In de onderwijswetgeving staat dat het onderwijs is ingericht om leerlingen zoveel mogelijk kennis te laten maken met andere culturen en achtergronden. Er staat ook in dat het openbaar onderwijs moet bijdragen aan de ontwikkeling van de leerlingen met aandacht voor de godsdienstige, levensbeschouwelijke en maatschappelijke waarden zoals die leven in de Nederlandse samenleving. Een openbare school is voor iedereen toegankelijk. Iedere godsdienst of levensbeschouwing wordt gerespecteerd (art. 8.2 WVO 2020 jo. art. 2.2 WVO 2020).
Wanneer er behoefte is aan godsdienstonderwijs op een openbare school is, dan kan de school er vrijwillig voor kiezen hiervoor onderwijs aan te bieden (art. 2.35 WVO 2020). De school kan dit op eigen initiatief doen, maar ook wanneer leerlingen en/of hun ouders daar behoefte aan hebben. Door de MR te benaderen, kunt u dit punt ter sprake brengen. Dit houdt echter niet in dat de school zich gaat kenmerken door enkel een godsdienstige of levensbeschouwelijke stroming.
Neutraliteit en openbaarheid uit zich mede in het toestaan van religieuze uitingen. Echter mag een school wel grenzen stellen in verband met praktische redenen. Een school voor openbaar onderwijs mag dan ook haar eigen kledingvoorschriften hebben. Deze moeten vermeld staan in de schoolgids. Deze voorschriften mogen niet discrimineren en de vrijheid van meningsuiting aantasten. Een openbare school kan echter wel onderscheid maken om praktische redenen, een voorbeeld hiervan is onherkenbaarheid door een gezichtsluier. De school moet in dit geval wel consequent optreden.
Het bijzonder onderwijs bestaat uit scholen waarbij religie of levensovertuiging onderdeel is van de visie van de school of diens doelstellingen. Dit soort scholen mogen leerlingen selecteren op hun religie bij de toelating tot de school. De school moet dan wel kunnen aantonen dat de school dit doet ter verwezenlijking van de grondslag van de school, welke beleefd en uitgedragen wordt. De grondslag van de school is vastgelegd in het schoolstatuut en schoolgids. Het kan niet zijn dat een school deze grondslag niet uitdraagt, maar wel leerlingen selecteert op deze grondslag. Tenslotte mag de school alleen een leerling weigeren als er op redelijke afstand van de leerling een school voor openbaar onderwijs is. De school mag verder zelf invullen hoe zij haar godsdienstige les invult. Daarbij moet de school zich wel houden aan de eisen die de wet stelt aan het onderwijs dat een leerling moet ontvangen.
Net als bij de toelating tot de school geldt dat de school regels kan stellen aan de kleding en uitingen die kinderen dragen. De school kan ervoor kiezen religieuze uitingen of kleding te verbieden. De school heeft hierbij ook het recht om kleding juist verplicht te stellen. Denk bijvoorbeeld aan een Joodse school waar meisjes verplicht een rok moeten dragen. Ook hier geldt dan dat de school moet kunnen aantonen dat zij dit doet om de grondslag van de school te verwezenlijken. De school moet deze regels dan wel consequent toepassen. Meer over dit onderwerp leest u in het artikel Kleding op school.
Informatie: schoolgids
Beslissing: schoolbestuur
Bezwaar: klachtencommissie, College voor de Rechten van de Mens
Vindplaats: art. 2.2, art. 2.35 en art. 8.2 (WVO 2020), artikel 1 en 7 Gw (Grondwet)