet buitengesloten, maar juist een plek waarmee je je heel erg identificeert. Of ligt dat anders?
Het is inderdaad hoe je ernaar kijkt. Wanneer we naar onderwijs en scholen kijken, dan zijn scholen geen leerfabrieken maar waardegemeenschappen. Het zijn plekken waar jongeren, waar jonge mensen, tot volledige bloei en potentie kunnen komen. Maar niet alleen als het gaat om bepaalde specifieke vakken. Maar ook als mens. Dus wij proberen ook heel goed te kijken naar: ’Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat elke persoon in Nederland die onderwijs volgt uiteindelijk ook zijn identiteit vindt?’ En dat zie je nu ook in de samenleving. In Amsterdam zie je dat ook heel erg. De stad wordt steeds groter. Maar ik merk dat de sociale cohesie afbrokkelt. Dat mensen steeds meer langs elkaar heen leven. In plaats van met elkaar. En ik denk dat daar ook wel een stuk in zit rondom het vraagstuk: ’Hoe gaan we met elkaar om?’ En ik denk dat dat bij uitstek ook een vraag is die je op scholen zou moeten bespreken. Ik denk dat we inderdaad op de kwaliteitseisen van de scholen moeten zitten. Absoluut. Ben ik 100% voor. Maar ik denk ook dat we moeten afstappen van scholen zien als leerfabrieken. En leraren zien als machines. Die zo snel en goed mogelijk bepaalde eisen en bepaalde criteria in kinderen steken. Ik denk ook het gesprek ingaan en zorgen voor volwaardige mensen. Die klaar zijn voor de eerste stappen in de samenleving. Die kritisch en zelfstandig kunnen nadenken over wie ze zijn. En wat de wereld is. En hoe ze zich tot elkaar verhouden.
Oké, dank je wel. Daar zijn scholen met een sterke identiteit belangrijk voor. Het bijzonder onderwijs is heel lang beschermd door het CDA. Ik vrees dat dit mijn eigen telefoon is, die ga ik op stil zetten, excuses mensen. Nou is het CDA initiatiefnemer geweest van een scholenwedstrijd, het ontwikkelen van Onze Nieuwe School, ook wel bekend als de kraamkamer. Daar zijn vier mooie initiatieven uitgekomen. Hoe verhoudt zich dat nou tot het beschermen van de identiteit, want eigenlijk zijn jullie onderwijsvernieuwers waarbij je de identiteit overboord zet of zie ik dat verkeerd?
Nou het is niet de bedoeling om de identiteit overboord te zetten. Ik vind dat mijn buurman het eigenlijk heel mooi zei. Ik denk dat het onderwijs gaat om de vorming van de hele persoon. Maar daarbij gaat het inderdaad wel om de vrijheid van ouders en kinderen om te zoeken naar het type onderwijs waarvan zij denken dat het het beste bij hen past. Ik denk dat dat heel belangrijk is. Daarom staan we inderdaad pal voor die onderwijsvrijheid. En wat mij betreft betekent dat dat de overheid de plicht heeft om te zorgen voor passend onderwijs dat aansluit bij de wensen en verlangens van ouders en hun kinderen. Dat kan dus gaan om zowel inderdaad levensbeschouwelijke identiteit van de school. Omdat ouders denken: ’Nou, dat is voor mij belangrijk.’ Ik denk dat dat leidt tot het beste type onderwijs. Maar ook een bepaald onderwijsconcept. En daarom hebben we inderdaad ook gezegd: ’In Amsterdam is er ruimte voor nieuwe scholen, want er is er vraag.’ Dan is het heel belangrijk dat we ook kijken naar wat er leeft in de samenleving. We zagen inderdaad dat er een enorme energie was in de stad. En er kwamen enorm veel reacties op. Meer dan honderd reacties van mensen die een idee hadden voor een concept voor een school. Die dachten: ’Zo willen wij onze school inrichten.’ Wij denken dat dit het beste is. De kans op het beste onderwijs is denk ik ook wel een beetje: ’Schoonmaker blijf bij je leest.’ De kwaliteit van het onderwijs is echt de zaak van de scholen en de leraren. Ik zeg altijd: ’Het geheim van goed onderwijs is het geheim van de meester of meesteres.’ De kans dat dat goed komt. Dat je goed onderwijs ontwikkelt. Die neemt ook toe als ouders echt betrokken zijn bij het onderwijs. En wanneer zijn ouders betrokken? Als ze echt het gevoel hebben dat ze ook mee kunnen doen. En als ze ook invloed hebben op wat er gebeurt.
Goed. Ouderbetrokkenheid lijkt mij een heel positief iets, maar dat geldt voor iedere identiteit misschien. Floor, jij had net een vraag misschien of een aanvulling of het was niet duidelijk?
Nou waar ik eigenlijk even door getriggerd werd is het thema kansenongelijkheid, het thema segregatie. We hebben ook van een ouder de vraag gekregen: ’Hoe kan segregatie in het onderwijs worden voorkomen?’ En als ik kijk naar de vragen die we bij OCO van ouders krijgen, dan gaat dat vaak over: ’En wat betekent dit voor mijn kind?’ Dus ik ben heel benieuwd wat voor een voorstellen er zijn. Concrete voorstellen op het moment dat jullie bepalend zijn in het onderwijsbeleid. Wat gaat een ouder, wat gaat een kind, op het terrein van kansenongelijkheid en het tegengaan van segregatie, daar van merken?
Floor, is dat één vraag of zijn het er twee? Kansenongelijkheid en segregatie?
Het zijn er een heleboel. Ik denk dat ze wel iets met elkaar te maken hebben.
En stel je hem aan iemand in het bijzonder of is het wie het eerst zijn hand opsteekt?
Ik ben van de eerlijkheid, wie het eerst zijn hand opsteekt. Kijk!
Dus de concrete vraag was: ’Wat zijn de concrete voorstellen? Concrete maatregelen die je moet invoeren vanwege die toenemende kansenongelijkheid?’ Het is natuurlijk een veelkoppig monster. Een probleem dat je niet in één jaar gaat tackelen. Ik denk dat je allereerst gewoon moet erkennen als overheid dat het onderwijs, de afgelopen jaren in de periode dat de overheid wat meer op afstand stond, niet heeft laten zien die ongelijkheid terug te dringen. Dus ik denk dat je een wat meer sturende overheid nodig hebt. Op dat onderwerp. En ik denk dat als het bijvoorbeeld gaat om informeel onderwijs, we zien dat het in de stad ook heel erg verschilt. Je hebt heel veel ouders met wat meer. Met een dikke portemonnee. Ten opzichte van ouders die dat niet hebben. Die kunnen dan hele goede dure huiswerkbegeleiding en bijlessen inkopen. Maar ik denk dat ook andere kinderen daar enorm baat bij zouden hebben. Probeer als overheid dat gewoon voor iedereen toegankelijk te maken. Daarin heb ik heel goed samengewerkt met de SP. Dat is één ding wat je zou kunnen doen.
Zullen we even op dat punt van het informeel onderwijs doorgaan? Dan komen we later op andere instrumenten terug. Is dat goed? Dan kom ik zo bij je terug. Erik Flentge, dat deden jullie samen, dat pleidooi voor informeel onderwijs. Is dat iets wat het volgende college zou kunnen gaan uitvoeren? Want het is nu alleen nog bij onderzoeken gebleven.
Ja. Daar kan het volgende college mee aan de slag, denk ik. Het is aanvullend op het onderwijs. Ik bedoel. Ik maak mij geen illusies. Dat het informeel onderwijs. Wat nu vaak gedefinieerd wordt als: ’kinderen met rijkere ouders.’ Ik zeg het maar even zo: ’Ouders met een iets gevuldere portemonnee kunnen bijlessen inkopen.’ Het is juist vaak voor kinderen met minder rijke ouders een weg die niet begaanbaar is of veel minder begaanbaar is. Dus daar geloof ik wel in. Maar ik geloof niet dat het in plaats van goed onderwijs komt. Als je mij echt vraagt. De vraag die Floor stelt over kansengelijkheid, misschien wel segregatie. Of eigenlijk weer een hoofdstukje apart daarbinnen. Kansengelijkheid begint echt bij de leraar en eindigt ook bij de leraar. Dus we kunnen hier prachtige mooie dingen optuigen. Maar een goeie professionele leraar, dat is de essentie. En juist dan zie je. Dat bij het lerarentekort. Dat nu in de stad groot aanwezig is. Trouwens in heel Nederland, van Amsterdam tot Appelscha overal aanwezig is. Dat het juist in die scholen waar de meeste kwetsbare leerlingen zitten. Die van huis uit niet alles mee krijgen. Dat het daar ook het grootste probleem is nog eens een keer. Dus laten we beginnen met het lerarentekort. En goeie leraren. Want het idiote is: We komen niet eens toe aan de vraag om kwalitatief betere leraren te krijgen en daar eisen aan te stellen. De Pabo’s te verbeteren. Ik sprak net met een jongen hier van de techniek. En die heeft het ook over een lerarenopleiding of onderwijsassistent. Die zegt: ’Dat eeuwige geknutsel, ik wil dat niet de hele tijd.’ Nou dat soort vragen komen we bijna niet aan toe. Omdat we eigenlijk alleen maar de gaten aan het vullen zijn. En dat we blij zijn dat er überhaupt iemand voor de klas staat.
Ja, die gaten dreigen groter te worden. Floor, we hebben Harry Dobbelaar in de zaal. Dat is een bestuurder en de bestuurders voeren tegenwoordig actie. Dat heet ’Op=Op.’ We hebben ook hun spandoek hier opgehangen. Dus die kan dat misschien toelichten. Eerst nog even terwijl jullie elkaar opzoeken, jij wilde reageren.
Ja, ik wilde heel concreet over die kansengelijkheid. We zijn in de gemeenteraad drie jaar geleden begonnen met het project Stadsscholen 020. Dat gaat heel specifiek en concreet over kansengelijkheid. Dat zoomt in op een aantal scholen waarbij relatief veel gewichtenleerlingen op school zitten. Daar gaat extra geld naar toe. Maar niet alleen extra geld. Ook extra aandacht. De afgelopen drie jaar hebben ze daar van alles geprobeerd om te kijken hoe je er nou voor zorgt dat je op dat soort scholen. Waar meer kinderen zitten die het moeilijk thuis hebben. Hoe je ervoor zorgt dat dat een veilige haven wordt. En dat je ook op die scholen ervoor zorgt dat die kinderen hun volle potentie benutten. En als u mij dan vraagt: ’Wat zien wij de volgende periode terug?’ Dan denk ik dat we met resultaten uit die eerste drie jaar. Dat we dat heel sterk door kunnen zetten vanaf hier.
Ik ga even naar Sofyan Mbarki, want die zegt terecht dat we hem voor de intro gebruikt hebben en hij vervolgens nog geen politiek statement heeft kunnen maken. Gaat dit over kansenongelijkheid?
Nee, ik denk ik kan ook als expert gewoon de hele avond hier blijven zitten. Maar ik heb ook een politieke mening. Als het gaat om het thema kansenongelijkheid. En we zien inderdaad uit heel veel rapporten dat er sprake is van een groter wordende kloof tussen jongeren in de stad. Maar ik weet niet of we het alleen bij het onderwijs kunnen neerleggen. Ik denk dat er ook gewoon sociologische ontwikkelingen spelen in onze samenleving, die ook maken dat die ongelijkheid groter wordt. Kijk ook bijvoorbeeld naar het thema als de woningmarkt. De wijken veranderen. Dus dat speelt ook een rol. Maar ik denk wel dat onderwijs een rol heeft. En een belangrijke rol. Om met kansenongelijkheid aan de slag te gaan. Ik zie ook een rol voor ons als gemeente. En dat is denk ik het verschil wat ik probeer te benadrukken. Bijvoorbeeld wat er de afgelopen vier jaar is gebeurd. Ik geloof niet dat je middels lerarenbeurzen. En die overal over de stad uit te smeren. Dat je daarmee kansenongelijkheid verkleint. Juist op plekken waar je extra moet investeren zul je extra moeten investeren. Want er zijn ook scholen waarbij het hartstikke goed gaat. Waarbij het ook zonder gemeentelijke ondersteuning lukt. Ik zeg niet dat je helemaal niets meer moet doen. Want je moet ook kijken naar die leerling. Dat ze ook gebruik kunnen maken van gemeenschapsgeld. Maar uiteindelijk, als gemeente investeer je extra. En dat extra geld dat moet daar komen waar het nodig is. Vergeet ook niet. Wij gaan ook niet over de controle van het doel. De kwaliteit van het onderwijs ligt bij de schoolbesturen. De inspectie controleert dat. Wij zetten extra middelen in. En ik vind echt dat als je extra middelen inzet als gemeente. Dat je dan ook wel goed afspraken moet maken over wat het moet opleveren. En ik vind dat de afgelopen vier jaar. Weet ik niet wat het heeft opgeleverd als het gaat om het tegengaan van segregatie en kansenongelijkheid.
