In deze bijdrage maken we onderscheid tussen thuisonderwijs en afstandsonderwijs. In beide gevallen vindt het leren thuis plaats. Maar het verschil is wie het onderwijs geeft of daarvoor verantwoordelijk is. Zijn dat ouders, dan is er sprake van thuisonderwijs. Is het een school, dan spreken we in deze bijdrage over afstandsonderwijs. Enkele voorbeelden kunnen het onderscheid verduidelijken.
Een jongere die niet op een school is ingeschreven en ook niet een school bezoekt maar het onderwijs van de ouders krijgt, is een voorbeeld van thuisonderwijs. Een jongere daarentegen die op een school is ingeschreven maar die tijdelijk geen onderwijs op school kan volgen, bijvoorbeeld in verband met ziekte, volgt afstandsonderwijs als de school voor lessen thuis zorgt, bijvoorbeeld via internet of anderszins. Van afstandsonderwijs is óók sprake als scholen vanwege een besmettelijk virus hun deuren gesloten moeten houden en hun lessen op een andere manier aanbieden.
Verdere verwarring kan optreden met de term huisonderwijs. In Amsterdam is de Stichting Huisonderwijs Amsterdam werkzaam, die zieke kinderen thuis onderwijs biedt. Het gaat om kinderen die wegens ziekte drie weken of langer niet naar school kunnen. Deze kinderen krijgen twee keer per week een leraar aan huis.
Ouders hanteren uiteenlopende motieven voor thuisonderwijs. Misschien wel de grootste groep vormen de ouders met een richtingbezwaar.
Een andere groep vormen de spijtoptanten, die ontevreden zijn over de school waar hun kind onderwijs volgt. Vaak betreft het ouders die al meerdere scholen hebben geprobeerd. Een voorbeeld vormen ouders van hoogbegaafde kinderen die merken dat school onvoldoende inspeelt op de hoogbegaafdheid.
Pestproblematiek op school kan eveneens een motief zijn om tot thuisonderwijs over te gaan, vooral als een wisseling van school daartegen niet heeft geholpen.
Voor de ouders die vanwege dergelijke negatieve motieven tot thuisonderwijs zijn overgegaan geldt dat ze de de leerplichtwet overtreden. Dit wordt in de praktijk alleen (tijdelijk) gedoogd door de leerplichtambtenaar als een kind een ’thuiszitter’ is geworden waarvoor geen passende school gevonden kon worden.
Er zijn ook ouders die op positieve gronden voor thuisonderwijs kiezen. Voorbeelden hiervan zijn ouders die het prettig vinden om het leren van hun kind van dichtbij mee te maken, of die van mening zijn dat 1-op-1 onderwijs tot betere resultaten leidt dan het groepsgewijze schoolonderwijs. Ook dergelijke positieve motieven vormen geen bij wet erkende reden om voor thuisonderwijs te kiezen.
Thuisonderwijs is geen bij wet erkende vorm van onderwijs. In Nederland kennen we alleen onderwijs op of door een school. Er zijn daarom weinig mogelijkheden voor ouders om hun kind thuisonderwijs te bieden. Alleen als ouders en/of kinderen vrijgesteld zijn van de leerplicht, kunnen ze voor thuisonderwijs kiezen. De Leerplichtwet biedt daartoe twee mogelijkheden; zie artikel 5a en 5b Leerplichtwet.
Vrijstelling kan ontstaan op lichamelijke en psychische gronden (de jongere is ‘niet leerbaar’), of als ouders overwegende bedenkingen hebben tegen de richting van alle scholen in de buurt. Aan deze beide vrijstellingsgronden zijn strenge voorwaarden verbonden, waardoor bijvoorbeeld een richtingbezwaar veelal alleen geldig is als het kind nog nooit een andere school heeft bezocht (zie met name de artikelen 6, 7 en 8 in genoemde wet).
Omdat thuisonderwijs geen wettelijk erkende vorm van onderwijs is, bestaat er geen toezicht op thuisonderwijs. De overheid is zich deze situatie bewust en heeft in de afgelopen 20 jaar verscheidene pogingen ondernomen om tot een wettelijke regeling inclusief toezicht te komen. Tot nu toe heeft dit geen resultaat gehad.
