“Voor een aantal jaren achter elkaar hebben wij op het Spinoza Lyceum heel veel kinderen moeten uitloten. Waar wij maar plaats hebben voor 230 leerlingen, kregen we vorig jaar 600 overinschrijvingen en hebben we kinderen dus moeten teleurstellen. Dat is ook een teleurstelling voor ons: in principe vinden wij dat er voor ieder kind in Amsterdam Dalton onderwijs mogelijk zou moeten zijn. Er zijn veel basisscholen met Dalton onderwijs, maar het Spinoza Lyceum is de enige middelbare school. Al langer is dat voor ons de reden om op zoek te gaan naar een tweede Dalton school. Dit hebben we via verschillende wegen geprobeerd: langzaam hebben we gekeken naar wat er nodig was om zo’n school te verwezenlijken en aan het begin van dit schooljaar hebben we andere schoolbesturen op de hoogte gesteld van het feit dat we bezig zijn met een nieuwe school. Al langere tijd zijn wij met een groep docenten bezig om de visie en missie vast te stellen van deze nieuwe Daltonschool.”
“Het zijn allebei Dalton scholen, maar wel met een andere invulling. Waar op het Spinoza Lyceum iedere dag een Dalton uur gehouden wordt waarin leerlingen zelf kunnen kiezen wat ze willen doen, is de hele leerdag bij Spinoza20first als het ware één groot Dalton blok. Hiermee kunnen leerlingen dus nog meer hun eigen leerweg gaan volgen en is het mogelijk om hun gehele schoolrooster zelf samen te stellen. Op het Spinoza Lyceum werken we daarentegen nog steeds met een vast rooster met bepaalde vakken op een bepaald moment.”
“Dit is afgeleid van de 21st century skills, een set vaardigheden waarvan wij geloven dat je die als kind in de 21ste eeuw moet bezitten. Dat zijn: Zelfregulering, Kritisch denken, Creatief denken, Probleem oplossen, Computational thinking, Informatie vaardigheden, ICT basisvaardigheden, Mediawijsheid, Communiceren, Samenwerken, Sociale & culturele vaardigheden. Het grappige aan deze vaardigheden is dat ze voor een deel al gevangen zijn in het Dalton onderwijs. Alleen denken wij dat bijvoorbeeld ICT basisvaardigheden tegenwoordig ook niet meer weg te denken zijn. Daarom hebben we besloten om dit onderwijs nog uitgebreider te maken. Verder zit er een speelse verwijzing in naar 020, het netnummer van Amsterdam. We wilden onze school in ieder geval niet Spinoza 2 noemen.”
“We willen duidelijk uitstralen dat het om twee verschillende vestigingen gaat, met twee verschillende soorten onderwijs. Het zijn weliswaar allebei Dalton scholen onder 1 bestuur, en natuurlijk delen we daar kennis en expertise over, maar we nemen die kennis allebei verschillend op in onze lesmethode. Voor ons is het daarom ook heel belangrijk om dit uit te stralen en duidelijk te communiceren naar ouders en leerlingen.”
“We willen niet dat kinderen zich klakkeloos hier inschrijven omdat ze bang zijn op het Spinoza Lyceum uitgeloot te worden. Het is echt een ander concept.”
“In totaal willen we uitgroeien in zes jaar tot een volwaardige school met 1.200 leerlingen. Hoe het gebouw er dan uit zal komen te zien weten we nog niet, maar in ieder geval vinden we het belangrijk dat kinderen van alle niveaus met en van elkaar leren.”
“Dat ze, nog meer dan op het Spinoza Lyceum, leren om hun eigen doelen te stellen en leren om in kleine stappen hun eigen rooster te plannen. Sommige kinderen zijn dit meer gewend dan anderen, maar in principe zou ieder dit kind dit moeten kunnen leren. Dit blijkt ook uit onze ervaringen op het Spinoza Lyceum, al blijven er natuurlijk altijd een paar uitzonderingen. Heel veel kinderen zijn bijvoorbeeld gewend aan werken met weektaken, ook op scholen waar geen Dalton onderwijs gegeven wordt. We zien toch dat veel scholen wel elementen van dat onderwijs overnemen, zonder zichzelf te profileren als een Dalton school. Iets wat wij alleen maar kunnen aanmoedigen.”
“Die bestaan niet! We werken zonder klassen, waarbij de 120 kinderen die we in het eerste jaar plek kunnen geven allemaal bij elkaar zitten in één grote ruimte met aparte kleinere werk- en leerruimtes. Daarbij zitten alle verschillende niveaus door elkaar, vanaf vmbo-t tot vwo. Er bestaat een kernklas of ‘stamgroep’ van 12 tot 15 leerlingen, die iedere dag even met hun mentor bespreken hoe het gaat en wat hun leerdoelen voor die dag zijn. Daarna gaan de kinderen hun eigen weg. Uiteraard zijn er plekken waar kinderen zich kunnen terugtrekken, alleen of in groepjes, maar in principe zijn we heel erg met samenwerken bezig. We hebben geen klassensysteem, maar verschillende groepen die samenwerken aan verschillende leervragen en persoonlijke leerdoelen.”
“We starten in een voormalig lagere school gebouw in de Rivierenbuurt. Een gebouw met 7 lokalen, bijna landelijk gelegen op een binnenplaats. Het gebouw is van dezelfde stadsarchitect die het Spinoza ontworpen heeft. Het adres is Uiterwaardenstraat 60 a.”
