Pakken papier waren binnengekomen op mijn huisadres, vol cijfers en tabellen, en een uitgebreide toelichting erop. Het kwam er op neer dat er eigenlijk weinig veranderde ten opzichte van andere jaren en dat het met onze stichting goed ging.
Niet gehinderd door al teveel gedachten over rolopvatting, strategie, etc. dook ik er als nieuw en enthousiast GMR-lid eens goed in. Na uren geploeter kwam ik boven met twee vragen (het leek me wel handig om te focussen): Waarom gaf de stichting zoveel – steeds meer – geld uit aan huisvesting? Kunnen we dit niet beter aan onderwijs uitgeven? En waar was het geld voor Passend Onderwijs (toen net ingevoerd) gebleven? Op de begroting van onze school had ik gezien dat er veel minder werd besteed dan toegekend uit Den Haag. Volgens onze schoolleider kwam dit door gemeentelijke subsidies die waren weggevallen (die dus gecompenseerd moesten worden) én door de financiële kaders van de stichting. Hoe zat dit?
De voorzitter van onze GMR-vergadering (ook een enthousiaste medezeggenschaps-ouder) had in een volle agenda een half uur kunnen inplannen voor de begroting. Na 10 minuten toelichting van het bestuur waren daarvan nog 20 minuten over. Toen kwam de GMR-werkgroep Financiën aan het woord, maar die bleek niet vergaderd te hebben. Dat leverde een kleine discussie op, over hoe verder. Toen was er nog een kwartier over. We mochten allemaal onze vragen stellen, dat waren er in totaal een stuk of 5-6. Het bestuur kwam met een toelichting.
Voor mijn vragen gold kortgezegd: we hadden nou eenmaal veel oude gebouwen en voor passend onderwijs moest ik niet bij het bestuur van de stichting zijn, maar op school. Immers, ons beleid was dat vrijwel al het geld voor het passend onderwijs gewoon aan de scholen werd doorgegeven. De tijd was om.
Ik probeerde snel te begrijpen wat was gezegd. Dat we allemaal in oude gebouwen zitten, dat wist ik wel. Maar hoorde ik nou ook zeggen, dat we eerder eigenlijk te weinig hadden uitgegeven? En zo ja, hoe moest ik beoordelen wat eerder te weinig was, of nu misschien teveel? En wat betreft het passend onderwijs; werd ik binnen onze stichting van het ‘kastje naar de muur’ gestuurd? Of door de overheid, die landelijk (extra) geld toekent, maar tegelijk lokaal kort?
Mijn enthousiasme was omgeslagen in verwarring. Ik wilde niet direct genoegen nemen met deze toelichting. Maar onze voorzitter was ondertussen ook wat minder enthousiast geworden, want we liepen uit. En hadden wij (GMR) in het verleden niet bij hem aangedrongen om echt om 22 uur te eindigen? Ja. Dus, nee, er was geen ruimte voor een uitgebreidere discussie hierover.
Ik drong aan, maar dat viel niet in goede aarde. Het was toch duidelijk zo? Ik keek om me heen voor hulp. De ouder naast mij deed nog een vriendelijke poging voor mij. Maar een andere collega in de raad zei dat dit bij hen op school eerlijk gezegd niet speelde. En dan weten alle GMR-leden: zodra het school-specifiek wordt, dan hoort het in de GMR niet thuis.
Tijd dus om te stemmen, zei onze voorzitter! Uit het veld geslagen bleef ik achter en stemde aarzelend tegen. Als enige. Met een goedgekeurd financieel meerjarenplan gingen we snel door naar het volgende onderwerp.
Mijn vuurdoop in de GMR. Een inbreng die niks opleverde en vrienden had ik ook niet echt gemaakt. Ik werd direct op de feiten gedrukt: de complexiteit van de onderwijswereld, het werken met een informatie-achterstand, de verschillende medezeggenschaps-niveaus, etc. Wat effectief is wordt niet persé bepaald door de inhoudelijke kracht van je vraag of argument, het raadswerk is ingewikkelder dan dat. De agenda, je collega’s, de voorzitter, de sfeer, het werkt allemaal mee – of niet dus.
…weet ik dat je best wat voor elkaar kunt krijgen. Allereerst door het te doen; ik heb veel tijd besteed aan het medezeggenschapswerk en zo – vallend en opstaand – mijn kennis en inzicht opgebouwd. Kennis van het onderwijs en onze stichting. Inzicht in hoe we de zaken kunnen aanpakken, hoe ik van betekenis kan zijn, samen met anderen.
Maar ik heb ook veel hulp gekregen, van binnen en buiten onze stichting. Onder andere van OCO, voor mij in deze periode een sparring-partner. Deze hulp wil OCO nu uitbreiden, naar ook andere ouders in de medezeggenschap in Amsterdam.
Daarom kun je komende tijd op deze blog lezen over het medezeggenschapswerk, hoe het mij is vergaan, wat ik hoor van andere ouders, etc. En mogelijk komen daar in de toekomst ook andere bloggers bij. Met verhalen, ervaringen en inzichten uit de praktijk, die eraan bijdragen dat ook jij als ouder in een medezeggenschapsraad waardevolle resultaten kunt boeken.
Dit is de eerste blog geschreven door Mira Huussen, ouder van twee kinderen en woonachtig met haar partner in Amsterdam. Gevraagd door OCO, schrijft ze de komende tijd over haar ervaringen in de medezeggenschap in Amsterdam, waar ze de afgelopen vijf jaar actief in was op een basisschool en in een overkoepelende stichting. Deze reeks is onderdeel van Raadgevers: een nieuw platform voor ouders in de medezeggenschap.