‘De situatie’ is de aanduiding die in de Amsterdamse gemeenteraad werd gehanteerd voor de SIBA-crisis waarbij drie islamitische basisscholen gesloten dreigden te worden. OCO raakte in maart 2007 bij de situatie betrokken door hulpvragen van ouders. Dat betrof zowel hulpvragen van ouders bij het vinden van een nieuwe school, als ondersteuningsvragen van actieve ouders die zich inzetten in de moedercommissie, ouderraad of (G)MR voor het behoud van islamitisch onderwijs voor hun kinderen.
Dit is een beschrijving van de manier waarop OCO in de afgelopen maanden gewerkt heeft aan de ‘situatie’.
Deze beschrijving van de ontwikkeling van een ondersteuningsvraag dient twee doelen:
In de nog jonge traditie van OCO past dat deze beschrijving transparant is en dus voor belangstellenden beschikbaar is. In elk geval wil OCO van deze situatie leren.
OCO heeft veel energie gestoken in het verzamelen van informatie om zich een zo goed mogelijk beeld te vormen van de situatie. OCO had slechts beperkt toegang tot relevante documenten. De (G)MR heeft inzage gegeven in een groot aantal documenten en van de zijde van de overheid was veel informatie via internet beschikbaar. Behalve met de ouders en het interimbestuur is OCO met veel partijen in contact geweest, o.a. met het ministerie van OCW, de gemeente, de ISBO en de AOb. OCO heeft in maart telefonisch contact gehad met de El Amien en begin april een kennismakingsgesprek gevoerd met de As-Siddieq. OCO heeft niet kunnen nagaan of vanuit de zijde van het SIBA-interimbestuur en andere betrokken partijen de verkregen informatie nog aanvulling of toelichting behoeft voor een volledig en objectief beeld. Dit betekent dat OCO over de aangetroffen situatie geen definitief oordeel kan vellen. Dat zou ook onwenselijk zijn, een oordeel over het handelen van andere partijen die met volle overtuiging hun rol vervuld hebben zou aanmatigend zijn en het gezag van OCO als jonge organisatie eerder ondermijnen dan versterken.
Uit de beschikbare gegevens leidt OCO af dat al rond de zomer van 2006 de verhouding tussen het SIBA-interimbestuur en de ouders over en weer zodanig verslechterd was dat een confrontatie niet uit kon blijven. Terwijl het interim-bestuur grip probeerde te krijgen op de materie werd naar de mening van betrokken ouders een aantal – mede door de ouders en aangekaarte en door de inspectie vastgestelde – kwaliteitsproblemen onvoldoende voortvarend aangepakt. Het passeren van de MR bij de benoeming van een directeur heeft het vertrouwen nog verder aangetast. Een complicerende omstandigheid was nog dat een, al door een eerder bestuur aangestelde, interim-directeur van mening was dat de oudergeleding in de MR zich inhoudelijk teveel met het onderwijs bemoeide terwijl de ouders juist meende dat de interim-directeur de identiteit onvoldoende respecteerde. Al met al geen vruchtbare basis voor een gezamenlijke aanpak van de problemen waar de SIBA-scholen voor gesteld stonden.
Wat dat betreft is het niet verbazend dat de kwaliteitsverbeteringen die door het interim-bestuur zijn ingezet, en uiteindelijk in mei tot het oordeel van de inspectie hebben geleid dat de El Faroeq geen zeer zwakke school meer was, nauwelijks door de ouders op waarde geschat werden. Het interim-bestuur (en niet het interim-bestuur alleen) heeft de ouders verweten geen oog te hebben voor onderwijskwaliteit, maar dat is wat kort door de bocht. Het vertrouwen bij de ouders was juist gedaald omdat zij de ervaring hadden dat de kwaliteitsproblemen die zij aangekaart hadden onvoldoende werden opgepakt. En het interim-bestuur heeft vermoedelijk de kwaliteitsverbeteringen zonder draagvlak te zoeken bij de ouders doorgevoerd. Dit heeft bij de ouders tot het beeld geleid dat de kwaliteitsverbeteringen ‘ondanks’ het interim-bestuur tot stand zijn gekomen en dankzij de inzet van het betrokken personeel en waar mogelijk ook dankzij de helpende hand van de ouders.
