De schoolbesturen vinden dat ieder kind in de eigen buurt naar school moet kunnen gaan. Alle kinderen krijgen voorrang op acht scholen die dicht bij hun woonadres staan, ouders kunnen op via schoolwijzer.nl/po opzoeken welke scholen dat zijn. Alle ouders krijgen een formulier thuisgestuurd, waarop ze tien scholen mogen invullen in de volgorde van voorkeur. Dit formulier leveren ze dan in bij de school van eerste voorkeur. Per schooljaar zijn er drie plaatsingsrondes die overal in de stad gelijktijdig plaatsvinden. Een computersysteem regelt de plaatsing van kinderen. Bij teveel inschrijvingen op een school wordt er door de computer geloot, in het bijzijn van een notaris. De ambitie van de schoolbesturen is dat minimaal 75% van de kinderen een plaats krijgt op de school van eerste voorkeur en dat minimaal 90% van de kinderen naar een school gaat in de directe woonomgeving.
Het wordt nu in de hele stad mogelijk om in de eigen buurt naar school te gaan.
Eerdere plaatsingssystemen in sommige wijken van Amsterdam gingen uit van de postcodegebieden. Dit kon nadelig uitpakken voor mensen die aan de rand van een postcodegebied woonden, zij konden dan bijvoorbeeld niet naar een school aan de overkant van de straat. Nu is de loopafstand van huis naar school bepalend.
In heel Amsterdam gelden dezelfde regels, worden de inschrijvingen op hetzelfde moment gedaan en worden de kinderen door hetzelfde programma geplaatst, zonodig via loting. Er is voor schoolbesturen en directeuren geen ruimte meer om te ‘sjoemelen’, eigen regels te bedenken of op welke manier dan ook de plaatsing van kinderen te beïnvloeden.
De Amsterdamse onderwijswethouder Simone Kukenheim (D66) heeft aangegeven dat scholen die populair zijn mogen uitbreiden. In een brief aan de raadscommissie Jeugd en Cultuur van 3 oktober 2014 schrijft ze:
“Door het centrale toelatingsbeleid krijgen we beter inzicht in de vraag naar specifieke scholen en zien we welke scholen en type onderwijs (denominaties, concepten en profielen) meer vraag is dan er aanbod is. Hiermee zien we op welke scholen en voor welk type onderwijs uitbreiding wenselijk is.”
Het beleid gaat er van uit dat alle ouders een buurtschool willen. Maar sommige ouders willen graag een specifieke school en zijn bereid daar een stuk voor te reizen, bijvoorbeeld voor een conceptschool met daltononderwijs of montessorionderwijs, of voor een school gebaseerd op een bepaalde religie of levensovertuiging, of gewoon voor een openbare school met een bepaalde sfeer of insteek die de ouders aanspreekt. Als deze school buiten de acht voorrangsscholen valt EN het is een populaire school, dan maakt dit gezin aanzienlijk minder kans op plaatsing op deze school. Hiermee wordt de keuzevrijheid negatief beïnvloed door de buurtvoorrang.
Ouders zullen geneigd zijn strategisch te kiezen. Als de school van hun voorkeur te populair lijkt te zijn en de suggestie bestaat dat er weinig kindplaatsen over zijn (doordat broertjes en zusjes en kinderen van de VVE voorrang hebben), dan kiezen ze eerder een school waarvan ze denken dat er meer kans van slagen is. Dit geeft een vertekend beeld van de èchte wensen van de ouders en zal ook invloed hebben op de uiteindelijke uitbreidingsmogelijkheden van scholen.
Het tegengaan van segregatie is losgelaten als doelstelling in het stedelijk toelatingsbeleid, zoals ook wordt beschreven in een onderzoeksrapport van de Amsterdamse Rekenkamer uit april 2014. Het is niet ondenkbaar dat ouders een huis of postadres gaan regelen in de buurt van een goede school, wat de segregatie op scholen verder zal doen toenemen.
In het proces van invoering van dit beleid is niet of nauwelijks geluisterd naar de wensen van ouders. De beloofde rapportage over de adviezen van de (gemeenschappelijke) medezeggenschapsraden in Amsterdam bleek in de vergadering van de raadscommissie Jeugd en Cultuur van 23 oktober 2014 heel summier: een document van een half A4tje. De schoolbesturen hebben niet inhoudelijk gereageerd op de bezwaren die geuit zijn door de medezeggenschapsraden. Pas toen verschillende (groepen) ouders bleven inspreken in gemeenteraadsvergaderingen en ook de media opzochten, kwam er enige beweging. Op 26 november 2014 zijn twee moties van CDA en VVD aangenomen, waarin wordt aangedrongen een ouderplatform op te richten en meer keuzevrijheid te creëeren voor ouders die een specifiek onderwijstype wensen.
De notitie Stedelijk Toelatingsbeleid basisonderwijs Amsterdam is in het zogenaamde ‘Breed Bestuurlijk Overleg’ (BBO) van de schoolbesturen vastgesteld op 29 januari 2014 en bevat nog verschillende uitwerkingspunten, er is geen definitief document met een helder overzicht van rechten en plichten. Ondanks dat er sprake is van centrale plaatsing is er geen centrale klachtafhandeling, daarvoor wordt verwezen naar de klachtencommissies van de afzonderlijke schoolbesturen. Wel is er een door de schoolbesturen ingesteld informatienummer waar ouders met vragen terecht kunnen: (020) 251 80 06. Zie voor meer info de website van het BBO.