Oké, ik kom zo bij jullie. Nog even ter verduidelijking. Je zegt: ’Je moet gaan meten wat het heeft opgeleverd.’ Staat ook in jullie programma. Als je je omdraait, ik loop even naar het spandoek: ’Open over leeropbrengsten.’ Jullie zijn daar vrij specifiek over. Maar de VVD, daar ga ik nu naartoe, die zegt ook: ’Je moet toch wel echt sturen op dat je weet waar je het over hebt.’ En nou zit hier in de zaal een onderzoeker van OCO, Henk Blok. Die heeft onderzoek gedaan naar resultaten. Leeropbrengsten met gewichten leerlingen. En die waarschuwt eigenlijk dat als je als overheid dat geld straks gaat uitsmeren. Gewoon aan de scholen gaat geven van doe daar maar iets mee. Dat je dan niet weet of die leerlingen waar het om gaat daarop vooruitgaan. Gewoon, omdat je niet kan meten. Dus u heeft er over nagedacht en het staat in uw programma. Hoe gaat u dat meten?
Nou ik ben het er helemaal mee eens inderdaad. Als je investeert, moet je van tevoren ook bespreken wat er uit moet komen. Dus je moet vooraf zeggen wat je verwacht. En als je vooraf van tevoren met elkaar zegt: ’Van nou zo en zo en zo gaan we het meten.’ Dan kan je dat ook meten. En ik ben er wel voor dat leraren gewoon de vrijheid houden. Want een docent, ieder heeft zijn eigen manier, zijn eigen stijl. Maar je moet uiteindelijk wel zorgen dat het geld goed geïnvesteerd wordt. En je ziet nu bijvoorbeeld bij passend onderwijs dat er heel veel extra geld naartoe is gegaan. Maar je ziet niet dat er meer kinderen. Nou het rendement is moeilijk meetbaar. Laat ik het zo voorzichtig formuleren. En dat is heel jammer. Want dan wordt het in een black box gestopt, waar net al over gesproken werd. En dan heb je geen idee wat er uitkomt. Dus volgens mij moet je vooraf veel beter nadenken over hoe je dat met elkaar kan meten.
Dank je wel, ik loop even helemaal naar de andere kant. Floor, ging Harry Dobbelaar nog iets zeggen over het lerarentekort?
Ja, Harry Dobbelaar ging nog iets zeggen vermoed ik. Maar in de tussentijd kregen we ook een redelijk fundamentele vraag uit het publiek en dat is: ’Er wordt hier wel steeds gezegd, de toenemende kansenongelijkheid, maar is dat wel zo?’ Hoe zeker weten we dat?
Dat weten we heel erg zeker. Maar dat is misschien goed als de politici daar iets over zeggen. Ik zie ook iemand uit de zaal zijn hand op steken. Misschien kun jij dat meenemen in wat je net wou zeggen. Wat is onze bron daarvoor, dat we het zeker menen te weten?
Nou de mooiste bron vind ik altijd: Ga de school in en je ziet het. Want we kunnen allerlei onderwijsonderzoeken erbij halen. Maar kijk om je heen en je ziet dat er een concentratie is. De maatschappelijke problemen komen heel vaak met kindervoeten de school binnen. Of op pubervoeten, als het gaat om het voortgezet onderwijs. En dat zie je in de school. Daar zitten klassen met soms dertig leerlingen bij elkaar. En tien daarvan, of vijftien daarvan, hebben een flink probleem. Misschien en taalachterstand. En de juf moet ook nog voor drie, vier leerlingen passend onderwijs, handelingsplannen, ontwikkelingsperspectieven, enzovoorts schetsen. Dat moet je allemaal maar bij elkaar in één klap zien te doen. Dus heel noodzakelijk waar Dehlia Timman (D66) net naar verwees, Stadsscholen. Heel noodzakelijk om daar in te blijven investeren. Maar nou heeft de overheid heel lang de gewichtenregeling uitgekleed. Ik weet niet of jullie die kennen. Het is extra geld voor leerlingen die je extra steun zou willen geven. Eigenlijk is het probleem door de landelijke overheid nu weg gedefinieerd. Gewoon door de definitie aan te passen. Dat is letterlijk wat er gebeurd is. Wij kunnen lokaal gaten vullen. Maar laten we dan ook doorpakken. Dat zeg ik ook tegen D66, want we willen verder daarmee. De Focusscholen hebben al een berekening gemaakt. Die zeggen dertig miljoen volgens mij. De scholen die echt extra hulp nodig hebben. Of we daar komen of niet. In de berekening van de wethouder komen we op zestien miljoen uit. Die hebben een nieuwe definitie gemaakt. Laat de waarheid ergens in het midden liggen. Ik weet het nog niet exact. Wat de exacte rekensom gaat zijn. Maar wel dat we met elkaar moeten investeren en dan niet perse door het meten, meten, meten. Er is al een Onderwijsinspectie, jongens. Niet alle rekenmachines erbij gaan halen. Alsjeblieft, hou op want het is bureaucratie. Dan verdampt het geld daarheen. Alsjeblieft, doe dat nou niet. We hebben de Onderwijsinspectie, die meten. Maar zorg er wel voor dat je het op de werkvloer ziet. Dat het daar besteed wordt in kleine klassen en voldoende handen in de klas. En dan één blik in de klaslokaal: en je weet het.
Voldoende handen in de klas. Ik geef hem even door.
Sowieso een heel belangrijk onderwerp, kansenongelijkheid. Mijn naam is Harry Dobbelaar, bestuurder van de stichting Bijzonderwijs. Scholengroep hier in Amsterdam Zuidoost. Dus ik weet waar we het over hebben. Belangrijk onderwerp. Waar ik even aandacht voor wil vragen is het lerarentekort. Want zonder leraren kunnen we geen kleine klassen hebben. We hebben een ander probleem volgens mij in deze stad. En dat probleem daar zitten we nu volop in. Als het goed is hebben jullie kennis kunnen nemen van de actie Op=Op. Dat is een actie van BBO, Breed Bestuurlijk Overleg in Amsterdam. ’Op’ staat voor onderwijsgevend personeel. En dat is op. Daar hebben we elke dag mee te maken. We hebben deze actie opgezet om aandacht te vragen aan jullie. Omdat tenminste een aantal van jullie na 21 maart in de coalitie komen te zitten. En om het beleid van de gemeente Amsterdam wat op dit moment ingezet wordt. Waar wij ontzettend tevreden mee zijn. Met incidentele maatregelen als het gaat om bedrijfskostenvergoeding. Incidentele maatregelen als het gaat over huisvesting. Incidentele maatregelen als het gaat om zij-instromers. Fantastische maatregelen. Veel geld. We doen ontzettend veel met elkaar. Met de gemeente Amsterdam. Met de schoolbesturen. Dat doen we in de stuurgroep Amsterdams onderwijs Opgaven. Daar zijn alle kennisinstellingen van deze stad in vertegenwoordigd. Maar we hebben het ook na 21 maart nodig. Dat is het appel dat hier ligt. Echt, de nood is hoog. Het water staat aan onze lippen. Ga door met de investeringen die er zijn. En maak ze structureel.
Dank. Ik kom bij jou terug. Allemaal dure goede voornemens. Het college dat er nu zit heeft als ik het mij heb laten vertellen veertig miljoen extra uitgegeven, ten opzichte van wat heb ik niet helemaal scherp gekregen. Misschien ten opzichte van daarvoor of wat er binnenkomt. Dat is niet helemaal duidelijk maar het klinkt goed. Maar als je al deze wensen wil honoreren, moet dat dan nog verder omhoog? Want dan hebben misschien nieuws, want tot nu toe is onderwijs eigenlijk geen groot issue deze verkiezingen. Het gaat over wonen, het gaat over de drukte in de stad. Het is eigenlijk gek. Kansenongelijkheid neemt toe. Scholen moeten klassen naar huis sturen. Dus onderwijs staat eigenlijk op één. Maar dat betekent meer geld. Of betekent het kiezen: geen lerarenbeurs meer en al het geld naar de focusscholen?
Wat mij betreft betekent dat meer geld naar het onderwijs.
Nou laat ik meteen de microfoon weghalen, die is binnen.
Kijk dat is iets te algemeen. Iedereen wil dat. Trouwens, misschien is meer geld niet altijd de oplossing. Het gaat om slimmer inleggen. Kijk, de Onderwijsinspectie die heeft het vaker genoemd. Met name bij monde van de hoofdinspecteur. Die zegt: ’Ongelijkheid moet je bestrijden door middel van een ongelijke benadering.’ Juist het algemeen uitstorten van beleid, zonder dat je daar duidelijke meetinstrumenten voor formuleert, kan juist de ongelijkheid vergroten. Omdat groepen waarvoor dat geld niet per se voor bedoeld is…
Oke, maar eventjes om je te onderbreken. Wacht even, ik haal daar een vraag uit. Misschien kan je dat verduidelijken. Jij zegt ongelijk kansen bieden, om de ongelijkheid te compenseren. Want de een heeft gewoon meer actie nodig om op gelijk niveau te komen. Maar brengt dat niet met zich mee dat je ook concentratiescholen krijgt, die juist weer de segregatie gaan versterken? Hoe zie jij die in verhouding? Wat is nu belangrijker? Wat komt op één?
Ik zie dat eigenlijk niet zo. Ik heb niet het idee dat dat per se een gevolg hoeft te zijn. Wij hebben heel veel geïnvesteerd in zoiets als een Lerarenbeurs en een Scholenbeurs. Ik denk zeker dat het voordelen heeft gehad. Maar ik kan als gemeenteraadslid niet zeggen wat daadwerkelijk de concrete effecten zijn geweest. Ik denk dat als het gaat om zulke specifieke problemen. Zoals de toenemende kansenongelijkheid. Superfundamenteel. Dan vind ik gewoon dat je keuzes moet maken. Want dat verdienen onze kinderen. En als het gaat om die concentratiescholen. Ik denk dat er heel veel hoopvolle voorbeelden zijn van concentratiescholen. Heel vervelende term. Scholen met heel veel gewichtenleerlingen. Er zijn heel veel van dat soort scholen in Amsterdam, die wel laten zien dat zij bovengemiddelde prestaties kunnen bieden. Het idee is vaak onbewust ook: ’Ja, het zijn concentratiescholen, zwarte scholen, alleen maar gewichtenleerlingen, dus het zal wel drie generaties duren voordat die kinderen op bevolkingsgroep gemiddeld gaan presteren.’ Nee! Er zijn scholen in Amsterdam die excellent zijn. Ondanks dat zij negentig procent concentratieleerlingen hebben. Laten we dat soort voorbeelden gewoon voor het voetlicht brengen. En andere scholen laten leren daarvan. Ik denk dat je dat op een goede manier kan doen. Door gewoon keuzes te maken. En door veel scherper te investeren in dat soort scholen. En in die kennisdeling.
Kennisdeling, heel belangrijk. Dus het hoeft niet allemaal meer geld te kosten. Sofyan, waar zou jij jouw geld op zetten? Doorgaan met de lerarenbeurzen of het geld overhevelen? Of zeg je: ’Als je lerarentekort hebt, moet je werken in Amsterdam ook aantrekkelijker maken en moet je het gewoon allebei doen, je ontkomt er niet aan?’ Hoe zie jij dat?
Ik denk, je kan niet zeggen: ’Ik doe alleen dit en dat andere laat ik.’ Ik denk waar we nu voor staan, is dat we inderdaad te maken hebben met een lerarentekort. En dat lerarentekort leidt gewoon tot zoveel zaken, waar je als gemeente niet van kan wegkijken. Ik geloof alleen wel dat we goed moeten kijken hoe we dat geld moeten inzetten. En ook heel alert moeten zijn op een aspect dat we eerder ook hebben meegemaakt. Dat is dat we ten tijde van schaarste soms ook genoegen nemen met ’net niet’. Zolang er maar iemand voor de klas staat. En dat is ook wel een probleem om te agenderen. Want toen ik zelf nog voor de klas stond. In het begin van mijn raadsperiode zat ik nog in het management van de school en zat ik in de Raad. Ik deed toen niet het woord op het onderwijsthema, dat heb ik toen netjes gescheiden. Maar waar ik tegenaan liep is het volgende: Dat die lerarenbeurzen vooral werden aangevraagd door docenten waar ik juist niet zoveel last van had. De docent die wel de weg weet te vinden, die was als eerste bereid om het te doen. Terwijl waar het probleem juist zat: Bij die docenten waar men zich al jaren zorgen over maakte. En waarvan je ook dacht: ’Dat is nou net iemand die de kwaliteit van de lessen en van de school niet naar een hoge plan tilt.’ Daar moet je iets mee. Dus ik hoop ook echt dat we misschien meer moeten investeren het komende jaar als het gaat om het lerarentekort. Dat we dan ook de juiste mensen binnen halen. Die ook de komende jaren binnen het Amsterdamse onderwijs aan de slag gaan. Dus het is een moeilijke situatie. Maar ik denk: Het is moeilijk. Maar het is ook een kans. Om ook nu gewoon met elkaar goed te gaan kijken. Ook met de lerarenopleidingen in de stad. Wat gaan we samen doen? En ik wil deze benoemen: De mensen die op dit moment in het onderwijs werken, maar niet bevoegd zijn maar wel bekwaam. Want die hebben we echt. Om die zo snel mogelijk via trajecten bevoegd te maken. Maar ook niet bang zijn om de mensen die bevoegd zijn maar niet bekwaam zijn… Het is moeilijk. Maar ik heb liever iets minder les en betere lessen. Dan lessen vullen, die eigenlijk soms meer schade toebrengen dan dat zij iets oplossen. Dus ik denk als het gaat om het lerarentekort. Het is een probleem en we moeten het echt breed aanvliegen. En alles op alles zetten om hier goede mensen naartoe te trekken. En als het dan gaat om in de gelden in de breedte. Ik geloof er echt in dat je besturen moet faciliteren. Uiteindelijk weten besturen ook wat zij nodig hebben. Dus ik geloof ook echt in de Scholenbeurzen zoals die begonnen zijn. Ik ben er niet gelijk voor om die af te schaffen. Maar wel met vertrouwen. Wat je moet hebben in elkaar als schoolbestuur en als gemeente. Dus die relatie moet goed zijn. Maar het andere geld, met name die Lerarenbeurs. Daarvan zou ik zeggen laten we vooral kijken hoe we dat geld inzetten in de stad op plekken waar het het hardst nodig is. En daar maak ik een hele duidelijke keuze. Want daarmee ga ik kansongelijk ook tegen. En als het dan gaat om de opbrengsten, die kunnen op meerdere manieren aangetoond worden. Je kan ook gewoon kijken naar de tevredenheid van ouders, tevredenheid van de kinderen en tevredenheid van de docenten. Het zijn allemaal zaken die je kunt meenemen in de beoordeling van: ’Hé, draagt dit ergens aan bij of niet?’
Duidelijk. Er zijn verschillende manieren om tot het resultaat te komen en om de kwaliteit te bereiken. Jullie kiezen heel duidelijk voor: ’Ga eerst ervoor waar de nood het hoogst is. Uiteindelijk leidt dat tot goede kwaliteit en daar profiteert iedereen van.’ Een andere route zou zijn: ’Zorg dat alle docenten goed worden, dan verdwijnen de verschillen tussen de scholen.’ Is die keuze tot nu toe in de stad eigenlijk aan de scholen zelf overgelaten? Was dat een gevolg van die kwaliteitsaanpak tot nu toe? De Lerarenbeurs en de ruimte die scholen hadden? Vind je dat we dan nu eigenlijk te laat zijn, Erik Flente, om daarop te reageren? Of is het voor iedereen een verrassing geweest? Jij zei net: ’Ga op de scholen kijken. Het is helemaal geen verrassing. Je ziet het gewoon die kansenongelijkheid.’ Mijn vraag is, met de ruimte die de scholen hebben gehad: Zijn er misschien scholen geweest die hebben gekozen voor kwaliteit in de breedte? Met ondersteuning van docenten in de breedte komen de resultaten vanzelf. Andere scholen hebben heel erg gericht ingezet op ondersteuning van de kinderen met de grootste achterstanden. Is dat iets waar de gemeente meer in moet gaan sturen? Of moet je toch de ruimte laten bij de schoolbesturen om daar eigen keuzes in te maken?
Ja. Wat mij betreft vooral de ruimte van de teams en de schooldirecteuren. Als het gaat om basisonderwijs en het voorgezet onderwijs. En MBO is alweer een volstrekt ander verhaal. Dan is de schaal alweer volstrekt anders. Maar zeker als we het nu even hebben over basisonderwijs en voortgezet onderwijs. Ik denk dat daar vooral de teams ruimte moeten krijgen. Ik geloof niet in ruimte voor de schoolbesturen, zoals ik je net ook al aangaf. Want de black box, die ik eerder noemde, die blijft. Het geld sijpelt. Het komt heel vaak niet op de werkvloer terecht. En komt niet in de klassen. En niet in extra handen. Het komt overal terecht behalve daar. Maar ik geloof wel in ruimte voor teams. Ik denk vanuit de overheid, zeker de plaatselijke overheid: ’Trek niet een te grote broek aan.’ Denk niet dat wij hier de onderwijskansen en de gelijkheid in één keer in Amsterdam voor elkaar kunnen krijgen. Dat is in essentie ook een landelijke financiering, die ruimhartig zal moeten zijn. Je kunt hier heel veel mooie dingen doen. Dus ik maak me ook niet te klein. Je kunt heel veel mooie dingen doen. Dat moeten we ook doen. Maar geef vooral ook ruimte aan de teams. Ga dus niet extra meetinstrumenten optuigen. Want daar ben ik dan bang voor. Als we gaan sturen, want dat is jouw vraag, leidt dat tot meetinstrumenten. Dan gaan we nog meer lijstjes bijhouden. En ik weet het resultaat wel: Die leraar of schooldirecteur wordt geconfronteerd met nog meer bureaucratie. En dat geld komt niet terecht in kleine klassen en extra handen.
Ik zie steeds meer reacties hier in de rij. Ik ga eventjes heel kort hier.
Ja, heel kort alleen. Ik wilde even reageren op wat Erik Flentge net zei. Ik ben het met hem eens met dat het geld moet komen daar waar het hoort. Maar ik denk wel dat het belangrijk is dat we die verstandhouding tussen de gemeente en het bestuur gaan optimaliseren. Want het geld storten we uiteindelijk op de rekening van het bestuur. En als we het geld daar storten, dan moeten we ook er vanuit gaan dat het daar komt. En als we zo blijven communiceren met besturen, dan vrees ik dat we echt weer terug naar af gaan. Dus ik ben het met je eens. Maar ik denk dat wij de besturen wel daarvoor nodig hebben. Wij doen zaken met het bestuur. En we moeten erop kunnen vertrouwen dat het bestuur het geld daar brengt waar het hoort. En daar kun je afspraken over maken. Helemaal met je eens. Maar ik denk. Nee, ik hoor net wel in de woorden. Ik vind wel. De besturen in de stad. We hebben elkaar nodig. Wij spelen een rol. De besturen spelen ook een rol. We hoeven ze niet verdacht te maken. Want zij zijn uiteindelijk ook degene met wie we communiceren.
Er zit een hele goede bestuurder daar in de zaal. Dus ik ken hele goede bestuurders hier. Het gaat niet om bestuurders verdacht te maken. Maar Sofyan, jij weet net zo goed als ik. Dat van basisonderwijs tot MBO. Dat geld van het onderwijs vaak niet besteed wordt, niet terecht komt waar het bedoeld is. En heel Nederland kijkt mee en zegt: ’We willen dit. We willen kansengelijkheid. Maar we krijgen niet het resultaat.’ Waar zit dat in? Het sijpelt weg in allerlei dingen die niet de essentie van het onderwijs zijn.
Ik ga even naar de andere kant. Jij zegt: ’Kijk vooral naar de teams. Bewaak de relaties met de besturen.’ Is er iets mis met die relatie met de besturen? Ik dacht dat jullie juist van ruimte geven waren en dat die relatie eigenlijk, ja, hoeveel beter kan die dan nog?
Nou, dat vind ik wel interessant om te zeggen. Ik wil nog één ding zeggen over die kansengelijkheid. Want we hebben het over kansengelijkheid. En we hebben het ook over onderwijssegregatie. Dat zijn eigenlijk twee verschillende deelproblemen. Ze hebben wel met elkaar te maken. Maar het is niet precies hetzelfde. Want wat je ziet. Als je gaat investeren in bepaalde scholen. Waarvan wij weten: daar zit een concentratie met achterstandsleerlingen. Ouders met een hoger opgeleide achtergrond, die merken op een gegeven moment dat dat een school is waar extra steun en middelen naartoe gaan, omdat het een concentratieschool is. Die zullen er dan voor kiezen om toch net even iets verder naar school te gaan. En die gaan dan die scholen mijden en dan krijg je een ongewenst bijeffect, namelijk segregatie. Dus zo simpel is het allemaal niet. Dat is eigenlijk mijn eerste punt. Mijn tweede punt gaat over die besturen en over een aanpak in Rotterdam die net is gestart. Ik weet niet of iemand het heeft gelezen, net in de krant. Maar in Rotterdam hebben alle schoolbesturen gezamenlijk een plan gemaakt. Een integraal plan over de hele stad. En dat is op basis van stedenbouw en ruimtelijke ordening. Maar ook op basis van kansengelijkheid en het bestrijden van onderwijssegregatie. En dat vind ik eigenlijk, als ik het dan over besturen heb, een hele mooie aanpak. Dat je niet kijkt van: ’Oh, oh, oh, waar zitten de kinderen met de slechtste kans?’ Maar dat je kijkt naar de hele stad. Dat je ervoor zorgt dat je overal kwalitatief onderwijs aanbiedt. Zodat het ook geen zin heeft. Of dat die prikkel om dan weer net die school verderop te kiezen. Dat die prikkel wordt weggenomen.
Heel mooi dat die bestuurders in Rotterdam samen naar de kaart hebben gekeken en hebben gekeken waar het probleem zit en gezegd hebben: ’We moeten die gebouwen oppakken en verplaatsen, want dan voldoen we meer aan de vraag.’ Dat is een hele positieve interpretatie daarvan. Ik denk ook dat het goed is. Maar je zou ook kunnen zeggen: ‘Ze hebben onderling de koek opnieuw verdeeld. En ze gaan nu een keer het gesprek voeren met de ouders en leerlingen zelf of het weleen goed idee is.’ Maar het moet natuurlijk allemaal gebeuren. Diederik Boomsma en Don Ceder, jullie hadden net een reactie op het stukje kansenongelijkheid. Dan kom ik nog even bij jou.
Ja, ik denk inderdaad dat we geld in het onderwijs moeten steken. Maar als het gaat om kansenongelijkheid, dat we het absoluut niet los kunnen zien van het sociaal milieu en de sociale ontwikkelingen in de omgeving en in de stad. Maar ook in de wijk en dat we ook daar de kansen moeten zien. Ik denk dat we heel veel last en druk op de leraren leggen om het kansenongelijkheid probleem tegen te gaan. Waar zeker een verantwoordelijk bij ligt. Daar moeten we zeker in investeren. Maar er zijn ook andere zaken. Kijk bijvoorbeeld naar de reden waarom kinderen, waarvan de ouders wat minder geld hebben, vaak een achterstand hebben. Dat komt omdat er minder geïnvesteerd wordt in bijvoorbeeld bijles. Maar ook de betrokkenheid van de ouders. Dat hoeft op zich niet heel veel extra geld te kosten. Maar ga nou. En daar ben ik nou voor. Dat heb ik net ook aangegeven. Ga nou inzetten op de betrokkenheid van ouders. Onderzoek wijst uit dat als je ouders wat meer betrekt bij de scholen, dat je ouders dan ook bewust maakt wat een kind meekrijgt. En dat je ouders intrinsiek motiveert om kinderen niet alleen naar school te brengen maar ook thuis te stimuleren. Wat we ook zien is dat je hele mooie bijles initiatieven hebt die geen geld kosten. Je hebt de jongste in Zuidoost, hoe oud zijn ze? Er zijn er een paar misschien herkennen jullie ze. Je ziet overal initiatieven ontstaan met jongeren. En dat zijn misschien niet bevoegde mensen. Maar mensen die zeggen: ’Ik wil mijn kennis ter beschikking stellen voor mij naaste.’ Je ziet allemaal bijles initiatieven ontstaan. Vaak ook gratis. Waarbij je vanuit dat opzicht ook de kansenongelijkheid tegen kan gaan. Dus ik ben het eens met dat we geld moeten steken in het onderwijs. Maar ik ben een beetje bang voor visieloos geld steken in het onderwijs en vooral de druk ook leggen bij het onderwijs. Ik was vorige week bij een school en daar was een juf die gaf aan dat ze dertig jaar zit in het onderwijs. Ik vroeg: ‘Hoe is de ontwikkeling gegaan de afgelopen jaren?’ Zij zegt: ‘Mijn baan is enorm veranderd. Ik sta nog steeds voor kinderen. Maar de administratieve last die ik nu heb ten opzichte van een aantal jaren geleden, mijn taak, is enorm veranderd. Ik voel dat ik evenveel aan het schrijven en aanvragen ben als dat ik voor de kinderen sta.’ En daar kan de gemeente ook iets in doen. Wat die vrouw ook aangaf, er zijn heel veel regelingen. Ze gaf aan dat het in de gemeente Amsterdam best goed geregeld is. Dus dat is een compliment. Maar ze stoorde zich eraan dat ze elke keer weer voor elke regeling, waarin heel vaak dezelfde vragen gesteld worden, telkens verschillende waslijsten aan vragen moet invullen, waarvan de informatie heel vaak hetzelfde is.
Oké. We gaan nu niet helemaal door op de bureaucratie. Maar je zegt: ‘Ouderbetrokkenheid stimuleren, scholen ondersteunen.’ Die verantwoordingslast was dacht ik door dit college al wat vereenvoudigd.
