In Amsterdam bestaan twee scholen die van oorsprong categorale havo’s zijn: De nieuwe Havo (gestart in 2012) en Havo De Hof (gestart in 2015). Op de eerste school wordt sinds kort ook vwo aangeboden in de onderbouw, waardoor De Hof met haar 390 leerlingen feitelijk nog de enige categorale havo in de stad is.
“We wilden graag havoleerlingen toegesneden onderwijs bieden”, zegt directeur Jessica Jensen. “Je ziet dat op bepaalde havo/vwo-scholen het vwo toch de norm is. Wie hard werkt, kan ook naar het vwo, die gedachte. De realiteit is dat maar weinig leerlingen opstromen naar het vwo. Die leerlingen krijgen wel steeds zulke uitspraken te horen, maar gaan uiteindelijk niet naar het vwo.”
De school is klein en compact en bevindt zich tegenover de Dappermarkt in Amsterdam-Oost. In de gangen is het rustig, de klaslokalen zitten vol, hoewel de belangstelling voor Havo De Hof de afgelopen jaren nogal wisselde. In 2016 gaven 28 leerlingen de school op als eerste voorkeur, het jaar erop waren dat er al 54. Het afgelopen schooljaar (2019-2020) was dat weer gezakt naar 38 leerlingen. Met plek voor zo’n honderd leerlingen lijkt de belangstelling vooralsnog gering, al wordt de honderd berekend naar de capaciteit van het gebouw: de school zelf streeft naar 75 leerlingen per leerjaar.
Jensen ligt daar dan ook niet wakker van. “De capaciteit vullen moet geen doel op zich zijn. Er zijn nu eenmaal leerlingen en ouders bij wie ons concept past. Bovendien krijgen we veel zijinstroom vanuit andere scholen. Jaarlijks zijn dat dertig tot veertig aanmeldingen per leerjaar in klas twee en drie, en zestig aanmeldingen voor zij-instroom voor havo-4.”
“Voor havo-4 nemen we vooral leerlingen aan van andere ZAAM-scholen, waar ook Havo de Hof onder valt. Denk aan College de Meer, het Sweelinck College en het Over-Y College. Deze leerlingen krijgen voorrang.”
“In de tweede en derde klas krijgen we leerlingen als zijinstromers binnen die zich niet thuisvoelen binnen een meer stedelijke schoolcultuur (Pieter Nieuwland College, De nieuwe Havo) of een te vrij onderwijsconcept (vrije school, Montessori- of Daltononderwijs). Natuurlijk zouden we deze leerlingen graag vanaf klas één willen hebben, maar als ouders toch eerst bijvoorbeeld graag die vwo-route willen verkennen, moet dat ook kunnen.”
Teun van Doorn (16) , Vilou Heijnen (15), Iris Matos Perez (16) en Tara Sannes (15) zitten allemaal in de vierde klas. Ze kozen De Hof juist vanwege de kleinschaligheid en het knusse karakter van de school, zeggen ze. Vilou zat eerst op De nieuwe Havo, maar die vond ze “te groot en te massaal”.
Hadden ze niet liever naar een havo/vwo-school gewild? “Nee. Het zijn vaak de ouders die graag willen dat hun kinderen daar naartoe gaan. Ons maakt het niet uit”, zegt Teun. “Bovendien kun je, ook als je vmbo doet, alsnog best dokter worden als je dat wilt. Het duurt alleen wat langer.” Tara: “Ik had een havoadvies, niet hoger of lager. Het had dus voor mij geen zin om naar scholen te kijken waar ik eventueel hoger of lager zou kunnen op- of afstromen.” De ouders van Vilou hadden wel graag gezien dat ze naar het vwo was gegaan. “Dat had ik ook gekund, alleen had ik dan wel veel harder moeten werken. Ik heb niet echt ambitie om naar de universiteit te gaan en vind De Hof veilig en knus.” Iris: “Ik had ook een havoadvies: vwo werd ‘m bij mij echt niet.”
Bovendien kennen de havo/vwo-scholen volgens Jensen het probleem dat ze de vwo-klassen niet altijd vol krijgen. “Ouders van leerlingen met een vwo-advies kiezen liever niet voor een havo/vwo-school uit angst voor afstroom. Bovendien zorgt het ervoor dat op sommige scholen dan 32 leerlingen per klas in de onderbouw zitten om de vwo-klassen in de bovenbouw betaalbaar te houden.”
Neemt de segregatie in de stad niet toe, door een school als De Hof? “Nee”, zegt Jensen stellig. “Denk je dat bij grote scholengemeenschappen leerlingen elkaar opzoeken? Het is naïef om te denken dat er verbroedering ontstaat, alleen maar omdat leerlingen in een en hetzelfde gebouw zitten.”
