De rijksoverheid betaalt het geld voor passend onderwijs aan de samenwerkingsverbanden. De hoogte van het bedrag wordt bepaald door het totaal aantal leerlingen in de regio. Ieder samenwerkingsverband krijgt een bedrag dat uitgaat van een gemiddeld aantal leerlingen dat ondersteuning nodig heeft. Voor Amsterdam betekent dit dat er de afgelopen jaren meer geld bij gekomen is voor passend onderwijs. In Amsterdam gingen namelijk vroeger minder leerlingen dan het landelijk gemiddelde naar speciaal onderwijs. Het geld is nu verhoogd naar het gemiddelde aantal. Het samenwerkingsverband verdeelt vervolgens het geld. Het ondersteuningsplan dat de schoolbesturen gezamenlijk opstellen is hiervoor de basis.
De samenwerkingsverbanden geven veel geld uit aan speciale voorzieningen, zoals scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs, speciaal basisonderwijs, tussenvoorzieningen, praktijkonderwijs en leerwegondersteunend onderwijs. Ook betalen de Amsterdamse samenwerkingsverbanden hiervan o.a. de inzet van de begeleiders passend onderwijs, de adviseurs passend onderwijs zieke leerlingen specialisten op het terrein van hoogbegaafdheid en deelname aan een ondersteuningsteam. Voor de extra ondersteuning op regulier onderwijs krijgen de Amsterdamse scholen voor basisonderwijs 12 miljoen. De scholen voor voortgezet onderwijs krijgen 5 miljoen per jaar van het samenwerkingsverband. Dit betekent dat iedere basisschool gemiddeld ruim 50.000 euro hiervoor beschikbaar heeft, en iedere school voor voortgezet onderwijs ongeveer 70.000 euro. De verdeling over de scholen is afhankelijk van het aantal leerlingen en in het voortgezet onderwijs ook van het type school. Een vmbo school krijgt gemiddeld meer geld per leerling voor extra ondersteuning dan een vwo school.
Scholen gebruiken het geld dat ze krijgen voor de extra ondersteuning op verschillende manieren. Zo geeft de ene school meer geld uit aan het bijscholen van het personeel, terwijl een andere school het budget vaker gebruikt voor individuele ondersteuning voor leerlingen. Scholen hebben veel vrijheid in de manier waarop ze dit geld besteden. Ze moeten zich daarbij wel aan de wet houden. Ook moeten ze zich houden aan de afspraken met het samenwerkingsverband en het schoolbestuur. De school legt de ondersteuning die een school biedt vast in het ondersteuningsprofiel. Meestal geeft de school hierin niet aan hoe ze het geld besteedt. Wel leggen de schoolbesturen hierover verantwoording af aan het samenwerkingsverband. Het jaarplan en de begroting van het samenwerkingsverband voor voortgezet onderwijs vindt u hier. De begroting van het samenwerkingsverband voor basisonderwijs vindt u hier.
Heeft uw kind extra ondersteuning nodig? Dan stelt de school een ontwikkelingsperspectief op. Hierin staat welke ondersteuning voor uw kind wordt ingezet. Soms krijgen ouders te horen dat school geen of maar weinig ondersteuning in kan zetten, omdat de school niet genoeg geld hiervoor heeft Er zijn natuurlijk altijd grenzen aan wat redelijkerwijs van een school verwacht kan worden, maar simpelweg zeggen: ‘Het geld is op’, kan niet. De school krijgt er immers wel geld voor, en maakt zelf keuzes over hoe ze het geld besteedt. De school heeft een zorgplicht, en moet goed onderzoeken welke ondersteuning nodig is. Vervolgens moet de school er ook voor zorgen dat er voldoende ondersteuning beschikbaar is. Als de school het soort ondersteuning echt niet kan bieden, dan kan eventueel gekeken worden naar plaatsing op een andere school. Kan school de ondersteuning niet bieden omdat ze er te weinig geld voor heeft vanuit het ondersteuningsbudget? Dan kan de school ook binnen het overige budget kijken. Verder kan de school kijken of het bovenschoolse bestuur mogelijkheden heeft, of het samenwerkingsverband.
Als ouder heeft u instemmingsrecht op het deel van het ontwikkelingsperspectief dat gaat over de extra ondersteuning. Als u het er niet mee eens bent, gaat u samen met de school in gesprek om toch te komen tot goede afspraken. Komt u er niet uit, dan zijn er verschillende mogelijkheden om hier hulp bij te krijgen.