Zes weken lang reed er iedere ochtend een bus voor bij het Mundus College in Nieuw-West. Veertig kinderen werden vanuit de noodopvang naar de middelbare school gebracht om Nederlandse les te krijgen. “Een plastic broodzakje en een banaan onder hun arm, zo kwamen ze stuk voor stuk die bus uit,” herinnert coördinator Marja Brokx zich. “Het was een treurig gezicht.”
De buslading nieuwkomers maakte het een stuk drukker op de middelbare school. Naast de bestaande nulgroep, waarin leerlingen een paar weken worden opgevangen om hun niveau te bepalen, ontstond nu een totaal nieuwe groep met kinderen uit Syrië. “Ze waren zwaar getraumatiseerd, zaten veel te dicht op elkaar in de noodopvang en werden hier ook nog eens gedwongen om met elkaar in een klaslokaal te zitten,” vertelt Tanja Tas, lerares van de nulgroep. “Regelmatig vlogen ze elkaar in de haren.”
Het Mundus College werkt samen met andere Esprit-scholen om alle niveaus voor de nieuwkomers aan te bieden. “We hebben zelf praktijkonderwijs en vmbo in huis, wie havo of vwo aankan gaat naar DENISE,” vertelt Brokx. “Zo hoeven we de kinderen niet onnodig vaak te verplaatsen. Het is belangrijk om het kind een thuis te bieden op school.”
Het gevoel van een thuis probeert Tas ook na te bootsen in haar klas. “Het lesgeven in de nulgroep gaat veel verder dan woordjes leren. Veel kinderen zijn vanuit hun thuisland gewend aan een strak regime. Een lerares die aan hun tafel komt om ze iets uit te leggen is nieuw voor ze.” Zelf doet ze haar best dat ieder kind zich gezien voelt. “Je merkt dat ze daar erg op gesteld zijn, je bouwt echt een band op met de kinderen.”
Leerlingen blijven zo’n zes weken in de nulgroep, om te wennen aan het Nederlandse schoolsysteem en toetsen te maken om het niveau van kinderen te bepalen. Tas: “Ze worden getest met een wiskundetoets en een figure and reasoningtoets, een soort simpele IQ-test.” Belangrijk is dat de toetsen allemaal zonder Nederlandse taal zijn, omdat het niveau anders niet goed vastgesteld kan worden. “Naast deze scores kijken we naar hun ambitie en werkhouding en hoe snel ze een nieuwe taal oppikken. Aan de hand daarvan bepalen we naar welke klas ze kunnen.”
In die klassen daarna krijgen de nieuwkomers veel Nederlandse les van hun mentor. Daarnaast volgen ze de reguliere vakken die ieder kind op de middelbare school krijgt. De huidige vorm van de nulgroep waaruit kinderen doorstromen bestaat nu zo’n zes jaar. “Daarvoor hadden we vaak lange wachtrijen en bleven kinderen onnodig lang thuiszitten,” vertelt Tas, die zelf al 27 jaar lesgeeft op de school. “Eerder werd er gewacht tot er een volledige klas gevormd was en daarna konden de kinderen naar school. Tegenwoordig beginnen we al met minder kinderen, dan kunnen ze makkelijker doorstromen.”
Na de zomervakantie is er een korte wachtrij van 30 kinderen ontstaan, maar Brokx verwacht dat dat binnen een aantal weken opgelost is. “We hebben nu drie nulgroepen van twintig kinderen, dus dat loopt snel door.”
De kinderen in de nulgroep variëren in leeftijd en afkomst: van vluchtelingen, kinderen die door gezinshereniging in Nederland komen, tot kinderen expats als ouders hebben. Ook vandaag in de les zitten er veel verschillende kinderen: twee meiden uit Zuid-Afrika, een handjevol Syrische kinderen, kinderen uit Marokko en Turkije, maar ook een Engelse jongen, eentje uit Bulgarije en een jongen uit Thailand.
De niveaus van de kinderen lopen in de nulgroep sterk uiteen, blijkt ook tijdens de kennismaking. “Waarom zit ik nog in deze groep? Ik kan al goed Nederlands!” vraagt een meisje uit Syrië. Ze kijkt er wat beteuterd bij. “Je hebt al Nederlandse les gehad in de opvang in Almere, maar we willen graag op deze school ook weten wat je allemaal al kan,” legt Tas uit.
