Er is bijzonder onderwijs en er is openbaar onderwijs. Beide vormen van onderwijs worden betaald door de overheid en moeten zich in grote lijnen aan dezelfde regels houden. Maar er zijn ook verschillen, vooral in de vorm van het bestuur en het karakter.
Het bestuur van een bijzondere school is altijd een stichting, een kerk of een vereniging waarvan de ouders lid kunnen worden.
Bijzondere scholen zijn meestal scholen met een godsdienstige of levensbeschouwelijke grondslag. In Amsterdam zijn er rooms-katholieke, protestants-christelijke, oecumenische (interconfessionele), evangelische, gereformeerde, joodse, islamitische, hindoeïstische en humanistische scholen.
Er zijn ook algemeen-bijzondere scholen, die geen godsdienstige of levensbeschouwelijke achtergrond hebben. Deze scholen hebben vaak een eigen opvatting over de manier van onderwijs geven.
Bijzondere scholen hebben in sommige omstandigheden het recht om leerlingen te weigeren, met name als ouders de grondslag van de school niet onderschrijven.