In groep 3 leert een kind lezen. Scholen gebruiken hiervoor vaak een methode, zoals ‘Veilig Leren Lezen’. Al in de eerste schoolweek leren kinderen korte woorden lezen, zoals: ‘pop’, ‘hek’ en ‘bus’. Dit zijn ‘klankzuivere’ woorden: elke klank heeft een eigen letter. Je schrijft het woord precies op zoals het klinkt. Een woord dat niet-klankzuiver is, is bijvoorbeeld ‘paard’. Je hoort een /t/ maar schrijft een /d/.
In het begin lezen kinderen de woordjes vaak letter voor letter (klank voor klank), maar dit zal steeds vloeiender gaan. Rond de kerst kennen de kinderen bijna alle letters en klanken en gaat het leestempo omhoog.
De leerkracht observeert het leesproces van een kind als het hardop voorleest. Daarnaast volgt de leerkracht de ontwikkeling met methode-gebonden en methode-onafhankelijke toetsen. Methode-onafhankelijke toetsen brengen de technische leesvaardigheid (AVI-niveau) van een kind in kaart. Twee veelgebruikte methode-onafhankelijke toetsen zijn:
Sommige uitgevers geven speciale AVI-boeken uit. Dit zijn boeken die op AVI-niveau zijn ingedeeld, zodat kinderen boeken kunnen lezen die aansluiten op hun eigen leesniveau. De meeste kinderen in groep 3 beginnen op niveau AVI-start of AVI-M3 (midden groep 3). Aan het einde van groep 3 lezen de meeste kinderen op AVI-niveau E3 (eind groep 3).
Tip: laat uw kind zelf zijn boeken uitkiezen. Er is namelijk een relatie tussen leesmotivatie (leesplezier) en leesvaardigheid bij kinderen.
Veel kinderen beginnen al uit zichzelf met schrijven in de kleuterklas. Ze verkennen letters en klanken en zijn vaak in staat hun eigen naam onderaan een tekening te zetten. Daarna volgen andere woorden en soms zelfs hele zinnen. Eerst volgt het kind bij het schrijven nog de spraakklanken (fonetisch): bijvoorbeeld ‘kooi’ als ‘koj’ en ‘heb’ als ‘hep’. In groep 3 komen de eerste spellingregels aan bod.
Een kleuter heeft nog geen handschrift aangeleerd. Langzaamaan ontwikkelt het kind de kleine motoriek (ook wel fijne motoriek genoemd), zodat het later in groep 3 echt kan leren schrijven.
Het schrijfonderwijs verschilt per school. Sommige scholen bieden kinderen eerst losse schrijfletters aan, de kinderen leren dan pas later in het jaar aan elkaar te schrijven. Andere scholen leren kinderen al vanaf het begin aan elkaar te schrijven.
Leren lezen, spellen en schrijven gaan hand in hand. Bij het leren lezen en spellen moet een kind klanken omzetten in bijbehorende letters, lettergrepen en woorden en omgekeerd. Waar het bij het lezen om de herkenning van woorden gaat, gaat het bij spellen om de productie van woorden. Bij spellen moet een kind elke klank aandachtig verwerken, vasthouden en in de goede volgorde omzetten in letters.
Als een kind de letters, klanken en woorden opschrijft, slijpt de visuele vorm goed in. Dat komt doordat de schrijfpatronen en visuele aspecten tijdens het schrijven voor een extra ‘code’ zorgen in het geheugen. Daarom wordt geadviseerd om kinderen bij het aanleren van klankteken-koppelingen ook gelijk de vorm van de letters te leren schrijven (Astrid Geudens, hoofdauteur Veilig leren lezen kim-versie).
De volgende bronnen bevatten meer achtergrondinformatie over de samenhang tussen lezen, spellen en schrijven:
In het begin van groep 3 is rekenen vooral een voortzetting van de telactiviteiten uit groep 2. Kinderen leren getallen herkennen en schrijven. Daarnaast maken ze kennis met de begrippen ‘erbij’ en ‘eraf’.
Wat later in groep 3 leren kinderen de + en – tekens kennen en gaan ze echte sommen maken. Eerst zijn dit sommen onder de tien. Later in groep 3 leren zij ook sommen boven de tien uit te rekenen. Hiervoor mogen zij vaak een rekenrek gebruiken.
Ook leren kinderen tellen tot honderd, splitsen (een getal in twee delen verdelen) verdubbelen en halveren. Tot slot krijgen kinderen les in meten, klokkijken (halve en hele uren) en rekenen met geld.
