Begin van dit jaar publiceerden we ons onderzoek naar de invloed van ouders in de medezeggenschap in het Amsterdamse onderwijs (klik hier). Deze week gaf ik over dit onderzoek een interactieve lezing op het jaarlijkse WMS congres, georganiseerd door Project Versterking Medezeggenschap en Stichting Onderwijsgeschillen. Een boeiend congres, helemaal uitverkocht, maar waar ik de ouders – in ieder geval in de sessies waar ik aanwezig was – met een vergrootglas moest zoeken. Gelukkig was dit anders bij onze sessie: hier was 90% van de aanwezigen ouder. We discussieerden over de inbreng van ouders in de medezeggenschap, aan de hand van de onderzoeksresultaten en een aantal stellingen.
We waren met circa 25 ouders bij elkaar. Zoals gezegd, startte ik mijn presentatie met de peiling, die eigenlijk hetzelfde beeld op leverde als in ons eerdere onderzoek. Namelijk:
In ons eigen onderzoek hebben wij deze uitkomst beschreven als een ‘bescheiden invloed voor ouders, met ruimte voor verbetering’.
Die ruimte ligt er allereerst bij de bestuurder. De houding en professionaliteit van de bestuurder is de cruciale factor voor het goede functioneren van de medezeggenschap. Maar ook ouders zelf kunnen meer doen: in het opdoen van kennis, het agenderen van punten en in de relatie met de achterban. Verder zijn er ook knelpunten op te lossen rondom de agenda en in de informatievoorziening. Deze conclusies uit ons onderzoek werden herkend door de aanwezige ouders.
Na de presentatie gingen we in gesprek over drie stellingen.
Stelling 1: Het onderwijs is zo geprofessionaliseerd en opgeschaald de laatste decennia; eigenlijk hebben ouders niet de tijd en de kennis om een goede gesprekspartner te zijn voor de bestuurder.
Met stelling 1 was maar een klein deel van de ouders het eens. De ouders die het eens zijn met de stelling ervaren een ongelijke verhouding tussen de medezeggenschap en de bestuurder; in macht, kennis en informatie. Het is soms lastig om hiermee om te gaan, zo vinden zij.
De ouders die hierop reageerden vinden dat het draait om een goede informatievoorziening. De bestuurder is ervoor verantwoordelijk dat de raad tijdig van goede informatie wordt voorzien. Is de informatie onduidelijk, onvoldoende of niet op tijd, dan moet je gewoon de stukken terugsturen of het besluit aanhouden. Als je als raad 1-2 keer op je strepen staat, zal het erna verbeteren.
Dat veel ouders zo’n actie vervelend en lastig vinden, is heel herkenbaar in de zaal. Ouders vinden het prettig om in een goede sfeer te werken en de relatie goed te houden, zo bleek ook uit ons onderzoek. Stukken terugsturen past daar niet echt bij. Toch doen, zo zeggen enkele ouders. Je moet soms streng zijn, anders kun je niet goed invulling geven aan jouw verantwoordelijkheid.
Een andere ouder wijst nog op het belang van een goede voorzitter en/of (ambtelijk) secretaris. Die kunnen bijdragen aan het overbruggen van de informatie- en kennisachterstand, bijvoorbeeld door pas te agenderen als er heldere stukken liggen en de vraag duidelijk is. Laatste tip van een ouder: Eis niet van jezelf dat je altijd alles doorgrond, tot in de details. Focus op de hoofdlijnen, dan blijft het behapbaar – en voer je ook het juiste gesprek.
Stelling 2: Onze (G)MR is een waardevol platform voor een goed gesprek over het onderwijs.
Helaas, een ruime meerderheid van de ouders stemt niet in met stelling 2. De potentie is er wel, maar in de praktijk gaat het niet of nauwelijks over het onderwijs in de medezeggenschap. Het gaat wel veel over personeelskwesties en de manier waarop we het onderwijs organiseren. Dat vindt iedereen eigenlijk jammer.
Een klein aantal ouders stemt in met de stelling. Eén ouder gaf aan dat er bij hen de laatste tijd veel over het onderwijs is gesproken, maar eerlijk is eerlijk, vanuit een negatieve aanleiding: de school bungelde ergens onderaan een lijstje. Een andere ouder gaf aan dat de inspectierapportage bij hen de aanleiding was om weer (meer) over het onderwijs te praten.
Een ouder vertelde dat er bij hen themasessies worden georganiseerd over het onderwijs, want in de GMR kwamen ze er niet aan toe. Een oplossing, maar wel één die weer extra tijd kost, riposteerde een andere ouder. Terwijl de meeste ouders het – in deze fase van het leven, met werk en kleine kinderen – al zo druk hebben.
De conclusie was dat het in ieder geval goed is om de vraag te stellen: hoe kun je in de medezeggenschap ruimte creëren om het meer over het onderwijs te hebben?
En toen kwamen we aan het einde van onze sessie. Nog net tijd om te stemmen over de laatste stelling:
Ik ervaar mijn werk als medezeggenschapper in het onderwijs als nuttig en plezierig.
Een ruime meerderheid van ouders stemde in met deze stelling. Al met al een positieve afsluiting.