Bacteriën, virussen, schimmels en parasieten veroorzaken infectieziekten. Er zijn onschuldige infectieziekten waar kinderen niet erg ziek van worden. De meeste infectieziekten gaan vanzelf weer over. Sommige infectieziekten kunnen wel gevaarlijk zijn. Daar kun je heel ziek van worden en ernstige complicaties aan overhouden. Je kunt een infectieziekte krijgen door:
Vooral oudere mensen en jonge kinderen zijn vatbaar voor infectieziekten en lopen het grootste risico op ernstige complicaties of overlijden.
Vaccinatie beschermt een kind tegen infectieziekten. De meeste bacteriën en virussen waar de vaccinaties tegen beschermen komen nauwelijks nog voor in Nederland. Kinkhoest, pneumokokkenziekte en hib-ziekten komen nog relatief vaak voor. Baby’s kunnen complicaties krijgen en zelfs overlijden. De DKTP Difterie, kinkhoest, tetanus, polio -hib-hepB en pneumokokken-inentingen werken al goed op bij kinderen op jonge leeftijd. De overheid heeft een speciaal programma samengesteld om kinderen te vaccineren. In principe krijgt een kind de eerste vaccinatie bij drie maanden.
Soms wordt er al eerder gevaccineerd. Bijvoorbeeld vanwege een reis naar het buitenland om een baby te beschermen of vanwege een uitbraak van een grootschalige infectieziekte. Een kindje krijgt ook vaccinatie bij twee maanden als de moeder niet gevaccineerd is tegen kinkhoest tijdens de zwangerschap. Vaccinatie is overigens geen verplichting.
Een vaccin bestaat uit drie soorten stoffen. Dit zijn werkzame delen, hulpstoffen en reststoffen. In de bijsluiter vind je de stoffen die in een vaccin zitten.
Een werkzaam deel is een klein deel van het virus of de bacterie waar bescherming voor wordt opgebouwd.
Hulpstoffen zijn stoffen die aan het vaccin worden toegevoegd om de werkzaamheid te verbeteren. Denk bijvoorbeeld aan het verlengen van de houdbaarheid.
Er zijn ook stoffen nodig om een vaccin te maken. De stoffen die achterblijven tijdens het productieproces zijn de zogenaamde reststoffen. Na productie worden ze zoveel mogelijk uit het vaccin gehaald. Zeer kleine hoeveelheden kunnen nog achter blijven. De hoeveelheden aan reststoffen in een vaccin mogen niet schadelijk zijn.