Ik wil nog even terug gaan naar het punt wat meneer inbracht. Want volgens mij had meneer een zeer noodzakelijke, ja het lerarentekort, een zeer concreet voorbeeld van wat nu echt misgaat volgens mij. Ik ga ook niet pretenderen dat BIJ1 de dossierkennis heeft van wie hier allemaal zit. Maar als we zo’n oproep horen. Dan moeten wij daar toch wel een concreter antwoord op geven. Ik denk, wat ik hoorde, is dat er zoveel noodoplossingen zijn, dat het eigenlijke probleem zelf niet werd aangepakt. Ik denk dat we gewoon moeten kijken. Hoe kunnen we dit probleem? Hoe kunnen we de leraren weer centraal stellen? Zodat de leraren met genoeg mensen zijn. Genoeg loon krijgen. Genoeg middelen krijgen om les te geven. Zodat ze de aandacht kunnen geven aan de kinderen.
Oké, dank je wel. Diederik Boomsma, dat Rotterdamse voorbeeld dat de scholen kijken naar vraag en aanbod. We hebben ooit gebouwen neergezet, maar het matcht niet meer met wat de situatie vandaag is. Dat lijkt mij ook wel een punt waarmee het CDA bezig is geweest. Hoe kijk je daartegen aan? Hoe zou dat in Amsterdam moeten? Moeten inderdaad de scholen samen naar de kaart gaan kijken, of moet iemand dat anders dat doen? Hoe wil je dat in beweging krijgen?
Ja, ik denk dat het heel belangrijk is om te kijken naar de vraag die er is. En dat Rotterdamse voorbeeld is denk ik een goed initiatief om dat op die manier te bekijken. Ik denk ook dat het belangrijk is om ruimte te scheppen voor nieuwe initiatieven. Zodat je ook nieuwe schoolinitiatieven de kans geeft om hun ideeën te ontwikkelen. Als je dan hier in Amsterdam kijkt, dan is er ook een hele concrete vraag naar een bepaald type scholen. We hebben natuurlijk ons voorstel gehad van onze Nieuwe School. Een kraamkamer voor nieuwe schoolinitiatieven. Er zijn vier nieuwe initiatieven daaruit voortgekomen. En ik vond het wel erg jammer dat we daarna hebben gezien dat bestaande schoolbesturen dat eigenlijk hebben geprobeerd om te frustreren en te vertragen door rechtszaken aan te spannen. Het is natuurlijk heel vervelend dat schoolbesturen rechtszaken aan gaan spannen tegen nieuwe initiatieven, terwijl de gemeente dat juist heeft omarmd. Dus ja, ik denk dat het ook heel belangrijk is dat je juist ruimte biedt. En dat je juist als gemeente. Dat is natuurlijk een van de moeilijke punten in het onderwijs.
Maar als je die rechtszaken zag ontstaan. Zat er dan toch iets niet goed in de relatie tussen de gemeente en de besturen? Waarom zijn de schoolbesturen niet blij met onderwijsvernieuwing?
Nou, ja, dat is een hele goede vraag. Ik denk dat er in die zin, daar ging iets mis. Want het was een hele duidelijke wens, ook vanuit de gemeenteraad.
Maar nu dan de politieke vraag aan jou. Hoe kan het CDA dat dan anders inrichten?
Nou, ja, ik denk we hebben als gemeente. Dat wilde ik net al zeggen. We hebben een aantal dingen die wij als gemeente kunnen doen en heel veel dingen ook niet. Kijk, ik ben er bijvoorbeeld ook vóór dat leraren beter betaald krijgen, want daar gaat het ook gewoon om. Het is een kwestie van waardering. Ik denk dat we het werk van leraren veel meer moeten waarderen. Maar wij gaan niet over onderwijssalarissen. Toch vind ik dat wij moeten inzetten op een grote steden bonus. Waar wij wel over gaan als gemeente en waar wij echt een duidelijk verantwoordelijkheid hebben, is in het ter beschikking stellen van vastgoed en van panden. En daar kunnen wij dus ook wel degelijk een rol spelen in het opnemen van nieuwe school initiatieven om ze een plek te gunnen. Om ze een kans te geven. En om zich te bewijzen. Ik denk dat wij als gemeentebestuur maximaal moeten inzetten op het helpen, faciliteren met een lelijk woord, van nieuwe schoolinitiatieven. In aanvulling eigenlijk op de bestaande schoolbesturen.
Jij hebt hier een aanvulling op. Of terug naar de kansenongelijkheid?
Ja. Want we concentreren ons uiteraard op het basisonderwijs. Maar ik denk dat het bij de voorschool al begint. Dat is ook heel belangrijk. Daar begint eigenlijk segregatie al. Nu is er een nieuwe wetgeving of regelgeving natuurlijk. Landelijk. De harmonisatie. Je merkt dat het voor heel veel minima toch een drempel is om een bepaald bedrag neer te leggen, om de kinderen naar de voorschool te brengen. Ik denk dat we als gemeente misschien daarin minima tegemoet kunnen komen. Het is landelijk beleid. Maar misschien kunnen we het vergoeden, of met fracties in Den Haag aandringen om het misschien aan te passen. Ik denk dat dat ook heel belangrijk is.
Oké, dank je wel. Dus jij zegt: ‘Kijk ook naar de voorschool leeftijd. Het was bedoeld om kinderen meer kansen te geven op taalontwikkeling. Vroeger met elkaar in contact te brengen. Maar het lijkt nu, het is eigenlijk nog te nieuw om zeker te zijn, maar er zijn tekenen dat sommige doelgroepouders er juist niet meer gebruik van maken omdat het te duur voor ze wordt of door te veel bureaucratische drempels.’ En jij zou daar jouw geld op inzetten. Betekent dat dan extra geld, dat je iets anders laat?
Nee, ook.
Extra, extra dus.
Ja, lerarenbeurzen vind ik ook heel belangrijk, zeker weten. Waarom? Uit onderzoek is ook gebleken dat heel veel docenten voor hun dertigste stoppen. Dus dat moet ook gebeuren. Maar ook de voorschool.
Nou was er geloof ik iets met dat leraren ook moeilijk te krijgen zijn omdat ze niet meer kunnen wonen in Amsterdam. En dat is omdat de grondprijzen zo hoog zijn. Dus als we allemaal extra geld willen voor het onderwijs dan moeten we dat misschien halen uit de verkoop van de grond en dan is de cirkel rond. Ik heb daar weinig verstand van, dus daar ga ik mij niet aan wagen. Floor, er zijn wat nieuwe vragen gekomen.
Ja, er zijn wat nieuwe vragen. Best wel veel van die vragen gaan over passend onderwijs. Die gaan over het geld van passend onderwijs, die gaan over de vraag: ’Is niet één van de redenen dat er een lerarentekort is, omdat leraren kinderen onvoldoende kunnen verwijzen naar speciaal onderwijs?’ Zouden ouders niet meer te zeggen moeten hebben? Waarom kunnen kinderen met Down niet een plek in het gewoon onderwijs krijgen? En wie gaat er eigenlijk over de thuiszitters? Oftewel een heleboel vragen. Ik begrijp dat het niet een keer kan. Waar ik even naar benieuwd naar was, in het programma van de VVD las ik de zin: ‘Kinderen met een chronische aandoening – en ik neem aan dat het over een brede groep gaat – zouden niet op een lager niveau moeten afzakken vanwege het feit dat zij wat ondersteuning nodig hebben.’ Dat is iets wat wij als OCO vaak ook als vraag krijgen van ouders dus ik ben benieuwd hoe jullie van plan zijn om daarmee aan de slag te gaan.
Wij willen sowieso dat elk kind vrij is om de school te kiezen die het beste bij hem past. En dat lukt dan lastig als je een chronische aandoening hebt of bijvoorbeeld een kind met Down. Want er zijn heel veel scholen die dat niet aandurven. En die hebben ook het recht om te zeggen: ‘Nou, dit zien wij niet zitten.’ Hetzelfde zie je met hoofbegaafde kinderen of kinderen met een chronische aandoening. Er is op school gewoon vaak geen geld om iemand in te schakelen die daarbij kan helpen. En dan moet je heel creatief zijn. Als gemeente heb je niet zo heel veel mogelijkheden om erin te sturen. Het is toch echt wel de vrijheid van de scholen. Dus je moet ervoor zorgen dat er goed contact is met het samenwerkingsverband. Want die verdelen het geld. Er zijn geen persoonlijke rugzakjes meer. Dus die verdelen het geld om er voor te zorgen dat scholen wel die ondersteuning kunnen bieden. En dan moet je als scholen ook heel goed met elkaar samenwerken. En dat je zorgt dat niet elke school dezelfde ondersteuning biedt. Maar dat je dat een beetje weet te verdelen. En dat scholen ook enigszins gespecialiseerd raken in een bepaald type problematiek. En dat zie je al wel met kinderen met een aandoening in het autistisch spectrum, of met hoogbegaafde kinderen. Die gaan vaak naar specifieke scholen, die daar ook extra op in zetten. Maar bij heel veel andere aandoeningen zie je dat nog niet. En ik denk dat scholen daarin veel beter moeten samenwerken. En beter moeten samenwerken met het samenwerkingsverband.
Laat ik daar nog even op doorgaan. Want ik hoorde dit eerder ook al vanuit de PvdA. Waar de gemeente inmiddels wel over gaat, is over jeugdhulp. En wat we ook van ouders horen is dat de samenwerking tussen jeugdhulp. Inzet van ondersteuning daarvan. En inzet van ondersteuning op school. Daar raken ouders in een bureaucratisch geheel terecht, waar zij niet in hun eentje uitkomen. Dus ik ben wat dat betreft wel benieuwd wat én D66 én PvdA daarover te zeggen hebben.
Eén slokje hoor. Twee maanden geleden heb ik een voorstel ingediend bij de gemeenteraad. Samen overigens met de PvdA. En dat ging over een klas in een reguliere school voor kinderen die eigenlijk zijn aangewezen op het speciaal onderwijs. Dat heet een Samen naar School klas of een klas op wielen. Door het hele land bestaat het al. Alleen eigenlijk in Amsterdam nog niet, wat heel vreemd is. Er is een grote club ouders die is daar hartstikke hard mee bezig is. Een klas voor het PO en een klas voor het VO. Het moet ook op initiatief van de ouders en het samenwerkingsverband weet er vanaf. Vanuit de gemeente hebben we een kwartiermaker aangesteld die deze ouders gaat ondersteunen. Omdat het vaak ook ouders zijn met kinderen met een beperking, dus die hebben al best wel wat op hun bordje als het gaat om zorgtaken. Dus dit is best wel een organisatie erbij. Ik heb veel contact met ze en volgens mij komt er dan een klas voor komend schooljaar in Amsterdam.
En hoe gaat het met de basisschool? Sorry dat ik dat zeg. Dat is voor voortgezet onderwijs. Geen enkele basisschool in Amsterdam die initiatief neemt voor instapklassen voor kinderen met Down bijvoorbeeld. De kinderen moeten helemaal naar Amstelveen.
Gaat deze instapklas waar je het over hebt ook over kinderen met Down?
Ja.
Oké.
Floor ik ga eventjes kort de vraag herhalen, zodat die ook wordt opgenomen.
Dit gaat over kinderen voor het voortgezet onderwijs. Maar hoe gaat het met kinderen voor de basisschool? Want kinderen gaan helemaal naar Parcival in Amstelveen en die mogen niet meer opgenomen worden, omdat de geldstroom anders werkt vanuit Amsterdam. Dus ik ben benieuwd naar, ja, de politicus. Wat gaan ze doen in de toekomst om toch de scholen en besturen te verplichten om mee te doen aan passend onderwijs?
Eigenlijk zegt u dat de afspraken die kennelijk gemaakt zijn door Amsterdamse scholen met het Amsterdamse samenwerkingsverband ertoe leiden dat ze zeggen: ‘Down-kinderen plaatsen we gewoon niet op een reguliere basisschool. Die moeten sowieso naar het speciaal onderwijs. Die bieden wij geen plek met eventuele aanpassingen op de reguliere school.’ En u wilt eigenlijk dat dat verandert. En eigenlijk is er een VN-verdrag gesloten dat het in Nederland op termijn ook verplicht wordt om dat te doen. Dat heet inclusief onderwijs. Sofyan, jij had ook nog een aanvulling hierop.
Ja, en dan kom ik gelijk antwoord geven op de vraag. Het initiatiefvoorstel dat wij samen hebben ingediend gaat hier ook over. Dus ik denk dat we ook naar het PO gaan kijken. Dat lijkt mij natuurlijk ook een hele belangrijke groep. Om daar ook natuurlijk gewoon die instapklassen te hebben. Als het gaat om het voorbeeld van net. Om die bureaucratie. Ik denk dat het nog platter is. Soms gaat het gewoon om geld. Over wie gaat het nou betalen. Is het een kwestie van de school die gaat bijdragen? Of is het aan de gemeente? En dan kom je natuurlijk in die hele discussie van wat is nou preventief geld dat is ingezet? En wat moeten wij nu als gemeente vanuit jeugdzorg inzetten? Kijk, ik denk dat het daarom nog belangrijker is dat komende jaren de samenwerking tussen de gemeente en het onderwijs echt op een goede manier gestalte gaat krijgen. Want de thema’s die nu aan bod komen zijn niet meer zoals vroeger best afgezonderd: ’U gaat over het onderwijs en u gaat over…’ Nee, sterker nog. Het is raar dat wij dat zo hebben geregeld. Want die ouder die zet het kind ‘s ochtends af op school. En die is niet er niet mee bezig: Wie er over onderwijs gaat. En wie er over jeugdzorg gaat. En wie er over aanvullende middelen gaat. Die denkt gewoon: ’Ik wil goed onderwijs. En ik wil dat de faciliteiten die er zijn ook daadwerkelijk zodanig worden ingezet dat het mijn kind ten goede komt.’ Ze moeten er ook alles aan doen om dat beeld ook aan de voorkant bij die ouders ook helder te maken en helemaal over het passend onderwijs. Je maakt een keuze als ouder. Het is niet een keuze die je maakt. Het is eigenlijk een keuze die voor jou gemaakt is. En dan zit je in het onderwijs en dan wordt je van het kastje naar de muur gestuurd, omdat men nog niet helemaal helder heeft wie nou waar over gaat. Dus ik denk dat dat echt een van de prioriteiten is. Het is geen geldkwestie alleen, het is ook echt een kwestie van de juiste afspraken maken en met elkaar aan de voorkant afspraken over wie waarvoor verantwoordelijk is.