In dit volledige leerstofoverzicht ‘Rekenen voor groep 3’ van uitgeverij Noordhoff, staan de concrete doelen per leerlijn.
Naast de hoofdvakken lezen, schrijven en rekenen, krijgen kinderen in groep 3 ‘oriëntatie op jezelf en de wereld’. Dit is een verzamelnaam voor de volgende vakken: aardrijkskunde (ruimte), geschiedenis (tijd), natuur & techniek en mens & samenleving.
Kinderen krijgen vanaf zes jaar steeds meer interesse in de wereld om hen heen. Het wereldbeeld van kinderen is op deze leeftijd vrij geordend. Ze zijn nieuwsgierig naar wat er in de wereld gebeurt, maar zijn nog niet snel van slag. Dit verandert pas rond het achtste levensjaar, wanneer het wereldbeeld van duidelijk geordend naar groter –en daarmee ook onoverzichtelijker – verandert.
In groep 3 leert een kind stap voor stap de wereld verder verkennen. Er komen veel onderwerpen aan bod, zoals: begrippen van tijdsaanduiding (verleden, toekomst, jong oud), het eigen lichaam, bouw en voortplanting van planten en dieren en godsdienstige feesten.
In dit overzicht van SLO (Stichting Leerplanontwikkeling) en Tule (Tussendoelen en leerlijnen) staan de kerndoelen en uitgewerkte leerlijnen voor ‘oriëntatie op jezelf en de wereld’. Klik eerst op het kerndoel en vervolgens op ‘groep 3 en 4’.
In groep 3 krijgen kinderen ook het vak kunstzinnige oriëntatie. De school besteedt aandacht aan: beeldende vorming, dans, drama, muziek en cultureel erfgoed. Zo leren kinderen experimenteren met verschillende materialen en technieken voor hun werkstukken. Ook leren zij geconcentreerd te luisteren naar – korte, betekenisvolle – muziekfragmenten.
In dit overzicht van SLO en Tule staan de kerndoelen en uitgewerkte leerlijnen voor ‘kunstzinnige oriëntatie’. Klik eerst op het kerndoel en vervolgens op ‘groep 3 en 4’.
Tot slot krijgen kinderen in groep 3 het vak bewegingsonderwijs. Ze leren verschillende bewegings- en spelvormen ervaren en uitvoeren, zoals ‘slootje’ springen van mat tot mat, tussen de één en drie meter hoog klauteren en een bal slaan met een racket. Ook helpen zij de leerkracht met het klaarzetten van het materiaal en leren zij een eigen regelovertreding kenbaar maken.
In dit overzicht van SLO en Tule staan de kerndoelen en uitgewerkte leerlijnen voor ‘bewegingsonderwijs’. Klik eerst op het kerndoel en vervolgens op ‘groep 3 en 4’.
Soms krijgen kinderen bewegingsonderwijs van een vakspecialist (iemand die de Academie voor Lichamelijk Opvoeding heeft afgerond). In andere gevallen krijgen kinderen bewegingsonderwijs van een groepsleerkracht met een zogeheten ‘brede bevoegdheid’ (aanvullende opleiding of Pabo oude stijl).
Ieder kind ontwikkelt zich in zijn eigen tempo. Bovendien kan een kind zich per vakgebied verschillend ontwikkelen. Het ene kind gaat bijvoorbeeld met grote sprongen vooruit met lezen en zit halverwege groep 3 al op AVI-niveau E4 (eind groep 4), maar heeft wat meer moeite met rekenen. Of andersom. De leerkracht volgt deze ontwikkelingen en past het onderwijs daarop aan.
Soms adviseert de leerkracht ouders om ook thuis te oefenen met taal en/of rekenen. Bijvoorbeeld wanneer het leestempo van een kind omhoog moet, dan kan de leerkracht ouders aanraden om dagelijks samen met hun kind te lezen. Of als een kind moeite heeft met optel- en aftreksommen onder de tien, dan kunnen ouders thuis door veel te herhalen helpen met het automatiseren (kennis of vaardigheden ophalen zonder lang nadenken).
Dagelijks tien a vijftien minuten thuis oefenen is meestal voldoende. Omdat kinderen al veel tijd doorbrengen op school en de aandachtspanne van kinderen uit groep 3 nog niet zo lang is.
Vier websites met gratis online oefenmateriaal voor leerlingen uit groep 3:
Drie websites met gratis werkbladen voor leerlingen uit groep 3: