Vóór de invoering van passend onderwijs in 2015 werd extra ondersteuning voor zorgleerlingen – leerlingen met leer- of gedragsproblemen, niet leerlingen met taalachterstanden – vastgelegd in een handelingsplan. Zowel ouders als school moesten het ermee eens zijn, ouders hadden instemmingsrecht op het handelingsplan. Bij de invoering van passend onderwijs werd het handelingsplan vervangen door het ontwikkelingsperspectief. Daarmee raakten ouders hun instemmingsrecht kwijt, voortaan moest de school alleen nog ‘op overeenstemming gericht overleg’ met de ouders voeren over het ontwikkelingsperspectief. Het ontwikkelingsperspectief bestaat uit een uitstroomperspectief en een handelingsdeel. Het uitstroomperspectief geeft de verwachting van de school aan waar het kind aan het einde van de schoolperiode uitkomt: vervolgonderwijs, werk of dagbesteding. Het handelingsdeel beschrijft de begeleiding die wordt ingezet op school en lijkt het meest op het handelingsplan uit de periode voor de invoering van passend onderwijs. Toen duidelijk werd dat in de nieuwe wetgeving het instemmingsrecht voor ouders zou komen te vervallen hebben veel ouderorganisaties actie gevoerd. Toch werd in 2012 de wetgeving passend onderwijs door de Tweede en Eerste Kamer goedgekeurd, zonder dat het instemmingsrecht was geregeld. Het actievoeren ging door.
In april 2013 besloot de Tweede Kamer alsnog anders. Een motie van kamerlid Loes Ypma in samenwerking met Paul van Meenen en Michel Rog kreeg steun van de meerderheid van de Tweede Kamer. Hierin stond dat ouders instemmingsrecht moesten krijgen op het handelingsdeel van het ontwikkelingsperspectief. Vanuit de besturenorganisaties in het onderwijs en de vakbonden was er verzet tegen deze aanpassing. Ze vreesden dat er een patstelling zou kunnen ontstaan tussen ouders en school en waarschuwden voor een ‘juridisering’ van het gesprek over ondersteuning op school. Ouderorganisaties gaven aan dat instemmingsrecht juist kan voorkomen dat er een conflict ontstaat, omdat de wetswijziging de school verplicht om al bij het opstellen van het ontwikkelingsperspectief ouders serieus te nemen. Vier jaar na de motie, en twee jaar na de invoering van passend onderwijs, is het dan toch zo ver: op 1 augustus 2017 wordt de wetswijziging van kracht en krijgen ouders instemmingsrecht op het handelingsdeel van het ontwikkelingsperspectief. In de wet staat het als volgt omschreven:
“het deel van het ontwikkelingsperspectief betreffende de individuele begeleiding [… wordt] vastgesteld nadat overeenstemming bereikt is tussen het bevoegd gezag en ouders.”
Nu ouders instemmingsrecht hebben op het handelingsdeel van het ontwikkelingsperspectief komt het aan op de praktijk. Hoe kan de patstelling waar de besturenorganisaties bang voor waren worden voorkomen en hoe kan het instemmingsrecht bijdragen aan serieuzere afstemming tussen ouders en en school zoals de voorstanders hebben bepleit? Hoeveel er in de praktijk verandert door de wetswijziging is afhankelijk van de werkwijze op school. Bij veel scholen is het al gebruikelijk dat het ontwikkelingsperspectief in goed overleg wordt opgesteld en ouders er hun handtekening onder zetten. Voor leerlingen op die scholen zal er niet zo veel veranderen. Voor scholen waarbij ouders minder betrokken zijn bij het opstellen van het ontwikkelingsperspectief, kan het wel veel veranderen in de praktijk.
In plaats van ‘op overeenstemming gericht overleg’ zijn scholen nu verplicht om te zorgen dat ouders het eens zijn met de inzet van extra ondersteuning op school, zoals vastgelegd in het handelingsdeel van het ontwikkelingsperspectief.
Het instemmingsrecht van ouders gaat concreet over:
Het instemmingsrecht geldt niet voor het uitstroomperspectief. Hier hoeven ouders niet mee in te stemmen. Soms zijn deze twee delen van het ontwikkelingsperspectief nog niet goed van elkaar te onderscheiden, en moeten scholen opnieuw gaan kijken naar het formulier dat ze gebruiken. Het ontwikkelingsperspectief wordt tenminste één keer per jaar geëvalueerd en waar nodig bijgesteld. Ook voor het bijstellen telt het instemmingsrecht van ouders.
Ouders en school moeten het samen eens worden over de inzet van de extra ondersteuning. Zonder instemming van ouders moet de school in gesprek blijven met ouders, totdat ze er samen uitkomen. De wetswijziging maakt duidelijk dat ouders een gelijkwaardige partner zijn van school, en dat hun ervaring, kennis en voorkeuren van belang zijn voor de inzet van begeleiding en ondersteuning op school. Om dat partnerschap goed in te vullen, zijn de volgende dingen belangrijk:
Als er geen overeenstemming is tussen ouders en school over de inzet van de begeleiding, kan het ontwikkelingsperspectief niet worden vastgesteld. In eerste instantie betekent dit dat ouders en school met elkaar in overleg blijven. Het betekent niet dat de school geen begeleiding mag bieden. Mocht het toch niet lukken om er samen uit te komen, dan kan bijvoorbeeld een onderwijsconsulent helpen. Ook kunnen ouders naar de geschillencommissie passend onderwijs gaan.