De uitgangspunten van de oudergroep zoals geformuleerd aan het begin van het gesprek:
Hetty Lieftink: Men is momenteel druk bezig met de analyse van alle cijfers die uit de eerste lotingsronde zijn gerold.
Amsterdam Noord is een uitzondering qua onderwijsaanbod. Hetty adviseert de ouders in gesprek te gaan als ze het onderwijsaanbod niet passend vinden bij hun wensen.
Uit de eerste lotingsronde blijkt dat in Noord maar liefst 49% van de kinderen voorrang heeft op grond van de broertjes/zusjes voorrangsregel, in Zuid is dit veel minder. Volgens Hetty is Noord geen uitzondering. Dit keer was het aantal broertjes/zusjes het hoogst in Noord, maar dat kan in de volgende perioden ook weer anders liggen.
De Vrijeschool Amsterdam Noord kan geen uitzondering maken op de voorrangsregels van het stedelijk toelatingsbeleid. Dit vanwege afspraken tussen gemeente en het bestuur van openbaar onderwijs en overige schoolbesturen. Hetty zegt niet van de precieze afspraken op de hoogte te zijn. Een van de voorwaarde voor de oprichting was dat de school deel neemt aan het stedelijk beleid en behoort tot één van de acht voorrangsscholen.
Een nieuwe school te willen starten in Amsterdam Noord is onbegonnen werk: er is al sprake van overcapaciteit (er zijn 33 scholen en op die scholen zijn nog veel kindplaatsen vrij). Hetty adviseert de oudergroep nogmaals om in gesprek te gaan met de schoolbesturen, zodat de ouders uit AmsterdamNoord hun wensen kenbaar kunnen maken. Hetty biedt aan om dit te helpen organiseren/faciliteren.
Op onze vraag of de gegevens die uit de eerste plaatsingsronde komen vrij kunnen worden gegeven voor nader onderzoek door wetenschappers en/of de komende plaatsingsronde te gebruiken voor zogenaamd ‘schaduwdraaier’ op grond van andere (alternatieve) voorrangsregels, antwoordde Hetty negatief: “Er zijn al heel veel onderzoeken gedaan door O+S. Het begon met 4 voorrangsscholen, toen werden het er 6, toen 8. Dit laatste vooral omdat er ook islamitische en Hindoestaanse scholen tussen zitten waar alleen een beperkte groep ouders naar toe wil. Bovendien is er rekening gehouden met het feit dat er altijd 2 openbare en 2 bijzondere scholen bij moeten zitten.”
Wij vroegen of de onderzoeken van O+S openbaar en dus ook voor ons inzichtelijk zijn? Antwoord bleef onduidelijk.
Wij vroegen of de scheiding tussen openbaar en bijzonder onderwijs nog van deze tijd is? Volgens Hetty speelt dit zeker nog, dat merkt ze ook bij de 84 uitgelote kinderen die ze nu helpt om toch een plek te krijgen.
Wij vroegen of het niet reëler is om ook juist een onderscheid te maken in schoolconcepten. Hetty antwoordde dat iedereen toegang heeft tot minimaal één conceptschool. Ludwine zei hierop dat het nogal verschil maakt of dit een Jenaplan of een Vrijeschool is, waarop Hetty aangaf dat het aanbod van conceptscholen in Noord boven het stedelijk gemiddelde ligt. Ons antwoord hierop was dat ze allemaal bij elkaar staan en allemaal vol zijn.
Hetty gaf aan dat het niet mogelijk is om wetenschappers mee te laten ‘schaduwdraaien’ vanwege de privacy. Wij antwoordden hierop dat de gegevens geanonimiseerd kunnen worden. Of dat er een programma aangeleverd wordt door een onderzoeker, zonder dat hij of zij feitelijk toegang heeft tot privacygevoelige informatie.
Hetty zei hierop dat er maar drie a vier statistische programma’s ter wereld zijn die kunnen worden gebruikt. Daarvan is er één gekozen, waarin als belangrijkste eigenschappen zijn ingevoerd:
We vroegen of het gunstiger zou zijn als een ouder maar op bijvoorbeeld twee scholen voorrang zou hebben en daardoor een reëlere kans krijgt op een school verder weg. Hetty reageerde: de keerzijde is dat dit voor ouders in de buurt van de school hun kans verkleint om op een buurtschool te komen en dat de kans op een plek op een populaire school verder weg klein is, de spoeling is dunner. De aanwezigen stelden: we hebben dan een kans. Ja, klopt, bevestigde Hetty, maar een uiterst kleine kans.
