Wie als vluchteling door het COA in de gemeente Amsterdam ingedeeld wordt, mag een hoop persoonlijke aandacht verwachten. De nijpende situatie ten gevolge van de vluchtelingenstroom in 2015 vroeg om een andere aanpak, zo werd duidelijk uit de brief Geen tijd verliezen van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Belangrijkste boodschap: door gelijktijdig te werken aan huisvesting, taalverwerving, opleiding en werk verliezen gemeenten bij de integratie van asielmigranten met een status zo min mogelijk tijd. Voor de gemeente Amsterdam de reden om eind 2015 snelheid centraal te stellen in het gemeentelijke Vluchtelingenbeleid 2015-2018.
Sinds 2013 zijn er zo’n 3.500 vluchtelingen na het verkrijgen van een status in Amsterdam geplaatst. Volgens de Amsterdamse aanpak komt de statushouder in aanraking met Team Entree. “Dat bestaat uit gespecialiseerde klantmanagers, die allemaal vijftig vluchtelingen begeleiden op het gebied van integratie en participatie,” vertelt Ilias Mahtab, senior beleidsadviseur Programmateam Vluchtelingen. Op andere plekken in het land helpen soortgelijke klantmanagers zo’n 250 vluchtelingen. “Alles begint met persoonlijke aandacht.”
Het komt voor dat de vluchtelingen nog geen woning hebben in Amsterdam, maar wel persoonlijk begeleid worden. “Het is dringen op de huizenmarkt, dus het kan gebeuren dat mensen nog in het AZC moeten blijven wonen,” legt Han ten Braake uit. Hij is als manager binnen de gemeente Amsterdam verantwoordelijk voor elf klantmanagers, die statushouders helpen met de participatie en integratie binnen de gemeente. “Toch wordt er in het AZC al een hoop van de vluchtelingen verwacht: ze moeten participeren in de samenleving.”
Aan de klantmanager de taak om uit te vinden hoe een statushouder dat het beste kan doen. Aan de hand van een uitgebreide vragenlijst wordt uitgevonden wie de statushouder is, welke diploma’s hij heeft, wat hij graag zou willen doen en wat hij al kan. Wie psychisch niet in staat is om te werken, kan worden doorgestuurd naar de GGD. Ten Braake: “Aan de hand van deze vragenlijst maken we een plan wat er ondernomen kan worden qua werk of stage.”
In totaal zijn er zo’n zestig klantmanagers bij de gemeente werkzaam. Veel van hen hebben zelf een multiculturele achtergrond. Ten Braake: “We hebben zelfs een klantmanager die zelf als statushouder hier binnen is gekomen.” In het functieprofiel wordt ook geworven op mensen met affiniteit met de doelgroep. “Binnen het team spreekt twintig procent van de klantmanagers een taal als Arabisch of Farsi. Dat is erg handig in de communicatie.”
Die communicatie is erg belangrijk, want het gaat hierbij om maatwerk, benadrukt Ten Braake. “We kijken echt naar de capaciteiten en competenties van iemand. Er was een Syrische jongen die had gehoord van zijn vrienden dat werken bij de Albert Heijn goed was, dus hij vroeg aan z’n klantmanager of dat mogelijk was. We hebben hem uiteindelijk kunnen begeleiden naar een baan in de ICT waar hij nu een eigen app heeft ontwikkeld. Hij had zoveel meer in zijn mars.”
In veel verschillende sectoren zijn banen te vinden: “Zo is er momenteel veel vraag vanuit de horeca, maar ook de logistiek is met Schiphol en de Amsterdamse haven zo dichtbij een dankbare gebruiker van ons beleid.” Zelf biedt de gemeente ook veertien traineeplekken aan, waarin statushouders op verschillende afdelingen mee kunnen lopen en opgeleid worden tot jonge beleidsmedewerkers. “Het idee dat vluchtelingen niets kunnen is totaal achterhaald, er zit zoveel potentie in deze groep.”
Van groot belang bij het vinden van een baan is het dat de statushouder zo snel mogelijk Nederlands leert spreken, zo blijkt ook uit de brief van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). “En juist daar mogen we de vluchtelingen niet in begeleiden.” Sinds 2013 ligt de regie over inburgering niet meer bij de gemeenten, maar bij de statushouder zelf. “Vluchtelingen kunnen bij DUO een lening aanvragen van 10.000 euro om te besteden aan de inburgering, maar worden geacht zelf een goede taalschool te vinden en binnen drie jaar hun inburgeringsexamen te halen,” legt Mahtab uit.
Het veroorzaakte een wildgroei aan taalscholen en andere instanties, die “lang niet allemaal dezelfde kwaliteit bieden.” Het aantal statushouders dat voldoet aan het inburgeringsexamen binnen de gemeente Amsterdam sinds de groep die in 2013 startte daalde van 90 tot 30 procent. “Voor ons is dat het bewijs dat deze methode niet werkt.”