En misschien ook aan de afspraken houden. Kinderombudsman, u zit hier in de zaal. Misschien wilt u daar straks ook nog iets over zeggen.
Ja, ik wou daar heel kort op aanvullen. Want vanuit scholen merk je ook dat het bijna onmogelijk is om op een goede manier met het samenwerkingsverband snel die lijnen kort te krijgen. Wij hebben ook een enorme bureaucratie. Ik zit soms echt een hele middag aan een casus, een geval. Om te kijken: Hoe krijg ik hier het samenwerkingsverband zover dat ze ook inderdaad gaan meedenken? Dus die bureaucratie moet minder. Die regels moeten duidelijker. Er moeten strakkere lijnen komen. En daar kan je als gemeente echt wel het verschil gaan maken.
Dus dat de gemeente erop stuurt dat er minder papier en meer hulp is? Want je vult van alles in. Maar de hulp krijg je niet.
Gewoon actie. Gewoon doen. Zorgen dat je snel met elkaar in contact komt en dat regelt voor dat kind.
Dat is helder. Don Ceder, kwetsbare kinderen is ook iets wat jullie in je programma hebben staan. Iedere partij vindt natuurlijk dat daar zorg voor is. Heb je daar dan een hele speciale blik op?
Nou, ja. Ik denk dat we niet moeten vergeten dat er kinderen bij gebrek aan bijvoorbeeld speciaal onderwijs ook vaak thuis zitten. Wij geloven dat passend onderwijs werkt. Wij geloven dat het voor een hele grote groep werkt. Maar we moeten niet vergeten dat speciaal onderwijs ook voor een bepaalde groep is die dat ook nodig heeft. Wij zijn er ook voor om voldoende voorzieningen te hebben als het gaat om het speciaal onderwijs. En dat je daar ook geld voor inzet.
Er staat hiernaast een prachtige nieuwe school voor speciaal onderwijs, het Orion College. Dus is er iets nog iets wat volgens jou nog ontbreekt aan die voorzieningen of zit het probleem in andere dingen?
We horen dat het over de bureaucratie gaat en daar ben ik het inderdaad mee eens. Een feitelijk probleem is gewoon dat er een gedeelte. Dat bepaalde dingen betaald worden door jeugdgeld. Door jeugdzorggeld. En een gedeelte door het Rijk. En ik denk dat het beste wat de gemeente kan doen: is het makkelijker maken. Inderdaad de rompslomp minder. Maar ook bijvoorbeeld de regels als het gaat om passend onderwijs en je hebt kinderen waar je iets extra’s voor moet doen. Zorg dat je daarvoor ook geld voor beschikbaar hebt. Maar zorg ook dat je iets kan doen aan bepaalde praktische dingen. Bijvoorbeeld de lestijden. Bijvoorbeeld als er een kind is die wat eerder weg moet, omdat dat wat beter zou zijn of zou helpen. Laten we kijken of we als gemeente wat meer maatwerk kunnen gaan leveren. Zodat die kinderen ook echt de volle zorg en aandacht krijgen. Zonder dat het ten koste gaat van het onderwijs voor iedereen. Daarnaast denk ik ook dat we moeten kijken dat we in gaan zetten op het informele netwerk. Mentoren. Mensen gaan zoeken. Dat gaan verkennen als gemeente, om ervoor te zorgen dat we mensen uit de eigen omgeving erbij gaan halen. Om ervoor te zorgen dat ook die kinderen, niet alleen wanneer ze les hebben, maar ook daarna of daarvoor, ook echt begeleid worden.
Dus de omgeving meer inzetten. Kinderombudsman, ik zie dat je met de microfoon in de aanslag zit. Is het een kwestie van makkelijker maken zoals Don Ceder zegt? Of aan afspraken houden zoals ik hier net in het midden ophaalde? Wat is je ervaring daarmee?
Mijn ervaring daarmee is dat we zo ontzettend veel last hebben van de verkokering, waar iedereen hier nu ook over praat. Er zijn gewoon heel veel verschillende potjes. Heel veel verschillende mensen waarmee je moet praten. Ouders en kinderen worden er gek van. En ik vrees dat er ook veel meer kinderen thuis of gedeeltelijk thuis zitten dan de officiële cijfers laten weten. Ouders weten niet meer waar ze moeten aankloppen. Dat vind ik een enorm probleem. Wat ook de keuzevrijheid van ouders en kinderen enorm beperkt. Ik denk zelf echt dat we het systeem helemaal moeten omdraaien. Dat het op een of andere manier mogelijk moet zijn om te kijken naar de behoefte van een kind. En dan daarna eens te gaan kijken, samen met het kind en de ouders, waar je uit welke potjes je dat allemaal kan trekken. Maar het plan voor dat kind moet centraal staan. Dus het ontwikkelingsplan van het kind. Nou ja, goed, dat is wel een opgave waar we voor staan de komende tijd. Ik denk dat de samenwerkingsverbanden daarbij ook een belangrijke rol kunnen spelen. Maar de samenwerkingsverbanden komen natuurlijk voort uit dat passend onderwijs en die worden heel erg door Den Haag gestuurd. Met alle waardering hoor voor het werk dat ze doen. Maar zij maken nu deel uit van dat systeem met al die kokertjes. En ja. Wat mij betreft staat er een perspectiefplan of ontwikkelingsplan, of hoe je het ook maar wil noemen, voor ieder kind centraal. En wordt er gewoon voor gezorgd dat het uitgevoerd wordt. Klaar.
Bert Runhaar, ik loop eventjes naar jou toe. Jij bent de initiatiefnemer van de focusscholen. We hebben het heel lang gehad over kansongelijkheid en dat er misschien ook extra geld gaat naar het initiatief. Kunnen die focusscholen ook passend onderwijs leveren? Als een moeder zegt: ’Ik wil mijn Down-kind bij jullie op school.’ Of zeg je: ‘Ik heb het zo druk met taalachterstanden wegwerken en scholen ondersteunen met wat er allemaal in de omgeving speelt. Dat vinden we dan te veel?’
Initiatiefgroep focusscholen is een groep directeuren van basisonderwijs uit Noord, Nieuw-West en Zuidoost. Die hebben de scholen met de grootste mogelijkheden. Grootste opgave ook. Maar daar is ook het meeste te doen. Dat is nu al zo. Dat kwam net ook uitgebreid aan de orde. Mensen met onderwijsachterstandrisico zijn niet evenredig verspreid over de hele stad. Die zitten op een aantal scholen meer en op andere scholen minder. Dus je moet je prioriteit stellen. Om die scholen waar meer gedaan moet worden. Dat ze ook meer kunnen doen.
Maar dan zeg je: ’Dan kunnen ze ook passend onderwijs regelen?’
Ja, nou ja, net zo goed als elke andere school. Het gebeurt nu al dat ze in feite…
Heel duidelijk. Maar als je de berichten leest over werken in het onderwijs, dan is vaak een van de eerste dingen die genoemd wordt – en of het een feit is of perceptie, leraren voelen dat in ieder geval wel zo: ’Passend onderwijs is ons nu even te veel.’ Jij zegt: ’Dat hoeft niet.’
Dat hoeft niet. Maar je moet wel kijken naar de praktijk. De praktijk is als er een probleem is met leerkrachtentekort. Dan gaan de leerkrachten die het toch al boven het hoofd hebben. Die soms ook zelf het gevoel hebben: ’Ik kan niet leveren wat ik zou moeten leveren om de kinderen te bieden wat ze nodig hebben.’ En zich daar schuldig over voelen. Die gaan terug naar hun eigen onderwijs in Kudelstaart. Want daar hebben ze ook mensen nodig. Dus het is wel degelijk zo dat daar waar een grote last is, ook het eerste probleem ontstaat. Dus je kunt niet zeggen: ’Je kunt elk probleem even makkelijk aan als iedereen.’ Nee, dat is niet zo. Ze hebben nu ook al heel veel leerlingen en ouders die uiteraard hun eigen problemen meenemen. Die zijn er op die school. Dus wat je moet doen is: Ongelijke gevallen ongelijk behandelen. Daar waar de nood het hoogst is, dat is net ook gezegd, het meeste geld naartoe.
Dus ongelijke gevallen ongelijk behandelen. Daar is toch wel consensus over. Ongelijke gevallen goed meten, dat je weet dat je die kansen ook verzilvert. Daar zegt VVD van, en daar zegt PvdA van, en ik zie D66 ook knikken: ’Ja, daar moet je wel serieus naar kijken, anders blijkt het misschien helemaal niet te werken.’ En de SP zegt: ’Val ze alsjeblieft niet lastig met meten, dat is alleen maar bureaucratie.’ Ik wou graag ook nog eventjes over het MBO praten. En dat weet u misschien niet, misschien had u dat al door ondertussen, we hebben hier spandoeken opgehangen, het was geen echte demonstratie. De zwarte teksten, dat zijn teksten die komen van ouders of uit onze koker en ‘OP = OP’ komt van de schoolbesturen. De rode teksten zijn fragmenten uit de verkiezingsprogramma’s. Nou ben ik wel benieuwd of degene die heeft opgeschreven: ‘Meer sport in het MBO.’ Of die partij herkent: ’Ja, dat was van mij.’ Kan die even zijn vinger opsteken? Er zijn meer mensen vóór, maar Simion Blom had het goed. Iedereen zegt: ’We zijn er vóór.’ Waarom is dat een probleem? Waarom moet dat veranderen?
Waarom moet wat veranderen?
Meer sport in het MBO.
Ik denk dat het altijd goed is om meer sport aan te bieden in het onderwijs. Niet alleen in het MBO, ook in het voortgezet onderwijs en in het primair onderwijs. Je zou denken, dat is een vanzelfsprekendheid. Maar het is niet zo vanzelfsprekend als zou moeten. Zelfde geldt ook voor bijvoorbeeld natuureducatie op basisscholen. Maar meer sporten in het MBO, dat is zeker belangrijk. Ik moet ook zeggen dat dit misschien ook een heel mooi voorbeeld is. Misschien dat het publiek denkt van: ’Ja, dit zijn politieke praatjes en alle partijen willen zichzelf profileren.’ Dat is ook zo. Maar ik denk, dat als het gaat om het MBO, dat het een heel mooi voorbeeld is. Van hoe wij echt heel goed hebben samengewerkt van de VVD tot de SP en Groenlinks. Wij hebben, de PVDA en Groenlinks, in 2014 de MBO Agenda voorgesteld. Dat is heel serieus en goed opgepakt door de wethouder. Die heeft gezegd: ’Oké, laten we dan gewoon zestien miljoen er in investeren.’ En daar komen gewoon echt hele prachtige dingen uit voort. Ik denk dat wij dat in een volgend college gewoon moeten voortzetten. Dus ik ben benieuwd of zij daar iets over kunnen zeggen. Dat maakt het voor mij wat makkelijker tijdens de onderhandelingen. Maar ik denk dat we het MBO echt…
Qua onderhandelen is het voor Groenlinks eenvoudig: ’Wij willen gewoon alles.’ Toch? Dat is duidelijk, geen concessies bij onderwijs. Er moet gewoon geld in.
Precies. Kijk, Den Haag die neemt veel te veel haar verantwoordelijkheid niet. En dat moeten we ook gewoon benoemen en zeggen en tegen ageren. Maar laten we die politieke discussie niet afwachten. Laten wij nou als gemeente gewoon het geld zelf bijleggen in de tussentijd. Totdat Den Haag wijzer is geworden. Want het MBO bijvoorbeeld, dat is gewoon de ruggengraat van onze economie. Dat moet ook veel meer gewaardeerd worden. Dus gewoon doorgaan met de MBO Agenda, wat mij betreft.
Nee, ik onderschrijf dat heel erg, doorgaan met de MBO Agenda. Het enthousiasme van Simion is aanstekelijk in die zin. Ik ben zelf nog niet heel enthousiast over de resultaten van de MBO Agenda. Afgelopen vier jaar had deze onderwijswethouder ruim honderd miljoen euro in the pocket. Als ik kijk naar juist die thema’s: kansengelijkheid, MBO, de uitval, segregatie; dan vind ik eigenlijk dat we daar veel te weinig gepresteerd hebben de afgelopen jaren. Het MBO is, het punt dat ik al eerder noemde, bij uitstek de school waar als er tienduizend euro naar een leerling gaat, er soms maar drie of vierduizend op de werkvloer terecht komt. Daar zit een hele dikke kleilaag onder en tussen en boven van allemaal mensen die zich bezig houden met beleid, met communicatie. Een eindeloze pruttelzooi.