Er zijn andere kinderen die al Nederlands spreken, via een familielid of eerdere scholing. Andere kinderen kijken gedurende het uur wat glazig voor zich uit; ze zijn soms pas een aantal weken in Nederland. Tas legt met handen en voeten de kinderen uit wat er van ze verwacht wordt. Wie het niet snapt krijgt uitleg in het Engels of Frans, talen die Tas naast het Nederlands vloeiend beheerst. “Ze leren het het snelst als je enkel Nederlands spreekt, maar als ze geen idee hebben wat van ze verwacht wordt, dan schiet het ook niet op,” legt ze later uit.
Inmiddels zijn alle kinderen uit de noodopvang van school; ze werden overgeplaatst naar asielzoekerscentra in andere gemeenten. “Ze hoorden vaak pas een dag van tevoren dat ze uit de noodopvang en dus van school moesten. Het afscheid was verschrikkelijk,” herinnert Tas zich. “Je raakt toch gehecht aan die kinderen en zij aan ons.”
De vele ervaring die Mundus had met de nieuwkomers kwam van pas bij de toestroom van Syrische kinderen de afgelopen jaren, maar toereikend was het niet. “We kregen ineens zoveel kinderen, waarvan er veel getraumatiseerd waren. Het lesgeven kwam op de tweede plaats, je bent veel meer bezig met het sociale aspect,” aldus Tas. Eerst werden kinderen ingedeeld op leeftijd, maar dat bleek een slechte keuze. “De jongste groep van 12 tot 14 jaar vloog elkaar de hele tijd in de haren, die waren helemaal niet gewend om naar school te gaan.”
Toen de kinderen werden verdeeld over de reguliere internationale schakelklasgroepen (ISK-groepen), keerde de rust terug. “Op die manier werd er ook niet zo’n nadruk op hun achtergrond gelegd en leerden ze andere leerlingen kennen dan de kinderen waarmee ze in de noopvang zaten,” aldus Tas. Bovendien wenden ook de andere kinderen zo aan de Syriërs. “Al hebben we daar nooit problemen mee gehad. Die klassen zitten vol met kinderen van over de hele wereld.”
Haar 27 jaar ervaring kwam van pas tijdens de meest recente vluchtelingenstroom, maar toch herinnert Tas zich het als de heftigste periode uit haar carrière. “Omgaan met een getraumatiseerd kind is zo anders. Je moet heel veel liefde en aandacht geven, constant aanwezig zijn en ook indirect duidelijk maken dat ze altijd naar je toe kunnen komen als er problemen zijn. Het was een hele zware periode.” Daartegenover staan de talloze succeservaringen die ze de afgelopen 27 jaar meemaakte. “De glimlach van een kind als hij ineens begrijpt wat je uitlegt, dat is het meest dankbare moment in zo’n les.”
Opvallend tijdens de periode dat veel Syrische kinderen op school kwamen, vonden Brokx en Tas de hoeveelheid hulp die ze kregen. “Docenten die Arabisch spraken boden aan om te tolken. De gemeente sprong financieel bij zodat we een extra klassenassistent aan konden nemen. En zelfs mannen uit de noodopvang die niets te doen hadden kwamen helpen op school als tolk. Het was hartverwarmend om te zien dat iedereen zijn steentje bij wilde dragen om de kinderen goed op te vangen.”
Tas begon ooit uit liefde voor de vele culturen van de kinderen. “Iedereen brengt zijn eigen verhaal mee. Bovendien zijn de kinderen heel anders dan leerlingen die in Nederland zijn geboren. Ze zijn heel vriendelijk en puur.” Tas herinnert zich een jongen die de eerste schooldag in ouderwetse Turkse klederdracht kwam. “Ze zijn veel minder gericht op luxe en geld en vooral heel dankbaar dat ze hier veilig naar school kunnen.”
Die dankbaarheid is vaak ook bij ouders te zien, al dringen hier de cultuurverschillen zich af en toe wel op. “Ouders willen dat hun kinderen een zo hoog mogelijk niveau gaan doen, omdat dat gelijk staat aan veel geld verdienen. Bovendien willen ze vaak dat kinderen de economische richting kiezen, een vak met schone handen. Ze vergeten soms dat ze moeten kijken wat voor de kinderen het beste is.”
Is het niet een Westers beeld, om ouders die alles achter gelaten hebben te vertellen dat ze voor geluk moeten kiezen in plaats van geld? Brokx denkt van niet. “Het gaat erom wat het beste is voor het kind. Ze zijn ook gevlucht voor een betere toekomst. Dat uit zich niet alleen in geld, maar ook in geluk. Als een kind bij een bank komt te werken, terwijl hij liever automonteur had willen worden lijkt me dat ook niet goed. We kijken als school altijd wat het beste is voor het kind, het is aan ouders om dat ook in te zien.”