Wel bestaat er een zekere vorm van zelfregulering. In 2015 is de Stichting Keurmerk Thuisonderwijs opgericht, die landelijk opereert en certificaten verstrekt aan ouders die deugdelijk thuisonderwijs bieden.
Er is geen registratie van het aantal kinderen of jongeren dat thuisonderwijs krijgt. Wel rapporteert de overheid jaarlijks het aantal kinderen dat vrijgesteld is van schoolonderwijs op basis van een richtingbezwaar van hun ouders (Leerplichtwet, artikel 5b). Dit aantal is gestaag toegenomen van 94 in schooljaar 2000-2001 tot 1.280 in het schooljaar 2019-2020, overeenkomend met een gemiddeld jaarlijks stijgingspercentage van 14 procent. Deze cijfers zijn landelijk.
Ook in Amsterdam is er sprake van groei, van 40 jongeren in schooljaar 2014-2015 tot 62 jongeren in schooljaar 2018-2019, overeenkomend met een groei van 12 procent per jaar.
Het is niet zeker dat alle op basis van richting vrijgestelde kinderen thuisonderwijs krijgen, al is het moeilijk voorstelbaar dat ouders hun kinderen vervangend onderwijs zouden onthouden. Vermoedelijk vormen deze jongeren met richtingbezwaarde ouders de grootste groep kinderen die thuisonderwijs krijgt. Daarnaast ontvangt een onbekend aantal jongeren thuisonderwijs op basis van een vrijstelling wegens lichamelijke of fysieke ongeschiktheid (Leerplichtwet, artikel 5a).
Ouders zijn vrij te kiezen hoe ze hun thuisonderwijs inkleden. Uit al wat ouder onderzoek (Blok en Karsten, 2008) onder 51 ouders met een richtingbezwaar bleek het volgende:
“Eén op de vier ouders volgt een aanpak die lijkt op de aanpak van schoolonderwijs. Andere ouders wijken daar in min of meerdere mate vanaf.
Ouders karakteriseren hun aanpak vaak als eclectisch. Ze maken alleen gebruik van schoolmethoden als ze daar behoefte aan hebben en als ze erover kunnen beschikken. Naast schoolmethoden gebruiken ouders nog heel veel andere bronnen of leermaterialen: internet, educatieve materialen uit winkels, bibliotheekboeken, kinderboeken en huis-, tuin- en keukenmaterialen.
Praktisch alle ouders geven expliciet aan dat zij leer- en speelcontacten met andere kinderen organiseren. Veel kinderen volgen buitenshuis georganiseerde activiteiten op het gebied van kunst, scouting en sport.
Bijna alle ouders hanteren een dagritme, maar dat is veel flexibeler dan op school. Gemiddeld besteden kinderen vijftien uur per week aan gepland of formeel leren. Buiten deze uren vindt nog veel informeel of ongepland leren plaats.
Het volgen van de ontwikkeling van het kind gebeurt spelenderwijs tijdens het leren of werken. Door één-op-één met het kind te werken, vervalt volgens ouders de noodzaak om toetsen af te nemen.
Veel ouders laten zich bij het thuisonderwijs bijstaan door derden, waaronder leraren, vakdocenten en familie of vrienden. Er zijn daarnaast contacten met andere thuisonderwijzers, zowel via ontmoetingen als via social media. Verdere expertise halen ouders uit Engelse of Amerikaanse literatuur.”
Tegenstanders van thuisonderwijs hanteren vaak het argument dat school onmisbaar is vanwege sociale contacten. Uit het bovenstaande blijkt dat ouders manieren vinden om die ook zonder school te organiseren. In andere landen, met name de Verenigde Staten, heeft ‘home schooling’ een vastere plek in het bestel.
Voor verdere informatie over thuisonderwijs kun je terecht bij de veldverenigingen, waarvan er twee zijn:
Zie verder over een tijdelijke vrijstelling van schoolbezoek: