Dit blijkt uit een ‘ambtshalve’ toevoeging aan een advies van de Landelijke Klachtencommissie voor het openbaar en het algemeen toegankelijk onderwijs van 1 februari 2005:
“In zijn algemeenheid acht de Commissie het onjuist wanneer een schoolbestuur de kansen op bemiddeling en onderling overleg niet benut met als enige argument dat een klager een klacht heeft ingediend bij de Landelijke Klachtencommissie. Er is geen enkel beletsel voor een schoolbestuur, noch van juridische, noch van principiële aard, een klager ook na de indiening van een klacht te benaderen met de vraag of deze nog ruimte ziet voor een gesprek teneinde in onderling overleg te onderzoeken of aan de klacht tegemoet kan worden gekomen. Als die vraag bevestigend wordt beantwoord kan een klager de LKC vragen de behandeling van de klacht tot nader order op te schorten. Dit laat onverlet het wettelijk recht van de klager om die vraag ontkennend te beantwoorden en in plaats van een bemiddeling de voorkeur te geven aan klachtbehandeling door de LKC.”
LKC, Uitspraaknr. 04.120-131-132
Hieruit kan ook afgeleid worden dat een klager niet door een schoolbestuur gedwongen kan worden een klachtenprocedure in te trekken als voorwaarde voor bemiddeling.