Basisscholen zijn wettelijk verplicht om met een leerlingvolgsysteem (LVS) te werken (art. 8 lid 6 WPO). Een ander woord hiervoor is een leerling- en onderwijsvolgsysteem (LOVS). In een LVS houdt de school leerresultaten en vorderingen bij van individuele leerlingen, maar ook van de groep en de school als geheel. Daarnaast staan er in een LVS vaak administratieve gegevens, zoals geboortedatum en adres.
Scholen voor voortgezet onderwijs werken vaak ook met een LVS, maar dit is niet verplicht.
In een LVS voert de school twee soorten toetsen in:
Scholen zijn verplicht om in ieder geval LVS-toetsen af te nemen voor Nederlandse taal en rekenen-wiskunde. De toetsen moeten voldoen aan het kwaliteitsoordeel van een onafhankelijke commissie, aangewezen door de minister (art. 8 lid 7 WPO). Deze commissie heet de Expertgroep Toetsen PO. De vier wettelijk goedgekeurde leerlingvolgsysteemtoetsen voor het primair onderwijs zijn:
Scholen mogen zelf bepalen met welk erkend leerlingvolgsysteem zijn werken en wanneer zij welke LVS-toetsen afnemen. Ook mogen zij zelf bepalen welke informatie zij nog meer in het LVS bijhouden. Zij moeten hun keuze wel kunnen verantwoorden aan de Onderwijsinspectie. Ruim 85 procent van de basisscholen gebruikt de LVS-toetsen van Cito.
De leerlingvolgsystementoetsen verschillen onderling van elkaar. Meer informatie hierover staat in het artikel ‘Welk LVS past bij jouw school? Keuzehulp bij het kiezen van een LVS’ van wij-leren.nl.
Scholen mogen voor het volgen van de ontwikkeling van kleuters vanaf augustus 2023 geen gebruik meer maken van schoolse toetsen. Dit zij toetsen met opgavenboekje, pen en papier. Daarvoor in de plaats moeten scholen de ontwikkeling van kleuters volgen met behulp van observaties en die registreren in een leerlingvolgsysteem.
Scholen bepalen zelf of zij hiervoor erkende observatie-instrumenten gebruiken, of dat zij dit op andere wijze doen. Denk bijvoorbeeld aan spelletjes en gesprekken in de klas. Ook dit moeten zij kunnen verantwoorden aan de Onderwijsinspectie.
Leerlingen krijgen meestal twee of drie rapporten per schooljaar. Hierin staan de leerresultaten en gegevens over de ontwikkeling uit het leerlingvolgsysteem. Scholen bepalen zelf hoe zij een rapport opstellen. Zo kiezen sommige scholen ervoor om cijfers te geven per leeronderdeel, terwijl andere scholen alleen aangeven of een leerling een onderdeel wel of niet beheerst. Er zijn ook scholen die ervoor kiezen om alleen beschrijvingen te geven van de (leer)vorderingen van een leerling.
Als een leerling van school wisselt of de overstap maakt naar het voortgezet onderwijs, maakt de school een onderwijskundig rapport (OKR) op (art. 42 lid 1 WPO). Hierin beschrijft de school onder andere de resultaten, ontwikkeling, gedrag en verzuim. Voor leerlingen die de overstap maken naar het voortgezet onderwijs worden ook het basisschooladvies en de resultaten van de Centrale Eindtoets in het OKR opgenomen. In Amsterdam heet dit rapport ook wel het oki-doc. De basisschool moet ouders informeren over de inhoud. Ouders hebben recht op inzage en kunnen de school vragen om opmerkingen aan het rapport toe te voegen.