In het schooljaar 2005–2005 verlieten 1272 Amsterdamse scholieren hun opleiding zonder dat ze een volwaardig diploma hebben behaald. Daarmee scoort Amsterdam ongeveer even slecht als de andere grote steden.
Dat blijkt uit het Jaarboek Onderwijs 2007 van het Centraal Bureau voor de Statistiek, dat gegevens bevat over het schooljaar 2004/2005. Landelijk verlaten ieder jaar 24.000 scholieren hun opleiding zonder een startkwalificatie, ofwel een diploma op het niveau van mbo-2 of hoger. Daarmee verlaat één op de acht leerlingen het voortgezet onderwijs zonder een deugdelijk diploma en zonder door te leren.
Ook in de andere grote steden verdwijnen relatief veel scholieren uit het onderwijs zonder een volwaardig diploma. Rotterdam is goed voor 5,2 procent van het totaal, gevolgd door Den Haag (4,8 procent) en Utrecht (1,6 procent).
De schooluitval komt verhoudingsgewijs vaker voor onder allochtone leerlingen van niet-westerse afkomst. Verder blijkt dat schooluitvallers vaker uit gebroken gezinnen komen. Ook huishoudens waar geen van beide ouders een baan heeft of een uitkering ontvangt, leveren vaker schoolverlaters zonder diploma op. Opmerkelijk is, dat leerlingen die zonder startkwalificatie de school verlaten, minder vaak een bijbaantje hebben dan hun leeftijdgenoten die blijven leren.
Het CBS vond ook een duidelijke samenhang tussen het stoppen met schoolbezoek en criminaliteit. Van de voortijdig schoolverlaters was zeven procent al eens verdacht van crimineel gedrag. Onder wel lerende jongeren is dat één procent. Schoolverlaten wordt verder veroorzaakt door factoren als intelligentie, slecht presteren, motivatie en de beleving van de school.
De kansen op de arbeidsmarkt zijn slecht voor jongeren zonder diploma. Driekwart van de jongeren die met diploma’s de arbeidsmarkt op gaan, krijgt een vast contract. Van degenen zonder behoorlijke startkwalificatie belandt 31 procent in een flexibel contract, van wie de helft via het uitzendbureau.