We noemen de manier waarop onderwijs voor kinderen die hulp op school nodig hebben wordt georganiseerd passend onderwijs. Het is ook de naam van een wet die in 2014 is ingevoerd om die manier van organiseren vast te leggen. Het doel van passend onderwijs is dat ieder kind een plek krijgt op een school die bij hem of haar past. Vandaar de dat de term ‘passend’ onderwijs is gekozen.
Het is geen aparte schoolsoort. Passend onderwijs wordt georganiseerd op álle scholen in Nederland: reguliere scholen, speciale scholen, praktijkscholen e.a. In iedere regio werken scholen samen om het onderwijs goed passend te maken.
Wanneer je als ouder voor het eerst van passend onderwijs hoort is dat meestal omdat je kind hulp op school nodig heeft. Bijvoorbeeld omdat je kind moeilijk leert, een beperking heeft of een stoornis. Soms is het bij de start op school al duidelijk dat je kind extra hulp nodig heeft, soms wordt dat pas later duidelijk. In beide situaties is het de plicht van de school om te zorgen dat je kind passend onderwijs krijgt. Dit heet de zorgplicht.
Het doel van passend onderwijs zit in de naam: leerlingen onderwijs bieden dat bij ze past. Daarvoor krijgen leerlingen ondersteuning als het nodig is. Als dat lukt, dan zijn er geen leerlingen meer die thuiszitten of niet op het juiste niveau onderwijs krijgen.
Bij de invoering van de wet was het doel ook dat meer kinderen op een school in de buurt ondersteuning zouden krijgen. Er zouden dan minder kinderen naar speciaal onderwijs ver van huis hoeven te gaan. In de praktijk bleek dat lastig. Er gaan de laatste jaren steeds meer kinderen naar speciaal onderwijs.
Om de hulp op school goed te organiserend, werken scholen in een regio of stad samen. Dat doen ze in een samenwerkingsverband. Bij een samenwerkingsverband zijn alle scholen in de regio aangesloten. In Amsterdam zijn er twee samenwerkingsverbanden: het SWV Amsterdam-Diemen voor het basisonderwijs en het SWV VO Amsterdam-Diemen voor het voortgezet onderwijs.
De scholen in het samenwerkingsverband maken afspraken over de hulp op scholen, over de verwijzingen naar speciaal onderwijs en over de verdeling van het geld. Die afspraken leggen de scholen vast in een ondersteuningsplan.
Als je kind goed mee komt op school, en zich goed kan ontwikkelen, heb je als ouder weinig te maken met passend onderwijs. Wanneer je kind wel hulp nodig heeft, of naar speciaal onderwijs gaat, is het goed om te weten hoe het werkt. Op die manier kun je goed in gesprek gaan met school over de hulp.
Als je je kind op school aanmeldt, onderzoekt de school of er hulp nodig is. Dat kan bijvoorbeeld een apart lesprogramma zijn, aangepaste toetsen of extra begeleiding voor het omgaan met faalangst. De school doet ook onderzoek als pas na de aanmelding je kind meer hulp nodig blijkt te hebben.
Op basis van dat onderzoek kijkt de school welke hulp geboden kan worden. Daarbij kan de school ook hulp van buiten vragen. De school maakt, samen met jou als ouder, een plan voor de hulp op school. Dit heet het ontwikkelingsperspectief.
Als de school denkt zelf de hulp niet te kunnen organiseren, gaan ze met jou als ouder in gesprek om te kijken naar een andere school. Dat kan ook een school voor speciaal onderwijs zijn.
Voordat je kind op speciaal onderwijs geplaatst wordt, wordt er eerst een besluit over genomen door het samenwerkingsverband. Dit geldt voor speciaal onderwijs, speciaal basisonderwijs en praktijkonderwijs.