Dus ook hier zeg je weer: ’Geld moet naar de teams?’
Juist. Natuurlijk kunnen we daar lokaal het een en ander aan doen. Er zijn nog heel veel leerlingen die worden uitgeschreven. Totaal onderschat probleem. De kinderombudsman Anne Martien van der Does heeft daar gelukkig ook onderzoek naar gedaan. Ik heb daar zelf ook heel veel mensen gesproken. Leerlingen over gesproken. Die voortijdig eenzijdig worden uitgeschreven. Dat is geen klein probleem. Dat is een groot probleem. Bijvoorbeeld als ze zwanger raken of een kind hebben en niet meer fulltime naar die school toe kunnen. En een contract hebben: Je moet honderd procent aanwezigheid hebben. Dat halen ze niet. Kinderen worden van de school uitgeschreven. En opeens zie je dat die kinderen ’zwemmen’. Nou hebben wij in Amsterdam plusvoorzieningen. Maar juist dat is ongelofelijk onder druk komen te staan. ROC TOP wil daar eigenlijk al mee stoppen. Er gaat een ongelofelijke bak met geld heen van de gemeente. 1,7 miljoen bij die ROC TOP moet er terecht komen. Maar je ziet eigenlijk dat al die scholen die lastige leerlingen een beetje kwijt willen. Waarom is dat? Er zit een cascade bekostiging, sorry voor het jargon.
Cascade bekostiging gaat stoppen, is het goede nieuws.
Maar je ziet bij al die scholen dat ze nog steeds de neiging hebben om die hele lastige leerling. Om die eigenlijk niet. Soms weten ze het niet helemaal. Schoolbesturen. Leraren wel. Die willen wel aan de slag. Maar die leerling kunnen ze eigenlijk niet helemaal aan. Die wordt een beetje gemarginaliseerd. Steeds meer. Een enorm groot probleem. En eigenlijk hebben we het er bijna nooit over. En dat is. Dat ben ik het helemaal met Simion eens, wat er aan de hand is. Laten we daar echt heel veel in gaan investeren. Ook in die plusvoorzieningen, ook in het onderwijs. En geen docenten op loopafstand. Met veertig of vijfenveertig in een lokaal en een docent op loopafstand die totaal onbereikbaar is. Dat kan niet.
Dank je wel. En daarom hebben we het er nu ook over. Dus jij zegt eigenlijk, als ik probeer samen te vatten: ’De MBO Agenda was hartstikke goed. Is een stimulans geweest voor de kwaliteit van het MBO, de kennis uitwisseling binnen het MBO. Maar er is een specifiek deel dat is eigenlijk de vangnettaak. Wie zorgt nu voor de leerlingen die om wat voor reden dan ook uitvallen?’ Misschien doen ze het ook wel niet goed. Misschien moeten de kwetsbaarste jongeren ook fouten kunnen maken en zijn we als samenleving er verantwoordelijk voor om dan een vangnet te hebben? En de cascade bekostiging, even voor het publiek: Na een aantal jaar krijg je geen geld meer voor deze leerling. Dus duwden die instellingen die leerlingen over de rand. En eventjes om het nu concreet te maken, ook naar de andere partijen toe. Zou er bovenop die MBO Agenda ook voor de gemeente een verantwoordelijkheid zijn om een vangnet te spannen of zeg je van: nee schoolbesturen, organiseer dat maar beter zelf? Even kort.
Ja, heel kort. Ja, ik denk dat dat bij uitstek de taak is van de gemeente. Daar kunnen we heel direct op interveniëren. Heel direct. Maar haal het uit die grote besturenmolochs, zou ik zeggen. En zet het dan in een aparte stichting, joint venture, verzin maar iets. Laten we die richting op gaan. Om te voorkomen dat allerlei groepen, allerlei grote instituten, ten onder gaan, soms ook aan financiële belangen en dat we het kwijt raken. Laten we het klein houden met elkaar en laten we daarop initiatieven nemen.
Heel eventjes.
Ik ga hier gewoon op door, nu we toch in deze linkse hoek zitten en lekker bezig zijn. Ik denk die MBO Agenda moeten we mee door en ik onderschrijf helemaal wat Erik ook zegt. De afgelopen jaren wat ik heb geconstateerd is met name op MBO-1 en 2. Daar is heel veel discussie over geweest. En ik denk dat een cruciaal probleem, dat we niet agenderen, is dat we als stad twee ROC’s hebben. En dat maakt dat er bepaalde prikkels in het systeem zitten die gewoon niet goed zijn. Ik zie bijvoorbeeld dat er nog steeds opleidingen aangeboden worden die eigenlijk opleiden tot werkeloosheid. Maar er zit een prikkel in dat ze populair zijn bij jongeren die nog niet precies weten wat ze willen doen. Ik noem maar een dwarsverband.
Even voor het publiek, Sofyan. ROC, die afkorting, wat betekent dat ook alweer?
Regionaal opleidingscentrum en wij hebben er twee in Amsterdam.
En regionaal, in de planvorming indertijd toen dat werd ontworpen, had als idee per regio één aanbieder, die dat zo efficiënt mogelijk doet. En nu zien we in de stad het Mediacollege, wat fantastisch werk levert, maar ook een ROC van Amsterdam dat dezelfde type opleidingen gaat aanbieden. Vind jij nou: MBO Agenda betekent ook instellingen aanspreken op – ja, ik zie je op de klok kijken, we gaan niet te lang meer door – die regiofunctie. Verdeel dat goed, ga elkaar niet kapot concurreren?
Dat is het. Je zult samen moeten werken. Wat we uiteindelijk niet moeten willen is dat, omdat de besturen er niet uitkomen, leerlingen in de stad opgeleid worden voor opleidingen die er niet toe doen. Omdat we die plusopleidingen gewoon niet kunnen financieren. Omdat we ze enerzijds te ingewikkeld vinden. Wat het ook soms gewoon is. En anderzijds zijn er ook gewoon scholen die zeggen: ’Ik heb die doelgroep liever niet.’ Ik hoop dat de nieuwe wethouder zich dat ook echt gaat aantrekken, met die besturen om de tafel gaat zitten. Ik geloof trouwens ook dat je wel ROC’s in de stad kan hebben die heel vakgericht zijn, de vak-MBO’s. Wellicht dat je die zou moeten houden. Maar ik vind die twee grote. Waarvan eentje gigantisch groot en eentje echt heel klein. En als we ook nog eens de MBO-1 en 2 daar wegnemen, dan worden ze wel heel klein. De vraag is dan: Zul je dat nog in de stad moeten houden op het moment dat je een gemeenschappelijk belang hebt? Om ervoor te zorgen dat iedere MBO’er ook wel goed onderwijs krijgt?
Dank je wel. Jij bent behalve actief voor DENK, zelf ook werkzaam in het ROC. Zie jij ook een noodzaak voor een vangnet waar de gemeente in participeert of zeg je: ’Dat kunnen wij als instelling gewoon prima zelf?’
Nee, we hebben zeker een vangnet nodig. Dat zie ik ook in mijn eigen omgeving, natuurlijk. Wij hebben studenten. Het is niet makkelijk om een opleiding, fulltime opleiding, te volgen als je zwanger bent. Of als je andere problemen hebt. En wat ik zie op onze afdeling is dat we echt ons best doen om ze binnenboord te houden. Maar het lukt gewoon niet. Ons traject is gewoon niet ingesteld op zulke studenten. Ik denk dat we ook met de ROC’s in gesprek moeten gaan om te kijken of we misschien een speciale opleiding, een speciaal traject kunnen aanbieden. Want we zijn echt gericht op fulltime studenten en daar gaat het mis. We doen echt ons best. Ze worden niet zomaar uitgeschreven, dat kan ook niet wettelijk. Je moet echt studieadviezen uitgeven. Vier weken een kans geven, nog een keer vier weken. Het is echt een traject. Maar uiteindelijk zie je gewoon dat die studenten in de problemen komen, dus dat vangnet moet er zeker komen. Daar sluit ik mij helemaal bij aan.
Floor, heb jij nog vragen uit de zaal gezien? Ik zie daar nog een hand. We gaan langzaam naar een afronding toe, maar ik wil mensen nog wel de kans geven.
Nou ja als we het over het MBO hebben dan begint de kinderombudsman naast mij van: ’Ja maar, ja maar daar wil ik ook nog iets over zeggen.’
En achter je is nog een vraag. Daar is nog een vraag. En daar zag ik ook nog.
Ik wou over het MBO zeggen. Maar ik wil dat eigenlijk wat groter trekken. Dat ik bij het MBO, daar heb ik onderzoek naar gedaan, ook zo enorm zie wat ik overal in de gemeente zie en helemaal niet alleen in het onderwijs, wat wij bij de ombudsman noemen: verschil tussen de fast lane en de slow lane. Sommige kinderen die kunnen gewoon uitstekend met de fast lane mee en dat gaat helemaal goed. Maar sommige kinderen moet je extra aandacht geven en maatwerk bieden. Ik zit al helemaal te denken aan een soort public private partnership voor een slow lane in het MBO, waardoor scholen daar dan ook vrolijk aan mee willen werken. Dat lijkt mij iets fantastisch.
Eventjes om daar op in te haken. Daar heb ik in jullie programma iets over gelezen.
Ja, ik begin ook al te knikken. Ik vind het een fantastisch initiatief.
Maar ik wil geen politieke statements maken. Dat is niet mijn rol.
Sorry, de kinderombudsman is natuurlijk volledig neutraal. Maar mocht dat doorslaggevend zijn, lees dan nog even het programma van de VVD.
Maar goed, wat ik wilde zeggen, is die slow lane en fast lane die komen wij veel vaker tegen. Overal in de overheid, maar ook heel erg bij dat onderwerp wat Floor net omhoog hield: de matching. Dus ik weet niet of je daar nog iets over wilt zeggen, of juist niet.
De matching is inderdaad een onderwerp waar je een hele avond, sterker nog, in de gemeenteraad is geconstateerd dat er nergens meer over is gediscussieerd dan over de matching. Dus ik denk dat ik daarvoor verwijs naar de website van De Stichting Vrije Schoolkeuze Amsterdam. Die heeft geïnventariseerd hoe er is gestemd op moties. Die heeft geïnventariseerd wat er in de programma’s staat, juist op dat onderdeel. Er zijn partijen die hebben daar een hele specifieke mening over. Dus als dat voor u doorslaggevend is, kijk alsjeblieft daar.
Mag ik daar nog iets over zeggen?
De mensen willen op een gegeven moment ook naar huis. Ik wil nog even de zaal de kans geven.
Kunt u deze kant (rechterkant) ook weer eens aan het woord laten?
Er zijn ook heel veel moties ingediend die niet op die website staan bijvoorbeeld. Dus kijk veel breder dan dat alleen.
Oké. Katie.
Ja, ik wou nog even iets kwijt. Sommigen kennen mij als belangenbehartiger van het Jeugdplatform Amsterdam. Waar we ons vooral met signalen uit de jeugdhulp en het passend onderwijs bezig houden. Maar vanavond wil ik graag als ouder nog iets kwijt. Ik hoor jullie heel veel praten over financiering. Over plannen. Over trajecten. Ik mis zo: Kijk naar de mens. Kijk naar wat een kind nodig heeft. Nog een programma en nog iets aanbieden voor schoolbesturen. Het zijn de mensen voor de klas. Ik wil graag wetenw waarom het een docent van mijn kind niet lukt om gewoon te zeggen: ’Goh, je bent vandaag wat later, want je hebt de drukke bus niet aangekund. So what? Kom binnen!’ Nee, een te laat briefje halen en ik word erop afgerekend. Een beetje menselijkheid, het gewone, dat mis ik. Ik denk dat dat zonder veel plannen kan. Door in te zetten op transformatie. Op anders denken. Op anders met elkaar omgaan. Dat hebben we ook vanuit de jeugdhulp. Vroeger was het van: ’Oh, alle kneusjes bij elkaar.’ Dat is een uitspraak van Floor. Juist niet! Zet ze er tussenin! Maar we hebben als maatschappij niet geleerd: ’Hoe gaan we nou met de kneusjes om die bij ons zitten?’ En ik denk dat is ook een taak, tenminste een grote wens van mij, voor de politiek. Zet daarop in.
Op de mens?
Op de mens. En geef ook de professionals het vertrouwen mee om het te durven. En niet meteen afgerekend te worden in kortingen, in subsidies en weet ik veel wat.
Durven een mens voorop te stellen.
Nu heb ik kennis gemaakt met de dochter van Katie en die zou ik bij lange na nooit een kneusje noemen.
Roel Schoonveld, je had nog een opmerking of een vraag.