Hetty gaf aan dat het sowieso onmogelijk zou zijn geweest voor de aanwezige ouders om op een bepaalde populaire school te komen (bijvoorbeeld de Biënkorf). Ludwine legde aan de hand van een tekening uit dat het inderdaad nu voor haar onmogelijk is geworden om op die populaire school buiten haar voorrangsgebied te komen. Terwijl ze voordat het systeem werd ingevoerd wel een kans maakte.
Wat betreft strategisch kiezen: wij gaven aan dat de cijfers die nu uit de eerste plaatsingsronde rollen feitelijk geen goed beeld geven wat betreft de echte voorkeur van ouders. Ludwine maakte dat extra inzichtelijk met haar tekening. We drongen nogmaals aan op een manier waarop dit ondervangen kan worden in het plaatsingsbeleid (of op zijn minst inzichtelijk gemaakt door op het aanmeldingsformulier te vragen naar échte voorkeursschool). Dat sommige ouders strategisch kiezen heeft ook consequenties voor de uitbreidingsmogelijkheden voor scholen, zoals die door de wethouder in het vooruitzicht worden gesteld op basis van analyse van aanmeldingen.
Hetty zei dat ze niet gelooft dat die uitbreidingen echt gaan plaats vinden. Ze verbaasde zich erover dat wij daarin geloven want:
Als men bezwaar aan wil tekenen tegen een plaatsing, moet dat bij het schoolbestuur waar men zich heeft opgegeven, want dat bestuur is verantwoordelijk voor de verdere afhandeling van het bezwaar ook als het kind uiteindelijk niet bij hen geplaatst is.
Wat gebeurt er nu? Er wordt gewerkt aan de finetuning van het beleid, met name op de uitvoering ervan (zoals betere inlogmogelijkheden voor de besturen). Verder worden de gegevens van de 84 kinderen die in eerste instantie waren uitgeloot geanalyseerd om daar een beter antwoord op te vinden binnen het systeem. Op onze vraag of er inhoudelijk aan het beleid wordt geschaafd, antwoordde Hetty negatief:
“Zeker voor dit lotingsjaar gaat er niks veranderen aan de regels zoals nu opgesteld, hier is van te voren al heel veel over nagedacht en overlegd.”
Voor de 84 kinderen die zijn uitgeloot wordt hard gezocht naar oplossingen. Zo wordt er gekeken of er toch nog plaatsen zijn op de school van 2e, 3e of 4e voorkeur, zonder andere kinderen te benadelen. Merel vroeg of het dan misschien loont om uitgeloot te worden: dan wordt je individueel behandeld en vind je wellicht een plek op de school van tweede voorkeur. Hetty antwoordde hierop:
“De ouders die nog geen plek hebben, helpen wij om een school naar wens te vinden. Dit is niet voortrekken, maar helpen. Logisch dat deze ouders teleurgesteld zijn. Maar we willen hen niet in de kou laten staan. Er zijn nog 2500 plekken beschikbaar.”
Op ons verzoek om openheid in het aantal kindplaatsen per school, antwoordde Hetty dat het aantal kindplaatsen an zich niets zegt, maar dat het wel belangrijk is om te weten of er op een bepaalde school geloot kan worden. Men overweegt om hier volgend jaar iets mee te doen, bijvoorbeeld met ‘stoplicht codes’ (rood = hoogstwaarschijnlijk loten, oranje = kans op loting, groen = niet loten) bij een school te plaatsen.
Hetty kwam terug op ons verzoek om een ‘joker’ toe te voegen aan het inschrijfformulier. Ze gaf aan dat dit niet mogelijk is omdat daarmee de ouders de school(directie) zouden kunnen beïnvloeden.