Vanaf de zomer van 2006 nam kritiek op de invulling van elkaars rol de overhand boven een open uitwisseling van informatie en constructieve samenwerking tussen interim-bestuur en MR. Naarmate de ouders (in de MR en daarbuiten) vaker en harder bij de overheid aan de bel trokken nam het animo voor overleg bij het interim-bestuur verder af. Het interim-bestuur concentreerde zich meer op de financiële aspecten van de SIBA die intussen volop de aandacht opeisten en voerde als uitvloeisel daarvan een beleid van voldongen feiten rond drie gevoelige thema’s: het leerlingvervoer, de tussenschoolse opvang en het openhouden of sluiten van de kleinste SIBA-locatie. Achteraf gezien is het niet verbazend dat na een serie moeilijke boodschappen op deze onderwerpen het vertrouwen bij de ouders tot nul gedaald was. Wat de ouders (en medestanders) niet konden bevroeden toen ze nogmaals indringend in Den Haag hun onvrede uitten was dat het interim-bestuur midden in een poging verwikkeld was een overbrugginskrediet aan te vragen bij het ministerie van OCW. Het ministerie had hier in eerste instantie welwillend tegenover gestaan, maar de ‘bestuurlijke onrust’ die uit de herhaalde onheilstijdingen naar voren kwam vormde (mede) aanleiding om – na overleg met gemeente Amsterdam – het verzoek af te wijzen. Dit zette een keten van gebeurtenissen in gang. De aangezochte kandidaat-bestuurders om het interim-bestuur op te volgen trokken zich definitief terug nu er onvoldoende zekerheid was over de financiële toekomst van de SIBA. En de staatssecretaris kondigde op 5 maart 2007 via een brief aan de Tweede Kamer aan dat het interim-bestuur op zoek moest naar een overnemende partij of anders de scholen maar moest sluiten.
Dit was de beginsituatie die OCO aantrof toen ouders begin maart OCO om hulp vroegen, al heeft het enige tijd geduurd voordat OCO tot deze reconstructie kon komen. Vragen van ouders na een informatie-avond van het interim-bestuur n.a.v. de brief van de staatssecretaris waren:
OCO wees ouders op informatiebronnen, op de websites van OCO of van DMO en hielp bellers telefonisch met het formuleren van de wensen en het zoeken naar een passende school. Het OCO-team heeft met de OCO-mobiel een aantal scholen in de omgeving van de SIBA-scholen bezocht om de gebruikerservaringen van ouders op die scholen in kaart te brengen. Ouders die van deze informatie gebruik maakten waren zowel ouders die zich oriënteerden op een schoolkeuze ‘voor de zekerheid’ als ouders die de verdere gebeurtenissen niet meer afwachtten en besloten hun kind al elders in te schrijven. In de periode van de SIBA-crisis vonden ook de scholentochten in Zeeburg plaats waarbij enkele islamitische ouders van de gelegenheid gebruik hebben gemaakt de scholen in Zeeburg te bezoeken en te vergelijken. Deze scholentochten zijn georganiseerd door het stadsdeel Zeeburg op initiatief van een oudergroep met ondersteuning door OCO.
Tijdens een kenningsmakingsgesprek met de interim-bestuurder heeft OCO gevraagd of het interim-bestuur bezwaren zou hebben tegen het verschijnen van OCO op school op uitnodiging van ouders. De bestuurder had geen bezwaar en zei zelfs blij te zijn met een onafhankelijke ondersteuning voor ouders. Bij die gelegenheid gaf hij ook toestemming tot inzage in SIBA-documenten, onder voorwaarde dat de GMR daar ook mee in zou stemmen. Hij lichtte zijn beleid kort toe dat hij in het belang van de kinderen de scholen wilde laten overnemen of sluiten, hij achtte een verlenging van de interimperiode na de zomervakantie met de beschikbare middelen onwenselijk. De bestuurder zei desgevraagd geen intenties te hebben (mogelijk levensvatbare) delen van de SIBA af te splitsen, hij zocht een overnamepartner voor de gehele SIBA. De ontmoeting met ouders die kort daarop volgde op de At Taqwa betrof een brede groep betrokken ouders uit de moedercommissies, ouderraden en medezeggenschapsraden. Ouders ventileerden hun zorgen en vragen en OCO presenteerde zich als onafhankelijke organisatie voor alle ouders (en leerlingen). Belangrijkste uitkomst van de ontmoeting was dat ouders zich eensgezind en constructief opstelden richting de pogingen van het interim-bestuur om een overnemend bestuur te vinden voor een maximale kans van slagen. De ouders hadden ook behoefte naar buiten te treden met een eenduidige boodschap, in de discussie formuleerden de ouders deze als kwalitatief goed islamitisch onderwijs. Een niet onbelangrijk neveneffect was dat ouders in deze voor hun onzekere en emotionele periode steun vonden in het idee dat er buiten de eigen gemeenschap ook oog was voor hun wensen en belangen.
Het is achteraf bezien verwonderlijk dat de uitkomst van de SIBA-crisis al besloten lag in de eerste hulpvragen van ouders. De vraag of ouders met massale inschrijving op een bevriende islamitische school een doorstart in de eigen gebouwen konden realiseren is in verschillende stadia van de crisis aan de orde geweest.
OCO is door de medezeggenschapsraden en de GMR gevraagd om ondersteuning. Na een kennismakingsgesprek heeft OCO de GMR diverse malen ondersteund, telefonisch, per mail, en enkele malen bij intern GMR-overleg. Op verzoek van de GMR zou OCO ook een GMR-vergadering met een vertegenwoordiger van het interim-bestuur bijwonen over de voortgang van de Espritovername maar dit werd door de betreffende vertegenwoordiger van het interim-bestuur geweigerd. OCO probeerde zich onafhankelijk op te stellen maar werd zodra het de arena betrad onvermijdelijk zelf ook partij in een lastig te doorgronden krachtenveld dat soms het karakter had van een schimmenspel. Van meet af aan heeft OCO zich daarbij rekenschap gegeven van het feit dat het hier een politiek gevoelige situatie betrof. OCO heeft de betrokken islamitische ouders zonder terughoudendheid van informatie voorzien over hun mogelijkheden en rechten om kwalitatief goed islamitisch onderwijs na te streven. Daarbij zijn wel een aantal beperkingen aangegeven in verband met het bewaken van de onafhankelijke positie van OCO in het Amsterdamse onderwijsveld. Ten eerste is gemeld dat niet van OCO verwacht kon worden dat OCO als woordvoerder van de SIBA-ouders zou optreden, tenzij dat uitdrukkelijk zou worden overeengekomen. Ook is besproken dat de situatie zou kunnen ontstaan dat OCO andere conclusies zou trekken dan ouders of dat opvattingen van OCO over het algemeen belang van ouders en leerlingen zou kunnen afwijken van het belang van individuele ouders en leerlingen. OCO heeft de ouders er steeds op gewezen dat zij zelf verantwoordelijk zijn en als (G)MR naar eigen inzicht dienen te handelen met de door OCO aangeleverde en elders betrokken informatie en adviezen. De belangrijkste adviezen en ondersteuning van van OCO aan de GMR bestond uit:
