Het is een treurige constatering: voor gewichtenleerlingen biedt Amsterdam maar enkele scholen die bovenmatig goede resultaten boeken (zie Effectieve scholen voor gewichtenleerlingen: ze zijn er wel, maar het zijn er niet veel). Kennelijk kost het de meeste scholen grote moeite om gewichtenleerlingen een effectief onderwijsaanbod voor te schotelen. Op veel te veel scholen komen gewichtenleerlingen met een achterstand binnen en gaan er met een achterstand ook weer uit. De vraag is hoe dat komt. Investeren scholen te weinig in de vakbekwaamheid van hun leraren, roosteren ze te weinig lesuren in voor de kernvakken Nederlandse taal en rekenen, differentiëren ze onvoldoende tijdens de les, of nog iets anders? Dit zijn vragen waarop het antwoord niet bekend is, simpelweg omdat er nog nooit onderzoek naar is gedaan.
Maar gelukkig kunnen we de vraag ook omdraaien: wat hebben de meest effectieve scholen met elkaar gemeenschappelijk, en, wat denken ze zelf over de factoren die hun succes bepalen? Deze vragen zijn voorgelegd aan een viertal basisscholen die de afgelopen jaren wél opvallend hoge leeropbrengsten hebben gerealiseerd. Het zijn: Tijl Uilenspiegel (Bos en Lommer), Al Wafa (Bos en Lommer), Flevoparkschool (Oost) en Samenspel (Zuidoost). In de gesprekken die OCO op deze scholen heeft gevoerd, kwam een hele rij van succesfactoren naar voren.
De samenstelling van het lerarenteam is op alle vier de scholen naar eigen zeggen een invloedrijke succesfactor. Zo hebben de leraren over het geheel genomen een flinke hoeveelheid ervaringsjaren, op één school zelfs gemiddeld bijna 30 jaar. Ervaren leraren zijn goed thuis in de didactiek van lezen, spellen en rekenen. Ze kennen de kneepjes van het vak en ze weten hoe ze leerlingen tot een goede inzet en werkhouding kunnen krijgen. Van belang is dat het lerarenteam een stabiele samenstelling kent. Leraren die elkaar al jaren kennen, werken beter samen dan wanneer er veel wisselingen zijn.
De beste leraren worden vastgehouden door bijzondere afspraken in de secundaire arbeidsvoorwaarden. De beste leraren worden bovendien op cruciale plaatsen ingezet, in leerjaar 3 voor het aanvankelijk lees- en spellingonderwijs en in leerjaar 8 als leerlingen zich voorbereiden op de overgang naar het voortgezet onderwijs.
Belangrijk is verder dat de ‘kleur’ van het lerarenteam een spiegeling is van de ‘kleur’ van de leerlingen. Turkse en Marokkaanse leraren vormen een brug naar ouders die onvoldoende Nederlands spreken en nog niet genoeg thuis zijn in de Nederlandse cultuur.
Scholing is ook een belangrijk element. Op een van de scholen profiteert bijna één op de vier leraren van een lerarenbeurs. Een andere school zoekt het in ‘het leren van elkaar’. Op deze school vormen leraren werkgroepen om een woordenschatlijn te ontwikkelen of om een oplossing te vinden voor leerlingen die struikelen over het talige karakter van rekenopgaven.
Slechts één van de vier scholen geeft aan te streven naar kleine groepen van minder dan twintig leerlingen in een klas. De drie andere scholen zoeken het meer in de richting van extra handen per klas. Dat wordt bereikt door de inschakeling van onderwijsassistenten die kleine groepjes leerlingen een extra boost proberen te geven. Een andere manier is om niet-groepsgebonden leraren aan te stellen die tijdens taal- en rekenlessen met aparte groepjes leerlingen aan de slag gaan. Een slimme inzet wordt ook bereikt door leraren tijdens gymlessen in andere klassen te laten assisteren. Waar het om gaat, is dat goed wordt nagedacht hoe de kostbare instructietijd gemaximaliseerd kan worden.
Alle vier de scholen investeren in extra taalonderwijs. Dat begint al op de voorschool waar het gebruik van het programma Piramide ervoor zorgt dat de peuters een rijk taalaanbod krijgen. Het is belangrijk om achterstanden zo vroeg mogelijk aan te pakken. Op alle vier de scholen speelt Piramide daarom ook in de kleuterjaren nog een rol.
Leren lezen en spellen zijn niet de elementen waar gewichtenleerlingen de meeste moeite mee hebben. Maar begrijpend lezen en woordenschat zorgen wél voor problemen. De scholen besteden daarom extra aandacht aan een leerlijn voor woordenschat. Een belangrijk onderdeel daarvan is dat bij zaakvakonderwijs veel aandacht wordt gegeven aan woorden die voor kinderen moeilijk kunnen zijn. Deze woorden worden in themavelden aangeboden en vervolgens herhaald en getoetst.
Daarnaast krijgt begrijpend lezen extra aandacht. Alle vier de scholen maken gebruik van Nieuwsbegrip, wekelijkse teksten die bij de actualiteit aansluiten. De teksten gaan mee naar huis en via internet kunnen kinderen thuis extra oefenen.
