Discriminatie is in Nederland verboden. Artikel 1 van de Grondwet stelt dat iedereen gelijk behandeld moet worden:
‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, handicap, seksuele gerichtheid of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.’
Daarnaast is er sinds 1994 de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB), die verder uitlegt hoe discriminatie in verschillende situaties, waaronder het onderwijs, moet worden aangepakt. De wet stelt dat het verboden is om onderscheid te maken bij het toelaten van leerlingen tot onderwijs, scholing of vorming.
Let op: bijzondere onderwijsinstellingen mogen in sommige gevallen wel onderscheid maken bij toelating op basis van godsdienst, levensbeschouwing of geslacht.
Scholen zijn verantwoordelijkheid voor het creëren en behouden van een inclusieve en veilige (leer)omgeving voor alle leerlingen en het personeel. Toch hebben zij soms te maken met discriminatie en racisme op school. Dit kan vanuit de docent richting de leerling zijn (of andersom), maar ook tussen leerlingen onderling.
Om discriminatie en racisme te voorkomen en aan te pakken kunnen scholen en ouders verschillende strategieën en interventies inzetten. Wij-leren.nl heeft een aantal voorbeelden op een rij gezet, waaronder:
Word jij of jouw kind op school gediscrimineerd? En heb je hier vragen over of hulp en advies nodig? Neem dan contact op met de helpdesk van OCO: (020) 330 6320.
Wanneer racisme diep ingebed is in de samenleving en organisaties, spreken we van institutioneel racisme. Dit betekent dat vooroordelen en stereotyperingen, zowel bewust als onbewust, leiden tot ongelijke behandeling van bepaalde groepen op basis van bijvoorbeeld afkomst en huidskleur.
In het Nederlandse onderwijssysteem is er sprake van institutioneel racisme, wat zich bijvoorbeeld uit in het verbod voor leerlingen om de thuistaal te spreken op school.
Volgens artikel 30 van het VN-Kinderrechtenverdrag is dit verbod onterecht. Het blijkt niet alleen schadelijk voor het emotioneel en sociaal welzijn van kinderen, maar ook het leren van de Nederlandse taal wordt hierdoor bemoeilijkt.
Wetenschappelijk onderzoek toont aan dat kinderen juist baat hebben bij het spreken van hun thuistaal, omdat dit de Nederlandse taalverwerving bevordert. Het idee dat alleen Nederlands spreken de taalontwikkeling versnelt, is dus achterhaald.
Daarnaast komt institutioneel racisme ook naar voren in het minder vaak (h)erkennen van hoogbegaafdheid bij leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond.
Naast afkomst spelen er ook andere factoren die de kans op herkenning beïnvloeden, zoals geslacht, geboortemaand, sociale status van de ouders, thuistaal en de samenstelling van de leerlingpopulatie op school.
Bron: Scaliq, ‘Ongezien. Staat van signalering van slimme leerlingen’ (2024).
In november 2024 publiceerde de Kinderombudsman het rapport ‘Anders behandeld. Amsterdamse kinderen en jongeren over discriminatie en racisme’. Dit rapport is gebaseerd op gesprekken met kinderen, jongeren, ouders en professionals, en bevat zowel bevindingen als aanbevelingen.
Bevindingen
Aanbevelingen
De Kinderombudsman roept de gemeente Amsterdam op om samen te werken en de aanbevelingen uit het rapport op te volgen. De oplossingsrichtingen die door de kinderen zelf zijn aangedragen, zoals voorlichting, straffen en belonen, het gesprek aangaan en het bevorderen van een inclusieve samenleving, kunnen hierbij als leidraad dienen.
Het onderzoek ‘Ervaren discriminatie in Nederland’ van het Sociaal Cultureel Planbureau (2020) laat zien dat drie op de tien scholieren en studenten vermoeden dat zij discriminatie hebben ervaren in het onderwijs. 22 procent zegt dit zonder twijfel te hebben meegemaakt. Dit percentage is hoger dan in voorgaande jaren.
Cijfers uit het onderzoek
Dit onderzoek benadrukt dat discriminatie in het onderwijs nog steeds een groot probleem is, en dat er actie nodig is om een inclusievere en gelijkere leeromgeving te creëren.