Internationaal onderzoek toont aan dat de inzet van programma’s voor jonge kinderen positief effect heeft op het bestrijden van achterstanden. Hoogleraar kinderopvang en educatieve voorzieningen Ruben Fukkink, vergelijkt in zijn onderzoek naar de effectiviteit van de voorschool en VVE een groot aantal internationale studies met Nederlandse studies.
Met name in de Verenigde Staten (waar het meeste onderzoek gedaan is) zijn duidelijke resultaten zichtbaar op het tegengaan van achterstanden. Kinderen die hebben deelgenomen aan een ‘early education program’ gaan er op vooruit wat betreft schoolprestaties. Dit geldt voor zowel de korte als de lange termijn.
Elementen die bijdragen aan de effectiviteit in het buitenland zijn:
In hetzelfde onderzoek uit 2015 concludeert Fukkink dat het effect van de VVE in Nederland nihil is. Bij een meta-analyse van 21 Nederlandse studies naar VVE zijn er namelijk geen significante verschillen in de opbrengsten tussen kinderen die wel en geen VVE-programma hebben gevolgd. Dit komt doordat Nederland slecht ‘scoort’ op een aantal van de internationaal bekende succesfactoren. Zo is in Nederland:
Bovendien hebben Nederlandse kinderen binnen de VVE-doelgroep een minder grote achterstand dan in veel andere landen. En juist bij kinderen met een grote achterstand zie je vaak positieve effecten van VVE.
Tussen 2009 tot 2016 deed Pre-Cool een cohortonderzoek naar de effecten van verschillende vormen van kinderopvang en van voor- en vroegschoolse educatie. Wetenschappers onderzochten onder andere of de achterstand bij kinderen die een VVE programma volgen afneemt.
De conclusie van dit onderzoek is dat kinderen de achterstand niet helemaal inlopen, maar dat die wel afneemt. De voorschool zorgt namelijk voor een versnelling in de ontwikkeling van de doelgroepkinderen ten opzichte van andere kinderen. Ook blijkt uit dit onderzoek dat de kwaliteit van de voorziening van groot belang is voor de effectiviteit.
Met ingang van 1 augustus 2020 zijn gemeenten verplicht om 960 uur voorschoolse educatie aan te bieden aan alle peuters tussen 2,5 en 4 jaar (Art. 2 lid 1 Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie). Dat betekent in de meeste gevallen een aanbod van zestien uur per week, gedurende zestig weken (veertig weken per jaar).
Om zicht te krijgen op het effect van deze investering op de ontwikkeling van kinderen is een nieuw onderzoek gestart door de Universiteit Utrecht en Sardes: EVENING. Hieruit volgde in april 2021 een eerste tussenrapportage, waarin onder andere de voorzichtige conclusie staat dat locaties die zestien uur per week voorschoolse educatie aanbieden, een kwalitatief rijker activiteitenaanbod hebben.
Helaas bemoeilijkte Corona de uitvoering van het onderzoek. Zo konden kinderopvanginstellingen door de lockdowns de gevraagde 640 uur per jaar niet leveren. Bovendien was onderzoek bij gezinnen thuis moeilijk.
Mede op basis van de eerdere onderzoeken is een aantal ontwikkelingen in voorzieningen voor peuters in Nederland ingezet.
De kwaliteitseisen voor VVE zijn wettelijk aangepast. Zo wordt het taalniveau van pedagogisch medewerkers verhoogd (Art.4 lid 3a Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie). En daarnaast zijn er meer eisen aan het pedagogisch- en opleidingsbeleid van voorscholen. Bovendien geldt vanaf 2022 een nieuwe norm voor de inzet van hbo-medewerker op de voorschool. Ook zijn alle gemeenten sinds 2020 verplicht om zestien uur per week voorschoolse educatie aan peuters aan te bieden.
De verwachting is dat deze ontwikkelingen de effectiviteit van voorschoolse educatie zal vergroten, maar dit zal uit verder onderzoek moeten blijken.