Dit datablog voor OCO van de onderwijsdata-experts van The Next School geeft een beeld van vsv-cijfers in het mbo en zoomt in op de Amsterdamse situatie: met (o.a.) een top-10 van de opleidingen met de hoogste afwijking in voortijdig schoolverlaten t.o.v. het landelijk gemiddelde.
Voortijdig schoolverlaters (vsv’ers) zijn studenten die het voortgezet onderwijs of het mbo verlaten zonder startkwalificatie (minimaal een diploma op mbo-2 of havo of vwo). Vsv speelt vooral op het mbo: 78% procent van alle vsv’ers komt van het mbo. Vooral jongeren in een kwetsbare positie lopen het risico om vsv’er te worden.
De gevolgen van voortijdig schoolverlaten zijn groot. Zowel voor de jongere, die minder kansrijk is op de arbeidsmarkt en een verhoogd risico loopt in de criminaliteit te belanden, als de maatschappij. Zo kosten voortijdig schoolverlaters de maatschappij ongeveer 4 miljard euro per jaar. Daarom wordt al jaren veel geld geïnvesteerd om deze aantallen te verminderen.
Belangrijke instrumenten bij het bestrijden van voortijdig schoolverlaten zijn voldoende persoonlijke aandacht (inclusief een effectieve verzuimaanpak) en goede loopbaanoriëntatie en -coaching op school. Daarnaast geldt dat een leerling die het naar zijn zin heeft op school minder snel uitvalt.
Een hoog vsv-percentage bij een opleiding kan daarom een teken zijn dat er bij deze opleiding minder persoonlijke aandacht is voor studenten. Daarmee is het vsv-percentage iets om rekening mee te houden bij schoolkeuze.
De Rijksoverheid heeft als doelstelling geformuleerd dat in 2021 het aantal vsv’ers is gedaald tot 20.000 per jaar. Om dit (en andere doelen) te bereiken heeft de Rijksoverheid kwaliteitsafspraken met het mbo gemaakt met resultaatafhankelijke budgetten.
De mbo-instellingen beschrijven hun maatregelen in hun ‘kwaliteitsagenda’, zie bijvoorbeeld de kwaliteitsagenda van het ROC van Amsterdam (ROCvA) (met op pagina 69 plannen voor het terugdringen van voortijdig schoolverlaten).
Nadere bestudering van deze kwaliteitsagenda leert dat het ROCvA bijvoorbeeld hulp biedt bij studiekeuze, het verzuim aanpakt en extra begeleiding biedt aan overbelaste en kwetsbare jongeren. Deze laatste maatregel beoogt dat jongeren met bijvoorbeeld schuldenproblematiek, een moeilijke thuissituatie of een beperking, extra begeleiding krijgen op weg naar een startkwalificatie.
Jongeren die ondanks deze inspanningen met hun opleiding stoppen worden door hun school begeleid richting een andere opleiding, binnen het ROCvA of zelfs richting een concurrerende instelling.
In hoeverre is het beleid van de Rijksoverheid om voortijdig schoolverlaten tegen te gaan succesvol? Afgaande op de cijfers, waren mbo-instellingen tot 2015-2016 goed op weg. Maar de laatste twee jaar is ondanks alle inzet het aantal vsv’ers weer toegenomen. Deze negatieve trendbreuk is zichtbaar in figuur 1.
Tot zover het landelijke beeld. In de rest van dit artikel zoomen we verder in op de situatie in Amsterdam.
Hoe zit het precies met het vsv-percentage onder mbo’ers die woonachtig zijn in de gemeente Amsterdam? Figuur 2 laat zien dat in de jaren 2015-2018 jaarlijks gemiddeld 8,6% van de Amsterdamse studenten in het mbo het onderwijs zonder startkwalificatie verliet. Dit komt neer op ongeveer 1.100 studenten per jaar.
Amsterdamse mbo’ers scoren hiermee een stuk slechter dan het landelijk gemiddelde en iets slechter dan het gemiddelde van de vier grootste steden (G4). Dit wordt geïllustreerd in figuur 2.
Ook in vergelijking met mbo’ers uit de randgemeenten uit de agglomeratie Amsterdam (Aalsmeer, Amstelveen, Beemster, Diemen, Edam-Volendam, Haarlemmermeer, Landsmeer, Oostzaan, Ouder-Amstel, Purmerend, Uithoorn, Waterland, Wormerland en Zaanstad) is het vsv-percentage in Amsterdam hoger. Zie hiervoor het kaartje in figuur 3.
