In december bracht het Ministerie van Onderwijs een voortgangsrapportage uit. Op basis van rapportages van de samenwerkingsverbanden, input van de onderwijsinspectie en uiteenlopende gesprekken kwamen het Ministerie tot de conclusie dat de ontwikkeling van passend onderwijs behoorlijk op schema ligt. Het lukt scholen om sneller en flexibeler hulp in te zetten, en er worden stappen gezet om thuiszitters tegen te gaan. Tegelijkertijd noemde Staatssecretaris Dekker op basis van de rapportage ook een aantal aandachtspunten.
Een belangrijk aandachtspunt is dat, ook na de voorbereidingsperiode en de eerste 5 maanden na de invoering van passend onderwijs, ouders en leraren onvoldoende betrokken zijn. Ouders weten niet goed waar ze aan toe zijn, en de informatievoorziening vanuit veel samenwerkingsverbanden is nog niet op peil. Leraren zijn slecht op de hoogte van de veranderingen, en weten niet goed wat de nieuwe afspraken zijn die er gemaakt zijn.
Andere aandachtspunten die genoemd worden in de voortgangsrapportage zijn de samenwerking tussen passend onderwijs en de jeugdhulp en het feit dat veel samenwerkingsverbanden nog veel tijd kwijt zijn aan interne processen. Ook is in veel samenwerkingsverbanden het aanbod aan ondersteuning nog niet dekkend. Er zitten dus nog steeds kinderen thuis.
In de Tweede Kamer werd bij een debat over de voortgang van passend onderwijs de balans opgemaakt. De meeste kamerleden schaarden zich bij de optimisten: de ontwikkeling loopt goed en scholen hebben hard gewerkt. Toch kreeg de staatssecretaris wel de opdracht mee dat er nog genoeg ‘werk aan de winkel’ is. Met name op het punt van het vergroten van de betrokkenheid van ouders en het verbeteren van de informatievoorziening kreeg Dekker huiswerk mee. Hij nam dit ter harte en stelde: “Nu gaat het pas echt beginnen!”
Is het glas nu halfvol of halfleeg? Hoe dan ook: men is het er over eens dat het glas uiteindelijk een stuk voller kan dan nu.
De voortgangsrapportage zelf lezen? U vindt hem hier: Zesde-voortgangsrapportage-passend-onderwijs