De resultaten voor taal en rekenen zijn de afgelopen jaren teruggelopen. Dat concludeert de Onderwijsinspectie in haar jaarlijkse rapport Staat van het Onderwijs, dat vandaag verschijnt. ‘Het Nederlandse onderwijs is gemiddeld nog op niveau’, zegt inspecteur-generaal Monique Vogelzang.
‘Maar we keken scherp naar de ontwikkelingen door de jaren heen. Daardoor werden onmiskenbaar verschillende haarscheuren zichtbaar. En als er niets aan deze haarscheuren wordt gedaan, verdiepen deze zich.’
Helemaal nieuw is die conclusie niet. De Onderwijsinspectie baseert zich onder andere op onderwijsstudies die de afgelopen jaren verschenen en rapporteerde vorig jaar al dat leerlingen steeds slechter presteren op vakken als taal en rekenen. Eigen onderzoek van de inspectie bevestigt die trend nu.
Scholen in het basis- en voortgezet onderwijs scoren slecht als het gaat om burgerschapsonderwijs. 14-jarigen in Nederland hebben minder burgerschapskennis en -vaardigheden dan leerlingen in vergelijkbare landen.
Leerlingen op de havo of het vwo hebben meer burgerschapskennis dan leerlingen in het vmbo. Meisjes scoren beter dan jongens. Leerlingen waarvan een of beide ouders in het buitenland zijn geboren, scoren hoger bij de vorming van een kritische houding. Leerlingen zonder migratie-achtergrond scoren beter op burgerschapskennis.
De manier waarop kennis over hoe de samenleving ‘ in elkaar zit’ en hoe de democratie ‘werkt’ op scholen wordt vormgegeven, lopen sterk uiteen. Schoolleiders geven aan dat zij vooral een lesmethode, gastlessen of excursies en projecten gebruiken om maatschappelijke diversiteit aan de orde te stellen. Een van de belangrijkste ontwikkelingen die de Onderwijsinspectie signaleert is dat scholen al een aantal jaren geen zicht hebben op de resultaten van deze methodes: een landelijke peiling naar de burgerschapsvaardigheden bij leerlingen wordt pas in 2020 uitgevoerd.
Voor burgerschap in het mbo geldt dat de kwaliteit sterk afhankelijk is van de docent die de lessen geeft. Voor burgerschapsonderwijs in het mbo krijgen studenten geen cijfer. Er is dan ook weinig zicht op de kwaliteit van de burgerschapsvaardigheden bij studenten.
Dat er sprake is van een lerarentekort, is al geruime tijd duidelijk. Het lerarentekort is dagelijks voelbaar op scholen. Groepen worden samengevoegd. Schoolleiders sturen soms een klas naar huis, omdat er geen leraar beschikbaar is. ‘Het inzetten van onbevoegde of onervaren leraren kan gevolgen hebben voor de prestaties van leerlingen,’ aldus de Onderwijsinspectie. ‘Leerlingen leren meer van een goede dan een zwakkere leraar (CPB, 2016).’
Op basis van de toezichtgegevens van de inspectie is nog geen duidelijk beeld te schetsen over de relatie tussen het lerarentekort en de onderwijskwaliteit. Dat moet volgens de Onderwijsinspectie nog verder worden onderzocht. De Onderwijsinspectie doet hier in het komende jaar aanvullend onderzoek naar.
Daarbij bestaan er grote verschillen tussen de sectoren als het gaat om het lerarentekort. In het primair onderwijs wordt voor 2023 een tekort verwacht van 4.172 fulltime leraren. Dat kan oplopen tot 10.370 fte in 2028. In het voortgezet onderwijs is het verwachte tekort in 2023 1.057 fulltime leraren en 1.641 fulltime leraren in 2028. In het mbo wordt een benodigde instroom verwacht van 952 leraren in 2023 en 997 leraren in 2028, blijkt uit onderzoek van CBS, DUO en OCW.
Het verwachte lerarentekort in het voortgezet onderwijs concentreert zich vooral bij de vakken natuurkunde, scheikunde, wiskunde, klassieke talen, Duits en informatica.
De Onderwijsinspectie signaleert in haar rapport net als vorig jaar dat schooladviezen van kinderen met een gelijke toetsscore structureel verschillen voor leerlingen met hoger en lager opgeleide ouders. Dit leidt tot ongelijke kansen voor groepen leerlingen. De verschillen nemen sinds 2014 niet meer toe, maar zijn er wel degelijk nog.
Bij 36 procent van de leerlingen ligt eindtoetsscore vmbo-b, gemengd schooladvies vmbo-b/k en vmbo-k een heel niveau lager dan het schooladvies van de leraren. Leraren schatten de mogelijkheden van deze leerlingen kennelijk voorafgaand aan de eindtoets flink hoger in. Ook hier blijkt dat dit vooral voor kinderen van ouders met een wo-diploma of een hbo-master geldt. ‘Dit leidt tot ongelijke kansen voor groepen leerlingen,’ schrijft de Onderwijsinspectie.
Download hier het volledige rapport: Staat van het Onderwijs 2019