“Oost west, thuis best” geldt ook voor het Amsterdamse mbo: 89% van de Amsterdamse studenten die het mbo bezoeken heeft gekozen voor een school in de eigen gemeente. Vooral het ROC van Amsterdam (ROCvA) is populair – ruim 70% van de Amsterdamse mbo’ers kiest voor deze school.
Een kleiner deel van de Amsterdamse studenten gaat naar ROC TOP en naar de vakscholen Mediacollege Amsterdam (Ma) en het Hout- en Meubileringscollege (HMC). Dit betekent niet dat deze scholen niet populair zijn, maar komt simpelweg doordat ze een veel kleiner onderwijsaanbod hebben. Naast Amsterdamse studenten trekken deze scholen ook meer studenten aan uit andere regio’s.
Hoe zit het dan met de vsv-percentages van deze Amsterdamse mbo-instellingen? Deze lopen best wel uiteen (zie figuur 5).
ROC van Amsterdam (ROCvA) en ROC TOP, die de meeste studenten trekken, hebben ook de hoogste vsv-percentages. ROC TOP is tevens de instelling met het hoogste vsv-percentage van Nederland. De vakscholen Mediacollege Amsterdam (Ma) en Hout- en Meubileringscollege (HMC) zitten juist onder het landelijk vsv-gemiddelde.
Ook dit is niet verbazingwekkend, omdat deze vakscholen geen niveau 1 opleidingen aanbieden en juist op niveau 1 vsv het meest voorkomt. Om een eerlijke vergelijking te maken moet je eigenlijk per niveau kijken, zie daarvoor figuur 6.
Het ROC van Amsterdam en ROC TOP zitten met alle niveau’s boven de landelijke norm. Vergeleken met de twee vakscholen, Mediacollege Amsterdam (Ma) en het Hout- en Meubileringscollege (HMC), hebben het ROC van Amsterdam en ROC TOP relatief veel Amsterdamse studenten. Bij Amsterdamse studenten speelt vaker complexe, grootstedelijke problematiek. Dit lijkt voor ROC TOP nog iets meer te gelden dan voor het ROC van Amsterdam.
Maar wat dan wel weer opvalt is dat het ROC van Amsterdam voor niveau 4 een aanzienlijk hoger vsv-percentage heeft dan de andere mbo-instellingen.
Tot slot bekijken we in figuur 7 de tien slechtst scorende opleidingen van Amsterdamse mbo-instellingen als het gaat om voortijdig schoolverlaten.
Hierbij kijken we alleen naar opleidingen van niveaus 2, 3 en 4, die in 2016-2018 minimaal 100 studenten hadden, verdeeld over Amsterdamse mbo’s. Er blijven dan alleen opleidingen over die op het ROC van Amsterdam en op ROC TOP worden aangeboden.
Opvallend is het grote aantal niveau 4-opleidingen. De opleiding Ondernemer detailhandel wijkt bijna 10 procentpunt af van het landelijk gemiddelde.
In figuur 7 werd voor tien (negatief opvallende) opleidingen het Amsterdamse gemiddelde vergeleken met het landelijk gemiddelde. In figuur 8 worden voor dezelfde tien opleidingen de vsv-cijfers van ROC van Amsterdam en ROC TOP vergeleken.
Niet alle opleidingen worden op beide instellingen aangeboden. Maar waar dat wel het geval is blijken er verschillen te bestaan om bij studiekeuze rekening mee te houden.
Zo is voor de opleiding Helpende Zorg & Welzijn (niveau 2) vsv een veel groter probleem bij ROC TOP dan bij het ROC van Amsterdam. Voor de opleiding Assistent communicatiemedewerker (niveau 4) is het precies omgekeerd. Hier scoort ROC TOP zelfs een vsv-percentage van 0%.
Andere opleidingen liggen vrij dicht bij elkaar, zoals Financieel administratief medewerker (niveau 3) en Juridisch medewerker zakelijke dienstverlening (niveau 4).
Samenvattend kunnen we stellen dat met name de twee grote ROC’s in Amsterdam kampen met hoge vsv-cijfers, maar dat er ook veel verschillen zijn tussen opleidingen. Het is ook juist op team- of opleidingsniveau dat vsv wordt aangepakt.