Twee van de vier scholen kennen ook het fenomeen van de schakelklas: ze creëren een kleine klas voor leerlingen met de grootste taalachterstanden. Van jaar tot jaar wordt bekeken bij welk leerjaar de schakelklas wordt ondergebracht en welke leerlingen daarvoor in aanmerking komen. Meestal is een verblijf van één jaar in de schakelklas een voldoende impuls.
In de onderbouw behoeft het rekenen voor gewichtenleerlingen veelal weinig extra aandacht. Maar vanaf de middenbouw gaan de talige aspecten een steeds belangrijker rol spelen. Contextopgaven, ook wel verhaaltjessommen genoemd, stellen leerlingen met een taalachterstand voor problemen. Alle vier de scholen realiseren zich dat en doen er ook wat aan. Ze nemen de rekentaal op in de woordenschatlijn. Eén school gaat nog een stapje verder. Daar worden twee keer per week aparte lessen ingeroosterd om leerlingen vertrouwd te maken met de contexten die bij rekenen aan de orde kunnen zijn.
Een ander element vormen automatiseringsopgaven, zoals de tafels en het hoofdrekenen met ronde getallen. Die zijn op zich niet moeilijk, maar vereisen wel regelmatige herhaling. Een van de middelen die de scholen daarvoor inzetten is de internetapplicatie Rekentuin. Leerlingen kunnen op school en thuis extra oefenen. Leraren kunnen via een afzonderlijke module volgen of leerlingen voldoende oefenen.
Regelmatige toetsing is belangrijk om de vorderingen van de leerlingen te kunnen volgen: zo weet een school hoe de eigen leerlingen het doen in vergelijking met de landelijke referentiegroep. Maar regelmatige toetsing is óók belangrijk voor de planning van de volgende lessen: welke leerlingen hebben nog moeite met de behandelde leerstof, welke leerlingen zijn er al helemaal mee klaar?
Effectieve scholen verbinden consequenties aan de toetsuitslagen. Bij schoolbrede tegenvallende uitkomsten, bijvoorbeeld voor begrijpend lezen, zorgt de school ervoor dat dit leerstofonderdeel extra aandacht krijgt. En als de tegenvallende uitkomsten alleen enkele leerlingen betreffen, dan krijgen alleen deze leerlingen extra aandacht. De kern van een effectieve aanpak is dat aan toetsuitslagen onderwijskundig handelen gekoppeld wordt. Alle vier de scholen brengen dit inzicht in de praktijk.
Een verlengde leertijd is misschien wel het meest effectieve geheime ‘wapen’ van de scholen die met gewichtenleerlingen buitengewoon goede resultaten boeken. Drie van de vier scholen realiseren die extra leertijd met name voor Nederlandse taal en rekenen: leerlingen krijgen na schooltijd nog een of twee uren extra les – met instemming van de ouders! – ze krijgen huiswerk mee en ze moeten verplicht thuis oefenen met computerprogramma’s om hun taal- en rekenvaardigheden op een hoger plan te tillen. De vierde school zoekt het in een verbreding van het curriculum; deze school heeft een verrijkt aanbod op het gebied van muziek en sport, een soort magneetschool. Zulke verbrede activiteiten dragen weliswaar niet rechtstreeks bij aan beter lezen of beter rekenen, maar hebben wellicht wel een gunstige invloed op de inzet en motivatie van kinderen.
Alle vier de scholen investeren in een actieve inzet van ouders. Dat betekent onder meer dat ze ook voor ouders een passend aanbod hebben. Op deze scholen kunnen ouders taal- en inburgeringslessen Nederlands volgen die weliswaar niet door de school zelf verzorgd worden, maar die wel in school plaatsvinden. Ook bieden ze workshops aan rond opvoedingsvraagstukken en nemen ze de moeite om de ouders te betrekken bij de thema’s waaraan scholen hun onderwijs ophangen. Als het nodig is, kan er een ouder-kindadviseur worden ingeschakeld. De lijnen met welzijnsinstellingen zijn kort.
Uit alles blijkt dat de scholen geen genoegen nemen met mindere schoolprestaties. Ze geloven dat ook gewichtenleerlingen goede resultaten kunnen boeken en ze zijn bereid zich daarvoor extra in te zetten. Het betekent misschien harder werken – meer uren op school doorbrengen, ’s avonds extra op pad – maar de leraren zijn ervan overtuigd dat hun leerlingen deze extra inzet meer dan waard zijn.
Wat moet gebeuren is dat meer Amsterdamse scholen kwaliteit gaan leveren, ook als ze veel gewichtenleerlingen herbergen. Eén van de wegen daartoe is dat schoolbesturen hun verantwoordelijkheid nemen. Ze moeten met hun scholen aan de slag. Excellentie is voor veel meer scholen bereikbaar dan de vier waarmee OCO gesprekken heeft gevoerd. Gericht beleid is nodig om ook gewichtenleerlingen passend onderwijs te bieden. De vier genoemde scholen laten zien dat passende aanpakken niet alleen op papier bestaan, maar ook in het echt.
Dit is het derde deel in een serie opiniërende en onderzoekende stukken van Henk Blok over onderwijskansen, lees ook:
Deel 1
Terugdringen onderwijsachterstand vraagt actieve ouders
Deel 2
Effectieve scholen voor gewichtenleerlingen: ze zijn er wel, maar het zijn er niet veel
Deel 3
Vier excellente scholen voor gewichtenleerlingen
Deel 4
Ook gewichtenleerlingen verdienen goed onderwijs, weinigen krijgen het