In de Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen uit 2010 is vastgelegd wat leerlingen op verschillende momenten in hun schoolloopbaan aan basisvaardigheden Nederlandse taal en rekenen moeten kennen en kunnen. Alle referentieniveaus samen vormen het referentiekader voor taal en rekenen.
In tegenstelling tot de kerndoelen gaat het bij referentieniveaus niet om een ‘aanbodsverplichting’ voor de leraar, maar om een opbrengstverplichting voor de leerling. Met andere woorden: in het referentiekader staat wat leerlingen op verschillende momenten aan taal en rekenen moeten beheersen.
Het referentiekader bestaat uit fundamentele niveaus (F) en streefniveaus (S). Het fundamentele niveau is de basis die zo veel mogelijk leerlingen moeten beheersen. Het streefniveau is voor leerlingen die meer aankunnen.
Voor leerlingen uit het (speciaal) basisonderwijs, (voortgezet) speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en mbo gelden de volgende fundamentele niveaus:
Onderwijssoort | Referentieniveau taal | Referentieniveau rekenen |
---|---|---|
(Speciaal) basisonderwijs en (voortgezet) speciaal onderwijs | 1F en 2F | 1F en 1S |
Vmbo | 2F | 2F |
Havo | 3F | 3F |
Vwo | 4F | 3F |
Praktijkonderwijs | 1F | 1F |
Mbo 1/entree, mbo 2 en mbo 3 | 2F | 2F |
Mbo 4 | 3F | 3F |
Het niveau 2F is het algemeen maatschappelijk functioneel niveau. Hieraan zou elke Nederlander idealiter moeten voldoen.
Dit niveau levert in de praktijk echter problemen op. Zo blijkt uit het evaluatierapport referentieniveaus uit 2022 dat een deel van de leerlingen binnen het vmbo niveau 2F niet haalt. Daardoor stromen leerlingen met grote verschillen in beheersingsniveau van het vmbo door naar het mbo.
Doordat niveau 2F bestemd is voor een zeer brede doelgroep (vmbo, mbo1/entree, 2 en 3) ontstaan er bovendien problemen in de aansluiting tussen de verschillende niveaus en doelgroepen binnen het mbo.
Aan het einde van de basisschool moet een leerling referentieniveau 1F beheersen voor Nederlandse taal en rekenen. In het Besluit referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen staat specifiek beschreven wat dit niveau en de andere niveaus inhouden.
1F voor taal en rekenen is gericht op leerlingen die na het primair onderwijs doorstromen naar vmbo basis of kader. 2F voor taal en 1S voor rekenen zijn de streefniveaus voor leerlingen die na het basisonderwijs doorstromen naar het vmbo-t, havo of vwo.
Maar door verschillen tussen de teksten van de ontwikkelaars van het referentiekader (commissie-Meijerink) enerzijds en de wettekst anderzijds, is het voor scholen onduidelijk dat niveau 1F gericht is op leerlingen die doorstromen naar vmbo basis en kader en 1S en 2F voor leerlingen die doorstromen naar vmbo-t, havo en vwo.
De meeste basisscholen richten het onderwijs nu in op niveau 1F, terwijl zij voor een groot aantal leerlingen moeten streven naar 2F en 1S (Van den Broek e.a., 2022).
Landelijk is niet duidelijk in hoeverre leerlingen de referentieniveaus beheersen. Dit geldt met name voor het voortgezet onderwijs en mbo.
Zo wijkt het referentiekader voor taal en rekenen af van de vaardigheidsniveaus die PISA meet. En ook het eindexamen is in de huidige vorm niet geschikt om te bepalen of leerlingen de juiste referentieniveaus voor taal en rekenen beheersen. De uitslagen van de eindexamens Nederlands en wiskunde geven slechts een indicatie.
Doordat landelijke niet helder in beeld is of leerlingen de referentieniveaus beheersen, kan de Onderwijsinspectie ook niet vaststellen of leerlingen aan het eind van het voortgezet onderwijs voldoende geletterd en gecijferd zijn (Taal en rekenen in het vizier, 2022).
Om de de beheersing van de referentieniveaus wel in beeld te krijgen heeft de Onderwijsraad een aantal adviezen geformuleerd. Waaronder: