Kinderen gaan naar school om te leren, of breder gezegd, om zich te ontwikkelen. Hoe goed dat lukt, hangt niet alleen van de school af maar ook van de thuisomgeving. Als er thuis weinig of geen Nederlands gesproken wordt, kan dat een negatief effect hebben op de schoolprestaties. Hetzelfde geldt als er bijvoorbeeld weinig boeken in huis zijn of als ouders weinig met hun kinderen praten. In zulke gevallen is er sprake van sociaaleconomische of -culturele factoren die kunnen leiden tot onderwijsachterstand.
De overheid voert al tientallen jaren beleid om achterstand die het gevolg is van de thuisomgeving, terug te dringen. Een van de belangrijkste middelen die de overheid inzet, is de gewichtenregeling. Deze regeling dateert uit 1985 en geldt nog steeds, al zijn de gewichten in de loop der jaren wel een paar maal veranderd. De regeling houdt in dat scholen extra geld krijgen voor leerlingen die vanwege de thuissituatie een risico lopen op verminderde schoolprestaties. Bepalend voor de extra financiering is momenteel alleen het opleidingsniveau van de ouders. Leerlingen van ouders met heel weinig opleiding tellen of wegen zwaarder. De regeling kent op dit moment twee gewichten, afhankelijk van het opleidingsniveau van de ouders: 0,3 (30 procent extra budget) en 1,2 (120 procent extra budget); zie toelichting gewichtenregeling. Scholen zijn vrij in het inzetten van de extra middelen. Overigens, de gewichtenregeling geldt alleen voor het primair onderwijs. Scholen voor voortgezet onderwijs worden op een andere en veel soberder manier gecompenseerd voor leerlingen die vanwege de thuissituatie minder kansen hebben.
Gezien de lange duur van het onderwijsachterstandenbeleid zou men denken dat het beleid goed uitwerkt. Verrassend genoeg is dat niet het geval. Vorig jaar verscheen een artikel van Geert Driessen, onderwijsonderzoeker bij het ITS van de Radboud Universiteit Nijmegen, waarin twee conclusies worden getrokken (zie artikel Driessen). De eerste conclusie is dat er weinig betrouwbaar onderzoek is gedaan naar de vraag of de gewichtenregeling effectief is, dat wil zeggen, effectief eraan bijdraagt dat leerlingen geen nadeel ondervinden van hun thuissituatie. De tweede conclusie is dat scholen nauwelijks maatregelen treffen die specifiek gericht zijn op de leerlingen waar het om gaat, de leerlingen die als gevolg van hun thuissituatie een achterstand hebben. Veel scholen rekenen de extra financiële middelen tot de basisformatie en kiezen voor kleinere klassen. Als achterstandsleerlingen daarvan al profiteren, dan profiteren de andere leerlingen mee. Zo blijft de achterstand bestaan.
Naast klassenverkleining – die geen effectieve bijdrage is aan de bestrijding van onderwijsachterstand – zijn er in de loop der jaren nog veel andere opties geprobeerd. Driessen noemt in zijn artikel een hele reeks aanpakken, waaronder onderwijs Nederlands als tweede taal, onderwijs in eigen taal en cultuur (oetc), voor- en vroegschoolse educatie, schakelklassen, gemengde scholen, verlengde leertijd en vergroting van de ouderbetrokkenheid. Van geen van deze aanpakken is volgens Driessen ondubbelzinnig vastgesteld dat ze leiden tot verminderde onderwijsachterstand.
Wat betekent dit voor ouders die willen voorkomen dat hun kind op de basisschool een onderwijsachterstand oploopt? Staan zij met lege handen, of zijn er toch op basis van gezond verstand nuttige aanwijzingen te geven? Het is erg belangrijk om met de basisschool van uw kind in gesprek te gaan, liefst al voor of bij de inschrijving, en niet pas in groep 8 als het advies voor het voortgezet onderwijs aan de orde is. Geschikte vragen om met de school te bespreken zijn de volgende:
Uit onderzoek is bekend dat sommige scholen beter zijn in het bestrijden van onderwijsachterstand dan andere. Het is belangrijk dat scholen voor achterstandsleerlingen geen genoegen nemen met lagere verwachtingen. En het is belangrijk dat scholen de gewichtengelden gericht inzetten voor leerlingen die vanwege hun thuissituatie een achterstand hebben. Het is aan de ouders om de scholen te selecteren die goede resultaten boeken met achterstandsleerlingen. Een hulpmiddel daarbij biedt www.scholenopdekaart.nl. Daar is onder het tabblad Resultaten te zien welke resultaten leerlingen op de centrale eindtoets hebben behaald. Daaruit kunnen ouders afleiden welke scholen met veel achterstandsleerlingen toch goede resultaten boeken. Misschien dat een actieve houding van ouders er op termijn dan toch toe kan leiden dat het beleid rond onderwijsachterstand een succes wordt.
Dit is het eerste deel in een serie opiniërende en onderzoekende stukken van Henk Blok over onderwijskansen, lees ook:
Deel 1
Terugdringen onderwijsachterstand vraagt actieve ouders
Deel 2
Effectieve scholen voor gewichtenleerlingen: ze zijn er wel, maar het zijn er niet veel
Deel 3
Vier excellente scholen voor gewichtenleerlingen
Deel 4
Ook gewichtenleerlingen verdienen goed onderwijs, weinigen krijgen het