Wat niet onvermeld mag blijven is de houding van OCO t.o.v. de mogelijkheid van een bestuursovername door Esprit. In principe stond OCO daar neutraal tegenover, OCO was absoluut niet van plan de ouders iets op te dringen maar was van mening dat deze belangrijke mogelijkheid zo goed mogelijk gewogen moest worden door de ouders. OCO zag dat Esprit in materiële zin een stevige toekomst en daarmee continuïteit zou kunnen bieden. Tegelijkertijd vroeg OCO zich af hoe Esprit als onderwijsstichting met een openbaar karakter de islamitische identiteit van de SIBA-scholen zou waarborgen. Overigens had ook de ISBO aangegeven samen met OCO te willen kijken naar de identiteitsconstructie om ouders zo goed mogelijk te kunnen adviseren op dit punt. Zodra OCO op de hoogte raakte dat Esprit de enige overnamekandidaat was heeft OCO het ministerie van OCW, Esprit en het interimbestuur gemeld dat OCO indien gewenst een bijdrage zou kunnen leveren aan de informatievoorziening richting ouders rond een overnamevoorstel. Hier is geen gebruik van gemaakt. Zodra de Espritkandidatuur openbaar werd heeft OCO de GMR geadviseerd z.s.m. contact op te nemen met Esprit om de wensen vanuit de ouders kenbaar te maken t.a.v. de waarborging van de islamitische identiteit en te investeren in wederzijds vertrouwen. Voor zover OCO bekend heeft de GMR een brief van die strekking verstuurd maar heeft Esprit pas aan het einde van het traject contact opgenomen met de GMR en geen ruimte gegeven om de kwestie van identiteitsbewaking anders in te richten dan door Esprit voorgesteld. OCO heeft pas achteraf vernomen van een brief van de GMR waarin het Espritvoorstel wordt afgewezen. OCO respecteert de beslissing van de ouders maar stond op het standpunt dat het wenselijk was geweest om voor zo’n belangrijk besluit een bijeenkomst met de achterban te organiseren. Na het afketsen van de overname vond nog een lijmpoging plaats waarbij het ministerie van OCW alsnog een beroep heeft gedaan op OCO om de ouders op te roepen mee te werken. Deze lijmpoging heeft geen resultaat opgeleverd.
Op een cruciaal moment in de ‘situatie’ kreeg OCO het verzoek van de gemeente om zich terughoudend op te stellen omdat de indruk bestond dat OCO een belemmering kon zijn voor oplossingen die de gemeente wenselijk achtte. OCO heeft zich op basis van dat verzoek inderdaad terughoudend opgesteld nadat eerst duidelijk is gemaakt dat OCO zelf de eigen invloed veel minder groot achtte dan de gemeente. Of dat een juist besluit geweest is, valt niet meer te bepalen.
Op dat moment leek zich een trein in beweging gezet te hebben die niet meer te stoppen bleek. Of in andere beeldspraak: iedere zet leverde van andere partijen weer gedwongen zetten op, waardoor het eindspel niet meer beïnvloedbaar was.
Sommige mensen hebben beweerd dat de SIBA-ouders geen oog hebben voor onderwijskwaliteit en slechts belang hechten aan de islamitische identiteit. Maar vrije schoolkeuze is een recht van de ouder en bewaking van de kwaliteit een verantwoordelijkheid van de overheid. De SIBA-ouders hebben regelmatig aan de bel getrokken over de onderwijskwaliteit op de SIBA-scholen en hadden hun hoop gesteld op het interimbestuur.
Iedereen heeft een zwaar jaar achter de rug. Voor de ouders is de Amsterdamse wethouder nu een held omdat zij in hun ogen haar rug recht heeft gehouden onder de druk uit Den Haag en gezorgd heeft voor een vrije schoolkeuze door de ouders. Ouders zijn zelfs blij met het aangekondigde toezicht van de inspectie op de As-Siddieq zodat zowel de identiteit als de kwaliteit gewaarborgd zal zijn. Bovendien zijn de ouders zeer gemotiveerd om hun steentje bij te dragen: aan ouderbetrokkenheid geen gebrek.
Los van de positie en acties van OCO heeft zich een aantal vraagstukken voorgedaan in deze ‘situatie’, die om een nadere beschouwing vragen:
Voor OCO was de SIBA-crisis een test waar het slechts gedeeltelijk voor geslaagd is.
Al met al een leerzame situatie voor OCO. En een verzameling vraagstukken die de komende jaren in het Nederlandse onderwijs zullen blijven voorkomen.