In Amsterdam maar ook elders gaat veel aandacht uit naar kansen(on)gelijkheid in het onderwijs. Kinderen van lager opgeleide ouders kunnen hun talenten onvoldoende tot uitdrukking laten komen. Maar er zijn ook andere vormen van kansenongelijkheid die aandacht vragen.
Jongens, over het algemeen niet minder getalenteerd dan meiden, hebben in het voortgezet onderwijs en ook daarna minder schoolsucces. Ze blijven vaker zitten en ze stromen vaker af naar minder veeleisende opleidingen. Dit geldt niet alleen voor de vaak gekozen vmbo-, havo- en vwo-opleidingen, maar ook voor het meer elitaire gymnasium (zie een eerdere blog van OCO).
Volgens de Onderwijsraad ligt de oorzaak niet in de hersenen of in de cognitieve vaardigheden van jongens. Als daar de oorzaak zou liggen, dan zouden jongens ook vroeger al op school slechter gepresteerd hebben. Maar we weten dat dat niet het geval is. Vroeger deden de jongens het op school juist beter dan meisjes.
Volgens hedendaagse inzichten ontstaan de verschillen onder invloed van de sociale omgeving: thuis, onder leeftijdsgenoten en op school. Ze hangen samen met verwachtingen over hoe jongens en meiden zich (horen te) gedragen. De Onderwijsraad wijst ondermeer op verwachtingen van ouders en leraren en jongens onderling.
Opvoeding speelt een belangrijke rol in de karaktereigenschappen die meiden en jongens ontwikkelen en voor de manier waarop ze zich gaan gedragen. Ouders dragen – vaak onbewust – stereotypische opvattingen over aangaande jongens en meidengedrag. Kinderen worden beloond voor gedrag dat de ouders zien als passend bij hun sekse, maar gecorrigeerd bij niet-passend gedrag.
Jongens vragen van hun leraren veel aandacht, zowel positieve als negatieve. Ook leraren hebben genderspecifieke verwachten omtrent het gedrag van hun leerlingen. Jongens zijn vaker bokkig en ongeïnteresseerd, meisjes zijn volgzamer en vertonen een grotere inzet.
Jongens ontwikkelen een onderlinge cultuur die gericht is op het stimuleren van wat ze zien als typisch mannelijke eigenschappen. Ze experimenteren graag, ze nemen risico’s en in de strijd om haantje de voorste te zijn overschatten ze zichzelf. Veel jongens ontwikkelen in hun pubertijd een werkhouding waarbij succes op school niet voorop staat. School is niet cool. Gehoorzaam luisteren naar de docent en het halen van mooie cijfers maakt jongens tot een nerd, terwijl meiden met een goede inzet en mooie resultaten juist bewonderd worden.
De onderwijsraad adviseert bewustwording van stereotypering in het onderwijs. OCO ziet ook een concrete uitdaging voor scholen. De maatschappij verwacht immers van scholen dat deze zich inspannen om kansengelijkheid te bevorderen. Dat geldt óók als het gaat om seksespecifieke onderwijsuitkomsten.
Het is niet alleen een kwestie van het tegengaan van discriminatie. Het is ook een kwestie van verhoging van leerrendementen: minder jongens die afstromen of zittenblijven, minder jongens die zonder diploma het onderwijs verlaten.
Een eerste stap kan zijn om in de school het bewustzijn van deze ongelijke opbrengsten te vergroten. Een nuttig hulpmiddel hierbij kan zijn het uitvoeren van een zelfevaluatie. In hoeverre speelt deze problematiek op de eigen school? Bij welke vakken of leraren doen zich seksespecifieke leeropbrengsten voor? Die zelfevaluatie dient zich niet alleen te richten op een analyse van schoolloopbaangegevens.
Onderdeel van het onderzoek hoort ook te zijn het gesprek met de medezeggenschapsraad en met ouders en leerlingen. Dit gesprek kan de school een dieper inzicht geven in de oorzaken voor een ongelijke opbrengst. Waar lopen jongens tegenaan, welke mogelijkheden zijn er om het onderwijs meer op hun leerstijl aan te passen? Denk aan de juiste structuur bieden, aandacht voor zelfregulatie, effectieve begeleiding, monitoren van motivatie, korte lijnen naar ouders toe.
Ongelijke leeropbrengsten zijn een taai probleem waarvoor geen quick fix beschikbaar is. De aanpak vergt een lange adem en vraagt om samenwerking tussen school en ouders. Het is daarom een goed idee om deze problematiek een expliciete plaats te geven in de beleidscyclus: formuleer je doelen, zet deze om in handelen, controleer of de doelen bereikt worden en voer aanpassingen door voor zover de doelen nog niet worden gerealiseerd. Dat dit geen gemakkelijke opdracht is, werd al beschreven in een eerdere blog over het belang van kritisch naar de eigen school kijken.