Dyslexie is een stoornis die gekenmerkt wordt door een hardnekkig probleem met het aanleren en het accuraat en vlot toepassen van het lezen en/of spellen op woordniveau (Stichting Dyslexie Nederland 2008).
Bij dyslexie wordt de achterstand in het lezen en spellen veroorzaakt door een stoornis in het recoderingsmechanisme. Dit is het vertalen van letters/woorden in klanken en omgekeerd.
Dyslexie is een op zichzelf staande handicap, het is verschillend van en niet te herleiden tot andere handicaps. Het vindt zijn oorsprong in een vertraagde of gebrekkige taalontwikkeling en hoewel de precieze oorzaak nog niet wetenschappelijk is aangetoond, is bekend dat er sprake is van een erfelijke component waarbij verschillende genen een rol spelen. Heeft een kind een ouder die dyslectisch is, dan heeft het ongeveer veertig procent kans er ook aanleg voor te hebben.
Bij een kind dat moeite heeft met lezen en spellen hoeft er geen sprake te zijn van dyslexie. Toch zijn dat wel vaak de eerste signalen die door ouders en school worden opgemerkt en die mogelijk de aanwezigheid van dyslexie verraden. Dit gebeurt veelal in groep 3.
Soms blijkt al na een paar weken dat een kind de groep niet kan bijbenen. Het enthousiasme waarmee het aanvankelijk de klas in huppelde verandert dan in tegenzin. Als kinderen de conclusie moeten trekken dat hun klasgenootjes iets kunnen wat voor hen een onbegrijpelijke, magische handeling blijft, lopen hun reacties uiteen van tegendraads gedrag, verlammende onzekerheid of manmoedige pogingen het onvermogen te verbloemen.
Duurt een dergelijke situatie te lang voort zonder dat er adequaat wordt gereageerd door leerkrachten en ouders, dan kan de frustratie hoog oplopen en lijkt het leren lezen verder weg dan ooit. Vroegtijdige signalering en een gestructureerde aanpak zijn essentieel om de schoolcarrière van een kind met dyslexie zo voorspoedig mogelijk te laten verlopen.
Wil je meer weten over dyslexie in het voortgezet onderwijs? Lees dan: ‘Welke hulpmiddelen bij dyslexie bieden scholen in het voortgezet onderwijs?’
Gelukkig kunnen leerkrachten kinderen die een verhoogd risico lopen op lees- en spellingsproblemen al voor de start van het leesonderwijs signaleren. Op veel scholen kijken leerkrachten al in de kleutergroepen kritisch naar de prestaties van de leerlingen op het gebied van het voorbereidend lezen en spellen. Vroegtijdige interventies kunnen lees- en spellingsproblemen namelijk verminderen of voorkomen. Scholen kunnen hiervoor observatie-instrumenten gebruiken.
Belangrijke voorspellers voor een voorspoedig lopende leesontwikkeling zijn het fonologisch bewustzijn, letterkennis en benoemsnelheid. Een kind met een goed fonologisch bewustzijn kan:
De letterkennis houdt in dat kinderen in staat zijn een klank correct te koppelen aan de corresponderende letter en dat ze bij het zien van een letter de juiste klank kunnen noemen. Hierbij is niet enkel het aantal goed en fout van belang, maar ook het tempo waarin het kind de juiste verbinding tussen klank en teken legt. Dit heet ook wel ‘benoemsnelheid’.
Momenteel hanteren veel scholen de eis dat aan het eind van groep 2 de kinderen minimaal zestien letters moeten beheersen.
Als halverwege groep 2 blijkt dat het fonologisch bewustzijn en de letterkennis van een kind zich trager of nauwelijks ontwikkelen is dit voor de school het startsein extra instructie en begeleiding in te zetten. Een kind dat de kleuterperiode afsluit met een onvoldoende ontwikkeld fonologisch bewustzijn en onvoldoende letterkennis, heeft direct vanaf de start van groep 3 extra ondersteuning nodig op beide gebieden.
Om mogelijke dyslexie al op school te kunnen signaleren is het van groot belang dat de vordering in de ontwikkeling van de geletterdheid zorgvuldig en systematisch wordt gevolgd en dat er passende interventies worden verricht.
Om een vermoeden van dyslexie te kunnen onderbouwen is het noodzakelijk aan te tonen dat de achterstanden ernstig zijn en niet verminderen na planmatige, systematische en taakgerichte hulp door leerkrachten en remedial teachers. Kortom, de problematiek moet hardnekkig zijn en niet verbeteren ondanks juiste en voldoende didactische ondersteuning.
Als een basisschool de hardnekkigheid kan aantonen, mag de school een kind verwijzen naar een gecertificeerd orthopedagoog of psycholoog om met onderzoek dyslexie vast te stellen. Scholen dienen hierbij geëvalueerde handelingsplannen aan te leveren, waaruit blijkt dat er gedurende een periode van twee keer twaalf weken (een half jaar!) minimaal drie maal twintig minuten per week extra individuele instructie is geboden. Daarnaast zal uit de resultaten van drie opeenvolgende toetsen nauwelijks vooruitgang moeten blijken.
Dyslexie wordt niet vaak vóór groep 4 vastgesteld omdat een leerling pas vanaf een leeftijd van zeven jaar in aanmerking komt voor vergoede diagnostiek en behandeling. Bovendien moet de hardnekkigheid van de problematiek in toetsresultaten worden aangetoond.
