In het schooljaar 2004/’05 zaten 1,2 miljoen jongeren in het voortgezet onderwijs of middelbaar beroepsonderwijs. Een jaar later had ongeveer een op de twintig het onderwijs voortijdig verlaten, zonder startkwalificatie. Op het laagste niveau van het middelbaar beroepsonderwijs valt zelfs een op de drie leerlingen voortijdig uit.
Een startkwalificatie is een diploma van havo, vwo of mbo niveau 2,3 of 4.
In het mbo is meer schooluitval (10 procent) dan in het voortgezet onderwijs (2 procent). Binnen het mbo geldt: hoe hoger het niveau, hoe lager de voortijdige schooluitval. Van de leerlingen op het mbo-niveau 1 viel 37 procent uit. Deze leerlingen haalden geen diploma of gingen niet doorleren voor mbo niveau 2. Op mbo-niveau twee viel 16 procent van de leerlingen uit zonder diploma en op de niveaus drie en vier 9 en 6 procent.
Op het voortgezet onderwijs vallen de meeste leerlingen uit in de laatste twee jaren van het vmbo. Daar bedroeg de schooluitval ruim 5 procent. Het zijn vooral leerlingen die vertraging hebben opgelopen, zoals zittenblijvers of leerlingen die gewisseld hebben van schooltype.