Ja, ik ben schoolbestuurder. Ik wou even een accent zetten. Ik ben het eens met heel veel dingen die van allerlei kanten, links en rechts zijn gezegd. Ik ben bang dat alle mooie dingen die gezegd zijn, alle mooie gedachten die er staan, over vijf jaar volstrekt in het niet vallen bij het verschijnsel lerarentekort. Ik denk dat dat zoveel zwaarder is, dat dit allemaal in de schaduw zal komen te staan. Lerarenbeurzen kunnen dat niet oplossen, hoe mooi ze ook zijn. Scholenbeurzen kunnen dat niet oplossen. Het plan van de woningen, een mooi begin zal ik maar zeggen. Maar als je dat niet heel sterk aanpakt, dan hebben we het over vijf jaar over niets anders meer. Tenzij er een economische crisis komt. Dan wel, dan komt het goed.
Ik neem aan dat jullie daarop willen reageren. Ik kijk nog even wat die andere vraag was.
Ja, ik had nog wel een aanvulling over het MBO heel kort. Dat gaat meer over het motiveren zoals de spreker links hier ook al had aangegeven. Je ziet vaak dat er inderdaad hele trajecten worden bedacht voor studenten. Maar ook dat studenten een heel jaar over moeten doen terwijl ze al dingen af hebben gerond. En ik zie, als docent zijnde, dat daar heel groot punt zit. Dus het stimuleren van wat je allemaal al hebt gedaan. Want op het HBO is het juist wel zo dat je met studiepunten dingen hebt afgerond. En op het MBO is dat niet. Ik vind dat toch wel heel vreemd. Dat ze in niveau 2 blijven hangen en er nooit meer uit kunnen komen. Dat is toch heel raar.
Ik zie daar nog een hand omhoog gaan. Zelfs applaus vanuit de raad. Vraag is wel wat de gemeentepolitiek daarover te zeggen heeft. Maar als er een goeie dialoog is met de scholen, dan kan je ze daar in ieder geval op aanspreken. Ik zag hier nog, jij hebt de microfoon.
Ja, ik wil zelf ook nog even iets kwijt over het passend onderwijs.
Zeg even wie je bent, want niet iedereen kan dat zien.
Mijn naam is Caroll Sastro. Ik ben van de partij Carryonthemove, lijst 24. Ik ga voor de belangen van mensen met een handicap. En wat ik erover kwijt wil is. Ik vind de samenleving is gebaseerd, wat dat betreft, op een validistisch systeem. Mensen met een handicap worden apart behandeld. Laat ik het even netjes uitdrukken. Het komt eigenlijk erop neer dat ze gewoonweg gediscrimineerd worden. Nou, als het om passend onderwijs gaat. Dan mis ik gewoon de keiharde toezegging. Dat mensen voor honderd procent ervoor gaan. Dat deze mensen. Want het gaat hier om artikel 24 van het VN-verdrag. Het VN-verdrag is inmiddels grondwet. Dat weten we allemaal. Waarom zouden we niet de ambitie durven uitspreken dat we er voor honderd procent voor gaan. En de overheid ook tot hun verantwoording roepen. Om dit. Om te voorkomen. Dat deze kinderen niet gediscrimineerd worden. En gewoon net als alle andere kinderen, honderd procent recht hebben op gelijke kansen. Die ambitie mis ik.
Ik ga even terug naar de gasten. Klopt dat, dat die ambitie onvoldoende brandt om inclusief onderwijs te bieden?
Nee, dat klopt niet. Ik vind inclusief onderwijs. Of dat nu gaat over huidskleur. Of een geslacht. Of een beperking. Of wat dan ook. Dat maakt me niet zoveel uit. Het is juist mijn ambitie om dat bespreekbaar te maken. Ook in de gemeenteraad. Dat is volgens mij de reden, in ieder geval voor mij de reden, waarom ik in de politiek zit. Dus die ambitie, die is er in ieder geval bij mij wel. Volgens mij bij veel van mijn collega’s ook. We hebben het er ook vaak over. Tegelijkertijd is er ook een realiteit. Dat probeer ik net aan te geven met het voorstel dat ik heb ingediend. Dat gaat specifiek over kinderen met een lichamelijke beperking, die heel graag naar een reguliere school willen. Waarom? Ze willen graag midden in de maatschappij opgroeien en leren. Mijn oudste zoon zit op een reguliere school. Ik denk dat het voor die school ook heel goed zou zijn als daar een klas zou zijn, die gevuld zou zijn met kinderen die niet bezig zijn met wie de nieuwste iPad heeft, maar die met andere uitdagingen in het leven proberen het beste ervan te maken. Ik denk dat dat een veel breder en veel completer beeld geeft van hoe wij met elkaar om moeten gaan in deze stad. Dus die ambitie is er zeker. Niet alleen bij mij, maar ook bij mijn collega’s. Tegelijkertijd moeten wij een school bereid vinden om die verantwoordelijkheid op zich te nemen. En dat is best wel een stap voor een school. En ik zeg niet dat ze het niet zouden moeten doen. Maar daar zit best wat overredingsskracht. En ik maak me daar hard voor. En ook de komende periode zal ik mij daar zeker hard voor blijven maken.
Dank je wel.
Maar dan scholen wijzen op het VN-verdrag?
Ja, dat kan zeker en dat zal ook steeds steviger gebeuren. Dat VN-verdrag moet natuurlijk nog omgezet worden in wetten en we moeten ook eerst het passend onderwijs echt gaan leveren. Laat staan dat we al in staat zijn om inclusief onderwijs waar te maken. Maar het is een gegeven dat moet gaan gebeuren. Ik wou langzaam naar een afronding toe. Langzaam omdat we zijn hier met negen kandidaten en die wou ik nog even de kans geven om ieder even heel kort een laatste statement te geven. Maar ik wou ook nog even de gastheer Kees Buijtelaar bedanken. De schoolleider hier. En hem vragen: Kees, heb jij nog iets dat je zou willen meegeven? Want jij leidde hiervoor een havo-vwo school. Nu zie je het vmbo in Zuidoost. Is er nou iets, als je die verschillende perspectieven naast elkaar legt, als je het hebt over het bieden van kansen en over aansluiting vmbo-mbo, dat jij zegt: daar moeten deze raadsleden volgende periode echt wat aan gaan doen of echt meenemen?
Dank je wel, Menno. Nou vraag je me heel veel. Het allerbelangrijkste wat ik wil zeggen is dat ik het heel fijn vind dat jullie hier zijn in Zuidoost. Menno en ik kennen elkaar langer. Je weet Menno, dat waar ik ook zat, en ik zat juist in die wijken waar mensen zaten die zeiden: ’Ja, ik weet eigenlijk niet of ik Amsterdammer ben of niet. Want ik ken het verder niet en ik zie ook niemand.’ Ik vind het heel belangrijk om mensen hier naartoe, naar deze wijk te halen en ik denk dat dat ook onderdeel is van wat er moet gebeuren. Ik bedoel: jullie zitten daar, ik zit hier. Wij zitten hier in het onderwijs. Het gaat om samenwerking. Volgens mij, de dingen die ik vanavond heb gehoord, dat zijn de dingen waar het over gaat in deze stad. We hebben te maken met achterstanden. We hebben te maken met segregatie. We hebben te maken met dingen die we misschien allemaal wel weten, maar waarvan we vervolgens ons afvragen: \Wat moeten we ermee?’ Als we dit blijven doen met elkaar. Op de plekken waar het er echt toe doet. Dan komt het denk ik goed. Dat is het enige dat ik jullie mee geef. Fijn dat jullie hier waren. En ik denk dat ik je succes mag wensen voor wat je gaat doen. Er is veel te doen. Maar ik hoor mooie dingen vanavond.
Dank je wel, Kees. Dus blijf komen naar de plekken waar het echt het verschil kan maken. Dan ga ik jullie vragen om een laatste opmerking te maken. Dan noem ik ook nog even jullie naam en jullie lijstnummer, zodat de kiezer dat precies weet. En dan ga ik even aan deze kant om te spieken. Wat ik jullie zou willen meegeven: We hebben eigenlijk dingen afzonderlijk behandeld. Maar is er nou ook een samenhang tussen al die onderwerpen? Als je het hebt over kansen, segregatie, kwaliteit, transparantie. Meepraten van ouders hebben we het eigenlijk nog nauwelijks vanavond over gehad. Als je kijkt wat hier op de grond ligt: Vragen die ouders hebben ingestuurd gaan ook heel vaak over verantwoording afleggen. Is het wel zo dat die kansen geboden worden? Is het wel zo dat het geld terecht komt waar het nodig is? Leerwegondersteuning bijvoorbeeld, wordt dat goed besteed? Passend onderwijsgeld, wordt dat goed besteed? Ouders worstelen daarmee. Maar de vraag aan jullie: Zie je een samenhang? Eigenlijk, wat is onderwijs voor jullie? Wat is nou het doel van onderwijs? En zou je misschien iets kunnen zeggen voor de komende collegeperiode dat je misschien ook het onderwijs opnieuw moet definiëren om al die dingen bij elkaar te brengen? Zodat we kwaliteit en kansen bieden en segregatie en al die onderwerpen geen tegenspraken meer zijn. Maar dat het op de een of andere manier samengaat. Nou, ik hoop dat jullie het kunnen proberen.
Lijst 3, nummer 6: Anne Marttin voor de VVD.
Uitdaging om dat als eerste te doen. Er zijn twee heel belangrijke speerpunten waar denk ik alles bij elkaar komt. Het eerste is dat elk kind in Amsterdam een goede en vooral passende school moet kunnen kiezen. Het tweede is het lerarentekort. Want elke school heeft voldoende leraren nodig met passie voor het kind, die ook echt het verschil kunnen maken in het leven van een kind. We hebben nu gewoon te weinig kwalitatief goede docenten.
Dank je wel. Dan ga ik naar lijst 19, nummer 1: Don Ceder van de ChristenUnie.
Ja, ik begon mijn verhaal door te zeggen dat onderwijs en scholen niet leerfabrieken zijn maar waardegemeenschappen. Juist in een samenleving waarin we echt zien dat de sociale cohesie ontbreekt. En steeds meer als los zand hangt. En ook mensen buiten de boot vallen. Ook jongeren. Ook kinderen. Dat het belangrijk is dat we juist daarop in het onderwijs gaan investeren. En niet alleen in kwaliteitseisen. Maar dat kinderen de ruimte krijgen om zichzelf te ontwikkelen tot de persoon die ze ook daadwerkelijk zijn. Of kunnen worden. En ik denk dat we daarbij ook echt moeten gaan kijken naar wat de kinderombudsman aangaf. Dat we het een beetje moeten omdraaien. Dat kost heel veel geld. Maar ik denk dat we inderdaad de komende jaren moeten kijken naar: ’Wat heeft dit kind nodig?’ En dat we daar ook maatwerk gaan leveren. Als ik kijk naar het speciaal onderwijs, passend onderwijs, het MBO, het basisonderwijs en ook het voortgezet onderwijs de komende jaren. We moeten beseffen dat hoe we scholen gaan benaderen, dat uiteindelijk ook de manier is waarop we onze stad in de toekomst zullen hebben. Want de kinderen zijn onze toekomst. En laten we daarom ook op de toekomst gericht samenwerken. Om ervoor te zorgen dat onze kinderen zich tot volle potentie kunnen ontwikkelen. Daar wil ik mij de komende jaren voor inzetten. Als u dat ook vindt, stem dan op de ChristenUnie, lijst 1, Don Ceder, dank u wel.
Dank je wel. Dat is ook mooi om het verschil te zien tussen VVD en de ChristenUnie. De een is echt heel kordaat en de ander zegt: ik wil het echt goed uitleggen. Dat is een stijlverschil.
Lijst 7, nummer 1, Diederik Boomsma van het CDA.
Nee, ik wil allereerst iedereen hier bedanken. Want ik heb ook weer heel veel geleerd, moet ik zeggen. Van de input uit de zaal, maar ook weer van mijn collega’s, moet ik heel eerlijk zeggen. Dus daar ben ik wel weer dankbaar voor. Ik denk dat heel veel thema’s samen komen in het begin van die menselijke maat. Onderwijs is de vorming van de hele persoon. Van het kind. Dat moet centraal staan. Er is natuurlijk een neiging, ook als politici, omdat wij sommige bevoegdheden wel hebben en andere niet, wij kunnen makkelijk schuiven met geld, en dan gaat het daar over. Uiteindelijk gaat het om die menselijke maat en inderdaad het onderwijs als waardegemeenschap. Ik denk dat het wel wat van ons vraagt, want daar ligt echt onze taak als gemeentelijke overheid, om nu absoluut in te zetten op het lerarentekort. Het is een ongelofelijke bedreiging voor ons. Dus wij moeten dat flankerende beleid dat wij wel kunnen leveren, dat moeten wij echt zo goed mogelijk doen. Dus huisvesting, parkeren, beurzen etcetera. Dat moeten wij zo goed mogelijk doen. Daarnaast ik denk dat dat niet genoeg is. Dus wij moeten met zijn allen blijven lobbyen voor meer waardering voor het vak van meester. Want het geheim van het onderwijs is het geheim van de meester, of de meesteres. Ik denk dat wij ook samen een vuist moeten maken naar Den Haag voor die grote stedenbonus. Want het leven in de grote stad is nu eenmaal duurder. Maar wat wij als gemeente nog meer moeten doen is inderdaad zorgen voor die menselijke maat. Wij kunnen daaraan bijdragen door in te zetten op kleinschalige, categorale scholen. Ik denk dat daar ook echt nog behoefte aan is. Dat blijkt ook uit de cijfers. Kijk, we zijn niet voor het postcodebeleid, zijn ook niet voor het lotingsysteem. Wij denken dat het plaatsen van kinderen op scholen, dat dat een mensenzaak is. Dat is iets aan mensen en niet aan algoritmes. Maar we hebben wel gezien dat er duidelijk behoefte is aan kleinschalige, categorale scholen en dat we daar ook de komende jaren op in moeten zetten.
Dank je wel. En je ziet dat CDA en ChristenUnie dan toch qua tekstlengte dicht bij elkaar liggen.
Ik zorg even dat je niet de hele tijd op en neer hoeft te lopen. Dat is misschien wel handig. Lijst 1, D66, nummer 5: Dehlia Timman.
Ja, ik vind het ook fijn dat we een debat hebben over onderwijs. Want ik vind eigenlijk dat in deze hele verkiezingsperiode het te weinig over onderwijs gaat. Het gaat heel veel over de huizenmarkt. Terecht, dat is ook een groot probleem. Maar wat mij betreft ligt het hart van een gezonde samenleving toch echt bij het onderwijs. En dan heb ik het ook over die menselijke maat. En dan kom ik ook bij het lerarentekort. Want ik ben ook een moeder en ik krijg ook die emailtjes van Op=Op. Dus ik krijg ze via deze kant. Maar via de zorgkant komen ze ook binnen. Ik denk dat wij allemaal gek worden als we op een gegeven moment onze kinderen niet meer naar school kunnen sturen. Dat vind ik echt een maatschappij als de onze onwaardig. Ik denk ook dat inderdaad de gevolgen daarvan veel groter zijn dan we ons nu kunnen voorstellen. Dus wat mij betreft zetten we daar vol op in. En dat gaat over geld. Dat gaat over het vak weer aantrekkelijk maken. Maar dan denk ik van: ’Het moet toch ook weer leuk zijn om leraar te zijn?’ Die leraar is toch, iedereen herkent toch die ene leraar die belangrijk voor je was? En tegelijkertijd ook het succes van juf Ank, dat komt toch ook niet zomaar uit de lucht vallen? Die leraar, dat beroep moet weer een bepaalde status krijgen. Dat heeft met geld te maken. Dat heeft ook met laten zien hoe leuk het beroep is te maken.
Het is leuk!
Het is leuk! En ik mag sinds kort zelf ook al een beetje lesgeven en ik vind het ook leuk. Dus wat mij betreft zetten we daar op in en dan komen al die dingen goed. Tot slot, ook kansengelijkheid. Ik ken een hele goede schooldirecteur, die zelf ook leraar is geweest. En die op een school hier in Zuidoost met veel achterstandsleerlingen het toch lukt om hele goede Citoscores te halen en een gezond deel van zijn populatie naar het vwo te sturen. Dus het kan wel. Als je maar de juiste mensen voor de klas en in het team hebt.
Dank je wel.
Dan hebben wij Numan Yilmaz van DENK. Lijst 9 en hij staat op nummer 5.
Nou heel veel dingen zijn eigenlijk al genoemd, maar onderwijs is heel belangrijk. De toekomst van ons land. Dat beseffen volgens mij soms mensen niet echt. Het gaat om onze kinderen. Zoals ik al zei, zij zijn onze toekomst. Uiteindelijk is ons land, ons lot, ook in hun handen. En daarom moeten we ook niet schromen om te investeren in onderwijs. Wij worden, tenminste een deel wordt zeker, onderdeel van de Amsterdamse gemeenteraad. En we moeten onze krachten ook niet onderschatten. We zijn de hoofdstad. Aandringen ook bij de landelijke fracties, wat ik net al heb genoemd, om ook gewoon goed te investeren in onderwijs. We hebben stille reserves, veel docenten die thuiszitten. Ik sluit mij helemaal aan bij mijn collega, Dehlia. We moeten het aantrekkelijk maken. In andere landen heeft de docent ook een bepaalde status. Daar krijg je echt respect voor. In Nederland niet. In Nederland krijg je helaas een bepaalde stempel: ’Je hebt niets bereikt, dus ben je maar docent geworden en heb je veel vakantie.’ Daar moeten we vanaf. Dat moet veranderen. Want de waardering die je van je studenten krijgt, die is onbetaalbaar. Als je een kind ziet groeien, dat kun je met geen pen beschrijven denk ik. Dus dat moet terug. We moeten gewoon investeren in onderwijs. Met andere woorden: investeren in onze toekomst.
Dank je wel.
Manju Reijmer van Amsterdam BIJ1. Lijst 20, op nummer 11.
Ja, ik wil wel nog even ingaan op je vraag. Want ik denk dat BIJ1 bij uitstek een partij is die kan zien hoe alle mechanismes samenwerken. Ik bedoel, ik denk dat lerarentekort, segregatie, passend onderwijs, allemaal met elkaar te maken hebben. Wij hebben de visie om te kijken hoe die onderdrukkingssmechanismes samenwerken en hoe het beleid van de huidige gemeenteraad dit heeft bewerkstelligd. Dus ik denk dat BIJ1 samen met de leraren en samen met de onderwijsbonden kan kijken hoe het anders kan.
Sofyan Mbarki, lijst 2, op nummer 2 van de PvdA.
ja, ik denk dat er heel veel al gezegd is. Wat ik nog eraan zou willen toevoegen is dat het heel belangrijk is dat we ook uitgaan van het perspectief van gelijke kansen. En wat mij betreft krijgt een kind dat geboren is in Amsterdam Zuid, dezelfde kansen als een kind dat geboren is in Amsterdam Nieuw-West. En daar moeten we dus ook heel veel op gaan inzetten. Dat die gelijke kansen ook gelijk blijven. Ik geloof dat onderwijs niet alleen maar leidt naar een diploma. Het onderwijs bereidt je ook voor als burger op de samenleving en laat je ook de mens worden die je wil worden. Dat betekent dat ik een heel belangrijk aspect in het onderwijs graag naar voren wil brengen de komende vier jaar en dat is dat je als kind, en als ouder ook, jezelf mag zijn op school en daarmee ook jezelf mag zijn in de stad. We verschillen allemaal van elkaar en we zijn allemaal verschillend. Maar het is belangrijk dat we dat aspect ook in het onderwijs terug laten komen. Er is vandaag een boek uitgebracht door Huub Nelis en Machteld de Jong ’Help mijn school is gekleurd’. Dat appelleert wel aan de diversiteit die we op scholen hebben. En die is niet alleen etnisch. Dat heeft ook te maken met sociale klasse. Daar moeten we ook alert op zijn. Want we hebben jaren geleden te maken gehad met de witte vlucht naar Amsterdam Zuid, we zien inmiddels ook al de zwarte vlucht. Dus het gaat verkleuren en ik denk dat dat belangrijk is om ook in het oog te houden. Ik wil wel nog een punt maken, dat is het accent wat net ook genoemd is. We zullen echt aan de slag moeten met het lerarentekort. Ik heb van alles al gehoord qua suggesties. Volgens mij moeten we alle ideeën die er zijn, in de stad, maar ook vanuit andere landen, mensen die willen helpen, erbij betrekken. Want we zullen echt met krachtige maatregelen moeten komen om dit probleem – wat echt een probleem is niet alleen maar in kwantiteit maar ook in kwaliteit denk ik – het hoofd te kunnen bieden voor de komende jaren. Want anders staan we hier over vier of vijf jaar weer en dan hebben we een groter probleem. Dus dat is een hele belangrijke. Dank u wel.
Dan hebben we Simion Blom van Groenlinks. Lijst 5 en je staat op nummer 8.
Nou daar valt eigenlijk geen speld tussen te krijgen. Dus moet ik als laatste. Er is gewoon heel veel gezegd al. Al het kruid is al verbrand. Nee, maar dan…
Misschien kan je toch nog iets zeggen over hoe al die onderwerpen samenkomen en hoe jij onderwijs nou in de kern ziet. Wat betekent het voor jou?
Nou ik stond vanmiddag voor de klas. Ik ben geen leraar maar ik had een presentatie. Dat was op een ROC school. Ik stond daar drie uur en ik ben nog steeds best wel moe. Natuurlijk, de afgelopen week, dat speelt ook heel erg mee. Ik realiseerde me: ’Oke, het is echt, echt heel zwaar.’ Zij deden het daar echt heel mooi. Die ene leraar. Ik denk dat iedereen dat nog wel in gedachten heeft. Die ene leraar uit uw jeugd. Die indruk op u maakte. Die hoge verwachtingen had. En die u leerde uw eigen potentie te herkennen. Voor mij persoonlijk: Ik denk dat zo’n leraar mij heeft geleerd om alles uit mijzelf te halen wat in mij zit. En ik denk dat we nu te maken hebben met een risico vanwege het lerarentekort. Waardoor we dan de kwaliteit van ons algehele onderwijs inboet. Dat is gewoon ontzettend zonde voor al die kinderen die gewoon recht hebben op het beste onderwijs. Ik vind het heel goed om te zien dat we dit in gezamenlijkheid herkennen. Wat mij betreft gaan we hier gewoon fors op inzetten. En het mag heel veel geld kosten, want het gaat om de toekomst van onze samenleving. Heel cliché, maar die toekomst die wordt gewoon vandaag gemaakt in de klas. Maar dan moet er wel gewoon een leraar in die klas staan. Dus dat is het eigenlijk.
Tot slot, voor misschien dat kruid dat toch nog over is. Erik Flentge van de SP. Lijst 4, nummer 2.
Bij dit soort dagen zit ik eigenlijk altijd weer te denken: Zal ik niet toch weer terug gaan naar het onderwijs? Ik heb een prachtige baan. Maar ik ben oud geschiedenis leraar. Je merkt het eigenlijk steeds weer. Eigenlijk wil ik wel weer voor de klas gaan staan. Want dat gevoel van die lampjes in die ogen van de leerlingen. Als er echt een kwartje is gevallen. Als er echt iets is gebeurd. Een ontwikkeling heeft plaatsgevonden. Het is eigenlijk het mooiste wat je kan hebben. En dan is het werk achter de computer toch echt een stuk saaier, kan ik je zeggen. Stukken saaier. Maar je vraagt mij naar mijn algemene blik op het onderwijs. Ik denk dat het begint met kleinschaligheid. De conciërge op de basisschool die van elke leerling weet wat zijn naam is. Daar begint het al mee. Op een MBO is dat misschien nog lastiger, maar dat is een streven waar je mee moet beginnen. Die dichtbijheid van die leraren. Liefdevol, waar jij het over had. Zorgen dat je liefdevol naast je leerlingen staat. Dan moet de nabijheid wel de kans krijgen. Ik denk ook dat wij in Amsterdam een beetje lef moeten krijgen. En ik zeg dan lef tegen de leraren. Tegen de ouders. Steun ze. Maar ook het lef aan de leraren. Pak je vak terug! Pak het vak terug van al die beleidsmakers. Al die rekenmeesters, die hoe groter de instelling is, steeds meer de baas zijn en uiteindelijk bepalen waar het heen gaat. Pak je vak terug en zorg dat je laat zien dat jullie degene zijn die het onderwijs maken. En in algemene zin: Wij moeten hier – dat zeg ik tegen al mijn collega’s, tegen mijzelf, ik noem jullie even al mijn collega’s – laten wij dan ook de republiek Amsterdam zijn. Waarbij wij laten zien dat al die scholen die met heel veel kwetsbare leerlingen kampen, dat we die niet in de steek laten. Dat we ruimhartig investeren in extra handen in de klas. Extra geld zodat die leraar z’n ding kan doen. En dat we ook bijvoorbeeld de trots hebben om in Amsterdam, vooruitlopend op de landelijke maatregel, tegen een leerling die misschien te vroegtijdig op een mavo terecht gekomen is maar een stapje hoger wil, dat we drempelloos alle overgangen voor die leerling mogelijk maken. Zodat ze door kunnen stromen naar datgene wat hun talent hen aangeeft. Vmbo is prachtig, havo is prachtig, maar dat elke leerling kan doen wat die aan talent in zijn mars heeft en wat hij graag wil. Daar zou ik een pleidooi voor houden. Laten we trots zijn. Leraar wees trots. En Amsterdam, wees trots op ons onderwijs. Laten we er vol voor gaan.
Dank jullie wel. Dit was het Onderwijsdebat020. Eén uur en drie kwartier over onderwijs gedebatteerd. Ik hoop dat jullie iets wijzer zijn geworden. Ik moet nog zeggen: ik heb vandaag iets meegemaakt, dat heb ik nog nooit eerder meegemaakt. Degene waar het over gaat, zal het begrijpen. Een debat bijwonen en niets zeggen, dat is echt ongekend. Maar ik hoop toch dat het interessant genoeg is geweest. Jullie allemaal wel thuis en straks een verstandige keus bij de verkiezingen. Dank jullie wel voor jullie komst en graag tot een andere keer.