Ondanks dat de klantmanagers niet geacht worden zich hiermee te bemoeien, kunnen ze de vluchtelingen wel adviseren. “We kunnen bijvoorbeeld kijken hoe taallessen en werk te combineren zijn,” aldus Ten Braake. “Het is eigenlijk over de berm rijden en de grenzen opzoeken wat mogelijk is, maar landelijke wetgeving laat ons daarin geen keuze,” zegt Mahtab. De gemeente kan wel helpen met intensieve cursussen Nederlands die aansluiten bij een bepaald beroep. Ten Braake: “Stel dat iemand vakken gaat vullen in de Albert Heijn, dan is het belangrijk dat hij bepaalde woorden kent die veelal in de supermarkt worden gebruikt. We hebben daarvoor taalschool Taalboost ontwikkeld.”
Na het eerste half jaar wordt de statushouder verder begeleid door Team Activering of, wanneer de persoon onder de 27 jaar is, door team Jongerenpunt. In totaal duurt de begeleiding vanuit de gemeente drie jaar.
Wie jonger is dan 18 jaar, wordt door stichting NIDOS begeleid in hun woon- en schoolsituatie. Dat betekent niet dat de gemeente daar niet bij helpt, verzekert Eveline Hamers, beleidsmedewerker Onderwijs van de gemeente Amsterdam. “Juist op die leeftijd hebben kinderen extra hulp nodig, vooral in het krijgen van onderwijs.”
Ook bij de groep onder de 18 jaar staat persoonlijke aandacht centraal. “Samen met statushouders wordt gekeken waar ze behoefte aan hebben en welke diploma’s ze al hebben,” vertelt Hamers. “Daarna worden ze geplaatst in een van de schakelklassen die we zowel voor het basisonderwijs als het middelbaar onderwijs kennen in de stad.”
Capaciteit is daarbij nooit een probleem geweest. “Zelfs niet in de grootste piek van 2015. We hebben constant nauw contact gehouden met de schoolbesturen, zodra er ergens een nieuwe klas gemaakt kon worden wanneer nodig. Een kind mag niet op een wachtlijst komen voor onderwijs.” De samenwerking tussen verschillende schakels is daarbij volgens Hamers essentieel. “We zorgen ervoor dat kinderen niet eerst de taal leren en daarna pas integreren, maar dat alles tegelijkertijd gebeurt.”
Ten Braake benadrukt dat dat bij volwassenen hetzelfde gaat. “We vragen ontzettend veel van mensen, dus soms is het mogelijk om een aantal maanden niet te werken en zich volledig op taalbeheersing te richten.” Voor kinderen is dat helaas niet mogelijk. Hamers: “Zodra je hier komt, ben je leerplichtig als kind. Gelukkig is taal een groot onderdeel van de lessen. Daardoor is dit ook minder aan de orde.”
De gemeente Amsterdam kan zoveel in vluchtelingen investeren, doordat het voornemen bestaat om iedereen te huisvesten binnen de gemeentegrenzen als ze eenmaal in de Amsterdamse asielopvang hebben gezeten. Voordelig, aldus het rapport rapport Vluchtelingen en onderwijs van de Onderwijsraad. “Als vluchtelingen binnen één gemeente blijven en minder vaak van school hoeven te wisselen, wordt het gemakkelijker om voor ieder van hen een goede doorgaande schoolloopbaan te realiseren.”
Een ander probleem dat binnen veel andere gemeenten speelt, wordt op die manier ook opgelost. Hamers: “Doordat kinderen niet verhuizen, hoeven ze niet steeds opnieuw te beginnen. Bovendien brengt ad-hocbeleid veel kosten met zich mee, daar lopen wij niet of nauwelijks tegenaan.” De kosten die wel gemaakt worden, financiert de gemeente grotendeels zelf. “Er is een kleine landelijke financiering van het Rijk voor scholen. Daarnaast ondersteunt de gemeente zelf door per klas die start een subsidie te geven. Op die manier kunnen we makkelijker uitbreiden.”
Het is voor de scholen vooral van belang dat er een goede spreiding is door de stad heen. “Tot nu toe hebben we iedere keer scholen benaderd die wat extra ruimte hadden, maar daarbij wel opgelet of er spreiding was. Kinderen moeten lopend of fietsend naar school kunnen.” In totaal zijn er nu vijfendertig klassen voor het basisonderwijs en vier op de middelbare scholen.
Deze schakelklassen worden niet alleen bezocht door vluchtelingen maar door alle soorten nieuwkomers. In de Vluchtelingenmonitor (zie p. 30) van het gemeentelijke bureau voor Onderzoek, Informatie en Statistiek (OIS) uit voorjaar 2016 staan cijfers over schoolgaande vluchtelingen: toen waren ruim vijfhonderd jonge (voormalige) statushouders geregistreerd in het Amsterdamse onderwijs.
Qua financiering is het voor zowel de oudere als jongere statushouder de gemeente zelf die bijspringt. Hamers: “Amsterdam laat hiermee heel duidelijk zien dat het noodzakelijk is om mensen zo snel mogelijk in te laten burgeren. Ik hoop dat dit een landelijke beweging op gang brengt, want als we moeten wachten op Den Haag kan het heel lang duren.” Mahtab vult aan: “Je hebt niet alleen een gemeenteraad nodig die hier akkoord voor geeft, maar ook een stad die draagvlak biedt. Dat zie je in Amsterdam geweldig veel: er zijn ontzettend veel vrijwilligers en activiteiten. Dit toont de inclusiviteit van Amsterdam ten voeten uit.”