Het onderwijs is verantwoordelijk voor:
De diagnostiek en de behandeling vallen onder de verantwoordelijkheid van de zorg. Op grond van de Jeugdwet organiseert en bekostigt de gemeente sinds 1 januari 2015 dyslexiezorg. Onder de volgende voorwaarden komt een kind komt in aanmerking voor vergoeding van zorg:
In Amsterdam is per 1 april 2019 de werkwijze rondom het doorverwijzingsproces voor EED veranderd. Voorheen kon een school een dyslexie-dossier van een leerling direct doorsturen naar een zorgaanbieder. Nu wordt dit dossier eerst op volledigheid getoetst door een Poortwachter. De functie van Poortwachter wordt momenteel uitgevoerd door het Samenwerkingsverband PO Amsterdam-Diemen. Pas als de Poortwachter het dossier heeft goedgekeurd kan de school dit doorsturen naar een zorgaanbieder.
Meer informatie over zorg en vergoeding bij dyslexie is te vinden op Steunpuntdyslexie.nl en Zorgwijzer.nl.
Als dyslexie is vastgesteld gaan ouders zelf op zoek naar een behandelaar. De school kan hierin een adviserende rol spelen. Dyslexie kan behandeld worden in een dyslexie-instituut, door remedial teachers, logopedisten, orthopedagogen en psychologen. Zoeken naar een gecertificeerde dyslexiebehandelaar kan op de volgende websites:
Enkelvoudige ernstige dyslexie (EED) wordt behandeld op indicatie, zoals bij logopedie en fysiotherapie. Daarom is het mogelijk om de behandeling onder schooltijd te laten plaatsvinden. De school moet echter wel kunnen beargumenteren waarom het noodzakelijk is dat de behandeling ten koste gaat van reguliere lestijd.
Gezien de grote belemmering die dyslexie vormt, hebben school en leerling allebei belang bij de specialistische behandeling. Deze behandeling kan het leerrendement immers aanzienlijk verhogen. Bij kinderen tussen de zeven en negen jaar is een dyslexiebehandeling na schooltijd vaak minder effectief omdat vermoeidheid de kinderen parten speelt. Duidelijke afspraken en goed overleg tussen ouders en school zijn van belang om tot een constructie te komen die voor alle partijen werkbaar is.
Om een optimaal resultaat te boeken moeten de aanpak op school en die van de behandelaar op elkaar zijn afgestemd. De leerkracht houdt de behandelaar op de hoogte van de vorderingen van de leerling. En voor de leerkracht is het prettig in grote lijnen op de hoogte te zijn van de inhoud van de behandeling.
Er zijn scholen die de eigen begeleiding aanpassen aan de begeleiding die het kind ontvangt buiten school. Deze aanpassing houdt in dat de inhoud van de instructie wordt afgestemd op de instructie van de behandelaar.
Externe begeleiding mag er nooit toe leiden dat de school geen aandacht meer besteedt aan passend lees– en spellingsonderwijs. De school blijft verantwoordelijk voor het bieden van goed onderwijs en adequate ondersteuning en begeleiding.
Als ouder ben je in het proces van het onderkennen van dyslexie de centrale figuur. Als de leesproblemen gesignaleerd zijn door de school en de school een leerlingdossier heeft opgebouwd dat aan de eisen van een doorverwijzing voor dyslexieonderzoek voldoet, melden de ouders het kind aan bij een gekwalificeerd specialist.
De specialist koppelt de resultaten terug aan de ouders, die op hun beurt weer terugkoppelen naar de school. Een goede afstemming tussen de aanpak op school en die van de behandelaar komt veelal tot stand door inspanning van de ouder. De ouder brengt de verbinding tussen specialist en school tot stand of vormt zelf de verbinding.
Een kind met lees- en spellingsproblemen is een kind dat veel extra zorg nodig heeft. Leesproblematiek werkt immers belemmerend in alle vakgebieden. Hoe eerder school, zorg en ouders de handen ineenslaan om het kind te begeleiden, hoe groter de kans dat een kind in staat is de problematiek het hoofd te bieden. Al gaat dyslexie nooit over. Ook na systematische hulp zullen leerlingen met dyslexie altijd een zekere achterstand hebben. De mate waarin een kind er last van heeft hangt af van de leeftijd, het onderwijsaanbod en de intellectuele vermogens om de lees-/spellingsproblemen te compenseren.
Een kind dat problemen heeft met leren lezen, heeft hulp nodig. Niet alleen op school, maar ook thuis. Wat houdt deze hulp precies in?
Tip: Bekijk samen met uw kind deze aflevering van Het Klokhuis over dyslexie
Gijsel, M., Scheltinga, F., Druenen van, M., Verhoeven, L. (2011) Protocol Leesproblemen en Dyslexie groep 3: Expertisecentrum Nederlands.
Gijsel, M., Scheltinga, F., Druenen van, M., Verhoeven, L. (2011) Protocol Leesproblemen en Dyslexie groep 4: Expertisecentrum Nederlands.
Verhoeven, L., Wentink, H. (2008) Onderkenning en aanpak van leesproblemen en dyslexie: Antwerpen/Apeldoorn: Garant.