“Ja, daar werken wij ook mee. Wij willen op het Spinoza20first een voorbeeld zijn voor de plannen om kinderen op verschillende niveaus te laten werken. Ben je bijvoorbeeld goed in wiskunde, dan sluit je aan bij een clubje van kinderen die daar ook heel goed in zijn. Heb je wat meer uitleg nodig bij Nederlands, dan sluit je daar weer aan bij een groepje anderen die daar ook wat extra hulp bij kunnen gebruiken. Daarbij zijn soms als dat nodig is docenten aanwezig, die bij onze school worden aangeduid als coaches, maar veelal gaan leerlingen dit ook zelf regelen.”
“De coaches lopen rond in de ruimtes en helpen waar nodig is. Ook stellen de coaches bijvoorbeeld zelf lessen voor en nodigen zij kinderen uit waarvan zij denken dat het nodig is dat die de les volgen. De kinderen kunnen daarentegen ook vragen naar een bepaalde docent voor extra hulp. Docenten zijn er zoveel mogelijk op de momenten dat de leerlingen er ook zijn. We zien het voor ons dat er bijvoorbeeld een overzicht komt van wanneer de docent iemand kan ontvangen, zeker voor vakken als wiskunde, Nederlands en Engels.
Voor Spinoza20first zijn we op zoek naar docenten die meerdere vakken of bevoegdheden hebben, zodat ze meer kinderen met meerdere vakken kunnen helpen. Ook is dit belangrijk bij het ontwerpen van nieuwe vakgebieden of domeinen en om de samenhang tussen de vakgebieden zichtbaar te maken.”
We bekijken de doelen die per schoolvak landelijk vastgesteld staan en bouwen daarop verder. We hebben daarbij vier vakgebieden ingericht: Taal & Cultuur, Expressie & Beweging, Natuur & Technologie en Mens & Maatschappij, waar vakken als economie en aardrijkskunde onder vallen. De doelen per schoolvak die afgewerkt moeten worden voor een kind eindexamen mag doen staan gewoon vast, en daar hebben ook wij ons aan te houden. Alleen geven wij daar een andere aanvulling aan. Wij vinden het bijvoorbeeld zonde om bij zowel wiskunde als biologie als scheikunde te moeten leren werken met grafieken. Waarom kan dat niet allemaal tegelijk met een vakoverstijgend thema of project? Hiermee leer je een kind niet alleen de kennis, maar ook de samenhang tussen verschillende onderwerpen. Een leerling kan ook zelf een vraagstelling bedenken aan de hand van die doelstelling en die met behulp van de leraar gaan uitvoeren. Als een leerling bewijst dat hij een doel gehaald heeft, kan hij daarna verder met een volgend doel. Dat kan verdieping zijn van een onderwerp, maar ook een totaal ander vak behelzen.”
“Neem bijvoorbeeld licht. Voor natuurkunde moet een kind iets leren over licht, terwijl zijn interesse eigenlijk niet bij dat vak ligt. Dan kan hij dus zelf een onderzoek bedenken, waardoor hij op een voor hem goede en leuke manier leert hoe licht werkt. Bijvoorbeeld als hij fotografie wel heel leuk vindt kan hij dit via die weg leren. Als hij bijvoorbeeld wél geïnteresseerd is in licht, dan kan hij aan de hand daarvan gaan leren en werken. Zo leert hij niet alleen, maar toont hij ook initiatief en vindingrijkheid. Het gaat ons juist om meer dan de cijfers.”
“We streven ernaar om niet met cijfers te gaan werken, maar des te meer met het contact tussen ouder en leerling. Hierbij worden wel verslagen gemaakt over de vorderingen, maar wordt ook heel veel gepraat over welke doelen er al behaald zijn en wat nog lastig blijkt. Cijfers impliceren volgens ons dat je iets al weet en afgerond hebt, terwijl wij veel meer geïnteresseerd zijn in de reis naar het einde. Tegelijkertijd willen we dingen wel meetbaar houden en zullen er voor sommige vakken ook toetsen plaatsvinden. We willen een leerling daarmee trainen om naar het eindexamen toe te werken, dus dit zal vooral in de bovenbouw terug komen.”
“Nee, we willen voorkomen dat we op herhaling stuiten. Een kind laten zitten is hem uit zijn sociale groep halen die hij op school heeft opgebouwd. Verder komt het natuurlijk vaak voor dat iemand slechts één vak of doel niet kan halen, en het is zonde om hem daarom het gehele jaar over te laten doen.
Het kan echter wel zo zijn dat je een doel onvoldoende afrondt en dat je dat dus zal moeten verbeteren. Ook hier gaat het niet om herhaling, maar kijken naar het probleem en hoe je dit wel op kan lossen. Misschien ligt het bijvoorbeeld aan de lesmethode die je er zelf voor gekozen hebt, of heb je extra begeleiding nodig. Op die manier heb je misschien iets langer nodig om het doel te bereiken, maar uiteindelijk kijk je dan samen met een docent wat er nodig is om het wel af te sluiten. We zijn ervan overtuigd dat ieder kind dat kan.
Omgekeerd kan het natuurlijk ook zo zijn dat je heel goed bent in een leerdomein en dat dus bijvoorbeeld al op een hoger niveau kan doen. Daar bestaat een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor tussen de leerling, de leraar en de ouder. Een kind hoeft dat nooit alleen te doen, maar samen ontwerpen we een leerweg die voor hem of haar het beste past.”
“We zijn op zoek naar 120 verschillende eigenzinnige leerlingen, die geïnteresseerd zijn in de wereld om zich heen en het oplossen van vragen. Ook moeten ze zelfstandig kunnen werken, maar moeten ze ook zeker weten hoe ze samen tot een doel kunnen komen. Eigenlijk allemaal vaardigheden die je later in het leven ook nodig hebt. Daar willen we onze leerlingen op voorbereiden.”