“Ik haal netjes mijn examens. Ik moet nog steeds veel doen om mijn diploma te halen, maar ik ben wel trots op de resultaten die ik heb behaald.”
“Mijn mentor!”
“Hij is heel hulpvaardig. Ook tijdens de lessen heeft hij tijd voor je. Hij vraagt vaak hoe het met mij gaat en met mijn stage. Heel persoonlijk, dat vind ik heel fijn om toch even dat moment te hebben. Dat doet hij bij elke leerling, dat kan ik heel erg waarderen.”
“Hij is geïnteresseerd in de studenten. Hij zal wel een drukke agenda hebben. Toch maakt hij tijd voor ons.”
“Tijdens moeilijke momenten, als het eventjes niet zo goed gaat. Bijvoorbeeld met stage of met school.”
“Ik had een moeilijk gesprek op school over de evaluatie van mijn stage met de stagecoördinator. Het ging niet goed met mijn stage.”
“Mijn mentor bleef daarna nog even zitten om het gesprek met mij na te bespreken. Hij zag dat ik die aandacht even nodig had.”
“Even bespreken wat er nu gaat gebeuren geeft heel veel duidelijkheid en ik merk dat die steun er dan is.”
“Omdat het anders op mijzelf aan komt en dan raak ik in paniek. En dat valt weg als hij mij daarbij helpt. Ik vind dat ik echt geluk heb met zo’n mentor. Ik ben echt blij met deze mentor”
“Haha, wat een vraag! Ik denk dat hij zou zeggen dat ik volwassener ben geworden. En dat ik veel heb geleerd. En dat ik moeite had met presenteren en dat ik meer vertrouwen in mezelf heb gekregen.”
“Ja, ik vind het ook leuk om mensen te helpen. Het geeft een goed gevoel als je iets voor iemand kan doen en ik word er wel enthousiast van als iemand met een vraag naar mij toe komt.”
“Ik ben best handig met computers. Er is altijd wel iemand die hulp nodig heeft bij het maken van een presentatie. Dan weten studenten mij altijd snel te vinden.”
“Ik wil uiteindelijk wel op mijzelf wonen. Ik weet niet of ik dan nog studeer. Ik hoop wel dat ik dan zelfstandiger en nog volwassener ben. En vooral dat ik blij ben met wat ik doe.”