Ouders hebben de grootste invloed op het leesgedrag- en plezier van hun kind. Hieronder staat een aantal tips om dit gedrag positief te beïnvloeden.
Ouders kunnen het leesgedrag van hun kind positief beïnvloeden door het al vanaf een paar maanden oud voor te lezen. Bij dreumesen (tot tweeënhalf jaar) gaat het vooral om korte verhaaltjes en ‘labelen’: plaatjes in boeken aanwijzen, benoemen en bespreken.
Peuters en kleuters begrijpen al wat complexere, langere verhalen. Voor hen is het bovendien leerzaam om een gesprek over het boek aan te gaan. Stel je kind vragen over het verhaal en laat je kind voorspellen hoe het verder gaat: wie woont er in het hol? Waarom is de haas verdrietig? Wie komt hem helpen? Denk je dat dat gaat lukken?
Meer informatie over voorlezen aan jonge kinderen staat in: ‘Voorlezen aan je baby: leerzaam en plezierig!’
Samen lezen: als een kind in de fase zit waarin het zelf leert lezen, in groep 2 of 3, kun je als ouder tijdens het voorlezen af en toe de tekst aanwijzen zodat het kind kan meelezen.
Daarnaast kan het kind zelf stukjes voorlezen om te oefenen. Theaterleesboeken – boeken waarbij twee lezers afwisselend een passage hardop voorlezen en zo een soort toneelstuk opvoeren – zijn hiervoor bij uitstek geschikt.
Op de website Leesletters staat meer informatie over theaterlezen. Ook hebben zij een webshop met theaterboeken voor kinderen tussen de zes en dertien jaar oud.
Stop niet met voorlezen zodra het kind zelf kan lezen. Onderzoek toont namelijk aan dat het goed is voor de taalontwikkeling om ook oudere kinderen die al zelf kunnen lezen regelmatig voor te lezen. Zo kan dit de woordenschat van het kind vergroten. Ook kun je zware thema’s bespreekbaar maken, zoals pesten of het sterven van een grootouder. Bovendien lopen de interesses van kinderen niet altijd synchroon met hun leesniveau. Dit geldt vooral voor beginnende lezers. Zo zijn de verhaallijnen op AVI-niveau M3 vaak erg eenvoudig. Sommige kinderen vinden dit saai en dat is niet bevorderlijk voor het leesplezier. Ouders kunnen hierop inspelen door complexere verhalen voor te lezen waar het kind qua leesvaardigheid nog niet aan toe is.
Geef het goede voorbeeld: ouders beïnvloeden het leesgedrag van hun kind – veelal onbewust – door zelf veel te lezen. Kinderen nemen dit namelijk waar als ‘kennelijk’ gewenst gedrag en spiegelen zich hieraan. Houd je van lezen, maar kom je hier (te) weinig aan toe? Wees je hier dan van bewust. Probeer wat vaker je telefoon of laptop weg te leggen en pak een boek.
Onderneem verschillende leesactiviteiten. Onderzoek toont aan dat – naast voorlezen – praten over boeken, boeken cadeau geven en een bezoek aan de boekhandel en bibliotheek het leesgedrag en de leesmotivatie stimuleren.
Tot slot: laat je kind zelf boeken uitkiezen in de bibliotheek of boekwinkel. Als een boek goed aansluit bij de interesses van het kind, beleeft het meer leesplezier. Wil je voor je bezoek aan de winkel of bibliotheek vast wat titels noteren? Op de website van Jeugdbibliotheek zijn boeken geordend op leeftijd en onderwerp. Houdt je negenjarige zoon bijvoorbeeld van voetbal? Dan vind je daar een geschikte boekenlijst met dit onderwerp.
Niet alleen ouders, maar ook de leerkracht, het leesonderwijs op school en de bibliotheek hebben invloed op het leesgedrag- en plezier van kinderen. Hieronder staat een aantal tips voor de leerkracht en school.
Tot slot is het nuttig dat zowel ouders als leerkracht de leesontwikkeling van het kind volgen en elkaar hiervan op de hoogte houden. Misschien leest een kind thuis graag boeken, maar kan het hiervoor in de klas geen rust vinden? Een oplossing zou kunnen zijn dat het kind op de gang of in de schoolbibliotheek gaat lezen. Of een leerkracht signaleert dat een kind graag leest, maar het heeft thuis geen boeken. De leerkracht kan dan de ouders adviseren lid te worden van een bibliotheek.
Daarnaast kan de leerkracht (laaggeletterde) ouders informeren over de volgende leesbevorderingsprogramma’s:
Leesplezier en leesvaardigheid staan nauw met elkaar in verband. Een vaardige lezer vindt lezen doorgaans leuk. Daarom leest hij regelmatig boeken en teksten, waardoor hij zijn leesvaardigheid verder verbetert. Het omgekeerde geldt voor een minder vaardige lezer: lezen gaat moeizaam, daarom vindt de lezer lezen minder leuk en leest hij minder vaak. Hierdoor blijven zijn leesvaardigheden achter.
De resultaten uit de internationaal vergelijkende onderzoeken PIRLS-2016 en PISA-2018 bevestigen het verband tussen leesplezier en leesvaardigheid. Uit PIRLS-2016 blijkt dat Nederlandse tienjarigen die lezen leuk vinden hogere leesscores behalen dan leerlingen die lezen enigszins of niet leuk vinden. Bijna een derde van de tienjarige Nederlandse leerlingen vindt lezen niet leuk. Dit is, samen met België (Vlaanderen) en Zweden, de laagste score van de deelnemende landen.
De resultaten uit PISA-2018 laten zien dat bijna de helft van de vijftienjarige Nederlandse leerlingen lezen tijdverspilling vindt. Van alle deelnemende OECD-landen hebben Nederlandse vijftienjarigen het minste leesplezier en staan daarmee op plek 78 in de ranglijst. Bovendien presteert een kwart van de vijftienjarigen onder niveau 2. Dit houdt in dat zij onvoldoende leesvaardig zijn om als mondige burger in de huidige samenleving te participeren.
Bij zowel jongens als meisjes neemt het leesplezier af naarmate ze ouder worden. Het is niet duidelijk vanaf welke leeftijd de daling precies inzet. Sommige onderzoeken laten zien dat het leesplezier vanaf groep 3 afneemt, terwijl andere onderzoeken pas vanaf groep 6 een daling signaleren. Waar wel overeenstemming over bestaat is dat de daling zich na de basisschool voortzet.
Er worden twee mogelijke oorzaken voor het dalende leesplezier genoemd: