Kinderen hebben recht op onderwijs. Dit staat in verschillende mensenrechtenverdragen en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is hierbij het belangrijkste, omdat burgers hiermee de verplichtingen van de staat kunnen afdwingen.
Het recht op onderwijs staat ook beschreven in het Kinderrechtenverdrag. Dat is een afspraak die 196 landen met elkaar hebben gemaakt over de rechten van kinderen. Veel landen hebben afgesproken dat basisonderwijs voor ieder kind gratis toegankelijk moet zijn. De overheid moet er bovendien voor zorgen dat vervolgonderwijs en het beroepsonderwijs toegankelijk is voor ieder kind. Uiteraard in overeenstemming met zijn of haar leerniveau.
Het recht op goed onderwijs betekent dat je naar school moet kunnen gaan, en dat je goed les moet krijgen, op een manier die bij je past. Dat geldt dus ook voor ‘zorgleerlingen’. Bijvoorbeeld kinderen met een handicap, dyslexie, gedragsproblemen of kinderen die geen verblijfsvergunning hebben. Ook zij hebben recht op onderwijs.
In Nederland is er een Leerplichtwet. Naast het recht op onderwijs hebben alle kinderen in Nederland vanaf 5 jaar de plicht om naar school te gaan.
De leerplicht bestaat al meer dan 100 jaar, omdat vroeger veel kinderen hun ouders moesten helpen om geld te verdienen. De overheid vond dat kinderen beschermd moesten worden en naar school moesten kunnen.
De leerplicht gaat vooral over wat ouders moeten doen, maar niet zozeer over de kwaliteit van het onderwijs. De leerplicht is daardoor eerder een plicht voor ouders dan een recht voor kinderen, maar het beschermt wel het leerrecht van kinderen.
Scholen krijgen geld van de overheid om onderwijs te geven, zolang ze aan bepaalde eisen voldoen. Het onderwijs moet bijvoorbeeld aansluiten bij de belevingswereld en het leerniveau van ieder kind. De kwaliteit van onderwijzers en leerkrachten dient hoog te zijn en er moet aandacht zijn voor voldoende uitdagend lesmateriaal en leermethodes. Vroegtijdige schooluitval moet voorkomen worden. Ook moet de manier waarop op school de discipline wordt gehandhaafd, met respect zijn voor de kinderrechten en menselijke waardigheid.
Het toezicht op de kwaliteit van het onderwijs is een taak van de overheid en staat in de Grondwet (art. 23 lid 2 Gw). Andere wetten vullen dit verder in. Meer hierover lees je in het artikel over de Onderwijsinspectie.