Overheid gaat over ‘wat’, scholen over ‘hoe’
Op 14 februari 2008 presenteerde de commissie-Dijsselbloem haar rapport Tijd voor onderwijs. Tijdens het debat in de Tweede Kamer met de regering op 17 en 18 juni 2008 over dit rapport onderstreept Van Dijk (CDA) de stelling uit het rapport dat de overheid over het ‘wat’ gaat en de scholen over het ‘hoe’. Depla (PvdA) en Pechtold (D66) sluiten zich bij hem aan. Dezentjé Hamming (VVD) noemt dit de ‘kunst van het loslaten’ zonder dat de overheid haar regierol verliest, terwijl Van der Vlies (SGP) pleit voor een terughoudende opstelling.
Minister onderschrijft hoofdconclusie commissie-Dijsselbloem niet
Minister Plasterk ziet het “historische rapport” van de commissie-Dijsselbloem als wind in de zeilen van zijn onderwijsbeleid. Commissie en kabinet zijn het bijvoorbeeld eens over meer aandacht voor rekenen en taal. De minister onderschrijft echter niet de hoofdconclusie dat de overheid haar kerntaak van goed onderwijs ernstig heeft verwaarloosd. Halsema (GroenLinks), Pechtold (D66), Dezentjé (VVD) en Fritsma (PVV) vinden dat vreemd. “Zaken zijn soms lelijk van de rails gelopen”, geeft Plasterk wel toe. Belangrijke onderwijsvernieuwingen zijn op een onzorgvuldige manier ingevoerd. Die conclusie van de commissie-Dijsselbloem wordt gedeeld door vrijwel alle onderwijswoordvoerders. Zij vinden dat kabinet en Kamer daaruit lessen moeten trekken, maar leggen wel hun eigen accenten.
Menselijke maat
Om schaalvergroting te stoppen moeten groepen leraren een nieuwe school kunnen starten, aldus Depla (PvdA). Dit idee valt niet goed bij Van Dijk (CDA), Slob (ChristenUnie) en minister Plasterk. De beslissing hierover is volgens de minister aan de schoolbesturen. Schaalverkleining binnen grote scholen, “op zoek naar de menselijke maat”, lijkt hem een alternatief. De minister laat een bureau onderzoek doen naar de mogelijkheden voor schaalverkleining. Depla is daar blij mee en hoopt op een “praktijkproef”.
Segregratie
Volgens Van Dijk (SP) zijn de scholen te autonoom geworden. Zolang er geen acceptatieplicht is, kunnen ze achterstandsleerlingen weigeren en dat staat integratie in de weg. Pechtold geeft de voorkeur aan lokale oplossingen, terwijl Fritsma (PVV) een beperking van de immigratie als de sleutel van de oplossing beschouwt. Halsema wijst erop dat ‘zwarte’ scholen niet per definitie slechte scholen zijn en dat onderwijs geen ingewikkelde samenlevingsverhoudingen kan repareren.
Aandacht voor burgerschap, voor maatschappelijke stages en meer geld voor kwetsbare regio’s zijn elementen in de strijd van staatssecretaris Van Bijsterveldt (Onderwijs) tegen segregatie in het voortgezet onderwijs. Staatssecretaris Dijksma (Onderwijs) kiest bij het primair onderwijs voor een ‘lerende aanpak’ met experimenten. Dat is onvoldoende, aldus Van Dijk (SP), die segregatie ook met wetten wil tegengaan, een motie over onderzoek naar de mogelijkheden krijgt bij kabinet en Kamer de handen echter niet op elkaar.
Dijsselbloemspook
Angst voor het Dijsselbloemspook. Zo noemt Dezentjé (VVD) het als de kritiek van de commissie-Dijsselbloem aanleiding geeft tot minder overheidsbemoeienis met scholen. Kwaliteit van onderwijs blijft echter van belang. Samen met Depla (PvdA) wil Dezentjé dan ook dat de inspectie eerder kan ingrijpen als het misgaat op een school. Een motie van die strekking komt “te vroeg”, vindt minister Plasterk. Later dit jaar spreken Kamer en kabinet over een wetsvoorstel over de inspectie.