Hetty gaf aan het slecht te vinden voor ouders in Amsterdam dat elf scholen in Zuid niet meedoen met het beleid. Merel vroeg waarom deze scholen op het laatste moment uit het stedelijk toelatingsbeleid zijn gestapt,terwijl daar een pilot heeft gelopen. Als de pilot zo positief was, zouden alle scholen toch juist graag mee willen doen met het systeem? Hetty denkt dat sommige van deze scholen meer invloed willen hebben op de kinderen die bij hen worden aangemeld, maar ook dat deelname bij hen het gevoel geeft dat zij hun autonomie kwijtraken. Ze vindt het ernstig dat bij de elf scholen in Amsterdam Zuid 67% van de inschrijvingen uitgeloot is. Wij vroegen of dat niet gewoon komt door te weinig kindplaatsen en teveel aanmeldingen? Hier kwam geen duidelijk antwoord op.
Op Nicoline’s verzoek om mee te werken aan een gesprek tussen BBO, gemeente en schoolbestuur SOON over een stedelijke functie van de Vrijeschool in Amsterdam Noord, reageerde Hetty afhoudend en verwees ze naar de afspraken die gemaakt zijn bij de oprichting van de school.
Tot slot gaf Hetty twee belangrijke tips:
Verder heeft Hetty toegezegd verslag te doen aan het BBO van deze bijeenkomst en aan te zullen geven dat de ouders graag een gesprek wensen over het onderwijsaanbod op de bestaande scholen in Noord.
Dit verslag is opgetekend in de lijn van het gesprek, sommige onderwerpen komen meerdere keren terug zoals dat in het gesprek ook gebeurde. Notulen door Nicoline Vink. De tussenkopjes zijn aangebracht door de eindredactie van OCO. Aanwezigen, namens het BBO: Hetty Lieftink, projectleider toelatingsbeleid; namens de oudergroep: Merel, Julia, Ludwine, Marielke en Nicoline Vink, ook namens OCO.
Eén reactie
Met enige verbazing lees ik hier de opmerking van Hetty Lieftink dat “Het is niet aan te raden om een school op 1 te zetten als hij populair is en niet voorkomt op je lijst van voorrangscholen.” Ik was niet bij de bijeenkomst, dus ik weet ook niet zeker of dit echt zo gezegd is. Maar laat ik er voor dit moment maar vanuit gaan dat deze uitspraak echt gedaan is. Vandaar mijn verbazing.
Ten eerste omdat het in tegenspraak is met de voorlichting van de gemeente. Op de website http://schoolwijzer.amsterdam.nl/po/hoe-werkt-het wordt geschreven: “Op het aanmeldformulier kunt u 10 scholen invullen. Dat doet u in volgorde van uw voorkeur. De school die u het liefst wilt zet u op nummer 1, dan volgt nummer 2 etc.“ Hier wordt ouders toch echt geadviseerd om hun eerste echte voorkeur als eerste keuze op de lijst te zetten. De opmerking van Hetty Lieftink impliceert dat gemeente ouders onjuist heeft voorgelicht voorafgaande aan de lotingsprocedure. Dit lijkt mij een sterk argument voor ouders bij een mogelijk beroep tegen de uitloting van hun kind.
Ten tweede, omdat de doelstelling van de gemeente bij de loting voor de PO scholen was om zoveel mogelijk leerlingen op hun eerste voorkeur te krijgen. Het systeem dat gekozen is maximaliseert het aantal leerlingen op de eerste keuze. Maar zoals Hetty Lieftink zegt nemen slimme ouders niet noodzakelijkerwijs hun eerste voorkeur als eerste keuze. Het aantal gerapporteerde leerlingen dat op hun eerste keuze terecht gekomen is, is dus slechts een bovengrens van het aantal leerlingen dat op hun echte eerste voorkeur terecht gekomen is.
Door het systeem met de acht voorrangsscholen zou de afwijking van de eerste voorkeur ook best wel eens heel groot kunnen zijn. Kortom een evaluatie van de afgelopen loting waarbij geturfd wordt hoeveel leerlingen op hun eerste keuze, tweede keuze, top 3, etc. terecht gekomen zijn zegt niets. Net zoals niets kan worden gezegd over hoe groot de echte capaciteitsproblemen bij de verschillende basisscholen zijn.
Het gekozen lotingssysteem wordt in de academische literatuur niet voor niets naïef Boston genoemd, waarbij naïef slaat op de beleidsmakers die ervoor kiezen.