Een tip als je rekening wil houden met vsv-cijfers bij het kiezen van een opleiding: Je hebt dan weinig aan het gemiddelde vsv-cijfer van alle opleidingen die op die locatie worden gegeven. Check of het vsv-percentage van de opleiding waarin je geïnteresseerd bent niet sterk afwijkt van landelijke cijfers.
Staar je alleen niet blind op de cijfers. Dat een opleiding een hoog vsv-percentage heeft, kan ook komen door toeval, of pech. Informeer daarom bij scholen en opleidingen wat zij doen om hun studenten te ondersteunen bij het behalen van een diploma. Goede en persoonlijke studie- en loopbaanbegeleiding is namelijk een van de belangrijkste middelen om voortijdig schoolverlaten tegen te gaan.
Naast vsv-percentage zijn er nog andere dingen om op te letten bij het kiezen van een opleiding en school, zoals het arbeidsmarktperspectief. Lees meer daarover in Heb ik als mbo’er straks een baan? Baankans en bruto uurloon bij studiekeuze. In de mbo-opleidingenzoeker op deze website zijn cijfers over vsv en arbeidsmarktperspectief opgenomen.
De Rijksoverheid stelt in de periode 2019-2022 1,6 miljard euro beschikbaar voor resultaatafhankelijke kwaliteitsafspraken met het mbo, bij goedkeuring van de plannen ontvangen instellingen driekwart van de middelen, het laatste kwart is afhankelijk van het halen van het resultaat. Verplicht onderdeel van deze kwaliteitsafspraken zijn maatregelen van de mbo-instellingen die zijn gericht op kwetsbare jongeren, die er mede toe dienen om de schooluitval te verminderen. Hoeveel geld een mbo-instelling uiteindelijk krijgt hangt mede af van het gerealiseerde vsv-percentage.
Deze prikkel voor het aanpakken van vsv creëert zo een unieke situatie in het mbo-landschap. Normaal gesproken concurreren mbo-instellingen om dezelfde leerlingen, maar bij vsv hebben ze een gemeenschappelijke opdracht. Namelijk voorkomen dat leerlingen die stoppen met een opleiding niet verder leren. Als dat toch gebeurt tellen ze mee als vsv’er en krijgt de mbo-instelling minder geld. Daarom helpen mbo-instellingen afhakende leerlingen om een nieuwe opleiding te vinden, ook als dat bij een andere mbo-instelling is.
Dit belang kan botsen met andere belangen. Vooral bij opleidingen waarbij de onderwijsinspectie lage rendementscijfers ziet. In de normering van de inspectie voor het kwaliteitsgebied onderwijsresultaten gaan ongediplomeerde instellingsverlaters (zoals de potentiële vsv’er die wordt ondergebracht bij een andere mbo-instelling) namelijk ten koste van de studiesucces-indicatoren ‘jaarresultaat’ en ‘diplomaresultaat’.
De officiële definitie van voortijdig schoolverlaten is iets ingewikkelder dan hierboven vermeld en luidt als volgt: vsv’ers zijn jongeren van 12 tot 23 jaar die zonder startkwalificatie (minimaal havo, vwo of mbo-2 diploma) het onderwijs verlaten. Jongeren die geen startkwalificatie hebben maar wel een mbo-1 diploma en minimaal 12 uur in de week werk hebben tellen niet mee als vsv’er. Jongeren die verder studeren bij een andere instelling ook niet.
De in dit artikel gebruikte cijfers op opleidingsniveau voor Amsterdamse mbo-instellingen zijn afkomstig uit de Factsheets VSV. Alle overige cijfers komen uit het DUO vsv portal. Beide bronnen worden beheerd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). DUO gebruikt als bronnen de 1-cijferbestanden voor de verschillende onderwijssectoren, aangevuld met gegevens van het UWV, en het register vrijstellingen van de Leerplichtwet. De DUO gegevens worden ook gebruikt door de onderwijsinspectie en Rijksoverheid.
The Next School is een adviesbureau dat onderwijsorganisaties helpt om betere beslissingen te nemen met behulp van data. Naast advies op maat maakt The Next School ook software-oplossingen en dashboards om onderwijsinstellingen slimmer en efficiënter te laten werken. Engagement Manager Bart Jacobse schreef dit datablog voor OCO, met input van directeur Quinten Smit. Daarnaast ondersteunt The Next School OCO ook met de ontwikkeling van de MBO-opleidingenzoeker.