De havo is heus iets waar je trots op mag zijn, benadrukt Jensen. “Er is veel aandacht voor het vwo, in Amsterdam is de druk groot. Met name de categorale vwo’s zijn populair. Maar dat betekent niet dat de havo minder waardevol is: als je kijkt naar de samenleving zijn juist mensen uit het beroepsonderwijs onmisbaar.”
De school krijgt veel aanmeldingen vanuit de dorpjes rondom Amsterdam, zoals Abcoude, Langsmeer of Monnikendam. Volgens Teun (16) is De Hof bij uitstek geschikt voor jongere leerlingen. “Juist omdat de school zo klein is, hebben ze alle tijd om zich rustig te ontwikkelen en te vormen. Ik ben nu wel toe aan iets groters, maar voor de onderbouw is de school heel goed en veilig.”
Docent Engels Freddie Hooijer vindt de specifieke focus van de school fijn. “Je hoeft als docent niet steeds te switchen. Maar het is ook handig in overleg met collega’s: je kunt gemakkelijker samen een bepaalde aanpak uitstippelen, school- of leerjaarbreed.” Hij noemt zichzelf een echte “havo-docent”, die de relatie tussen leerling en docent heel belangrijk vindt. “Minder op de leerstof, meer op de mens.”
Het slagingspercentage van De Hof ligt momenteel lager dan het gemiddelde met 73,3 procent. De percentages zijn aanleiding geweest om te onderzoeken of de lat in de leerjaren wellicht hoger moet worden gelegd. Jensen: “Als het gemiddelde niveau van de groep zwakker is, is er, zeker voor een startende school, het risico dat je in het algemeen de lat te laag legt. Wij zijn bezig met een traject vanaf leerjaar 5 terug naar klas 1 om dat niveau beter in beeld te brengen en te toetsen.”
Het was de tweede lichting van de school die eindexamen deed, zegt Hooijer. “Dergelijke percentages zie je vaak bij beginnende scholen terug: onze eerste havo-5-leerlingen hadden geen grote broer om naar te kijken Het is zeker iets waar we ons mee bezighouden, al denk ik dat de percentages er komende jaren anders uit gaan zien.”
Bovendien waren volgens Jensen de eerste lichting leerlingen door het Pieter Nieuwland College gestuurd omdat ze baat zouden hebben bij een kleinere school. “In 2020 gaat een groep leerlingen voor het eerst examen doen die echt voor ons hebben gekozen.” Onze zij-instroom leerlingen vanuit mavo 4 hebben het ontzettend goed gedaan. Vijf van de zes zijn onvertraagd van havo 4 naar diploma gegaan, één is tussentijds overgestapt naar het mbo.”
Ook valt het hoge aantal zittenblijvers in havo 4 op: 63 procent ging over. “Dat is inderdaad hoog”, zegt directeur Jensen. “We hebben leerlingen die vanuit het mbo bij ons terechtkomen. Die redden het vaak niet omdat ze het schoolse teveel zijn ontwend of qua ontwikkeling al verder zijn. Die nemen we niet meer aan.”
Hoe wil de school zich doorontwikkelen de komende jaren? In de schoolgids staan doelen als talentontwikkeling, of meer focus op gedifferentieerd leren. Dat eerste gebeurt al, zegt Jensen. “We hebben een talentenprogramma, waar leerlingen verplicht aan meedoen. Minimaal twee uur per week moeten ze met iets anders bezig zijn dan de vaklessen, denk aan patisserie, Spaans of luchtvaarttechniek.”
Ook gedifferentieerd leren staat op de agenda. “We zijn erg bezig met de individuele leerroutes van leerlingen, om te kijken waar leerlingen aan toe zijn om wat te leren. Bij Engels doen we dat al, daar kunnen de leerlingen die bijvoorbeeld goed zijn in leesvaardigheid verder om hun schrijfvaardigheid te oefenen. We zijn daar ook bij economie en geschiedenis mee bezig.”
De gemeente Amsterdam wil juist straks meer inzetten op brede scholen. In die zin is een school als Havo De Hof straks een uitzondering. Jensen: “Ik vind dat heel storend. Waarom waarderen we het niet dat scholen zich specialiseren? Bij de Albert Heijn kun je alles kopen, ook gebak, maar taart van bakkerij Holtkamp is nu eenmaal lekkerder. Zo moet je ons ook zien: wij zijn een bakkerij Holtkamp.” Wel is De Hof aan het kijken hoe ze het concept van de school beter bekend kunnen maken om straks de concurrentieslag in Amsterdam te kunnen winnen. “Dat kunnen we door onderscheidend en goed te zijn, en dat eerste zijn we al. Wanhoopgrepen om ergens vwo op te plakken zodat de havo ook volloopt, daar geloven we niet in.”