De pogingen van de gemeente om de etnische tweedeling in het onderwijs in Amsterdam te bestrijden zijn mislukt, mede door nalatigheid van het stadsbestuur. Dit heeft wethouder Lodewijk Asscher erkend. Ruim een jaar geleden tekende zijn voorganger Hennah Buyne een convenant met basisscholen, dat tot minder ‘zwarte’ en ‘witte’ scholen moest leiden.
Buyne sprak van een ‘historisch moment’ en hoopte dat de afspraken in het hele land navolging zouden krijgen. Maar volgens Asscher heeft het convenant tot niets geleid. ‘Het werkt niet,’ zei hij in de raadscommissie voor onderwijs.
De PvdA-wethouder noemt het een fout dat geprobeerd is alle scholen te binden aan de afspraken, in plaats van een beperkt aantal. ‘Sommige schoolbesturen zagen de problematiek niet. Iedereen tekende en ging over tot de orde van de dag. Bovendien zette de gemeente te weinig druk op het nakomen van de afspraken. De centrale stad bleef te passief.’
Bijna een kwart van de scholen in Amsterdam is te wit (17 scholen) of te zwart (29). Het convenant moest een eind maken aan de gewoonte dat witte ouders hun kind vroegtijdig aanmelden voor een populaire school. Alle basisscholen zouden kinderen pas inschrijven vanaf hun tweede verjaardag en de kinderen op volgorde van geboorte plaatsen. Ouders die een witte en zwarte leerling als koppel zouden aanmelden, kregen voorrang.
Uit de mislukking trekt Asscher de les dat segregatie veel kleinschaliger moet worden aangepakt. Hij overweegt experimenten waarbij ‘netwerken van ouders moeten worden geactiveerd’, die bereid zijn mee te werken aan het mengen van scholen. In eerste instantie denkt Asscher aan een proef op IJburg, waar in korte tijd een bijna geheel zwarte en een witte basisschool zijn ontstaan.
De gemeente kan ook proberen via de onderwijshuisvesting types scholen beter te spreiden, zodat er bijvoorbeeld ook categorale gymnasia buiten het centrum en Oud-Zuid komen. Asscher zou dat ‘een kleine doorbraak’ vinden.