Drie jaar geleden werd Vox College als onderwijsinitiatief gestart door scholengroep Voortgezet Onderwijs van Amsterdam (VOvA). Sinds dit schooljaar is het officieel een zelfstandige school. Een school waar ze niet denken in vakken en cijfers, maar in de mogelijkheden van de individuele leerling. Zo staat het ook in de gloednieuwe schoolgids: “Ons onderwijs is niet verdeeld in vakken, want jouw mogelijkheden zijn dat ook niet.”
Dat klinkt heel mooi, maar hoe meet je dan, zo zonder cijfers en vakken, de kwaliteit? Uit enquêtes blijkt in ieder geval dat de tevredenheid van de leerlingen een stuk hoger ligt dan het gemiddelde. Het is niet een school voor iedereen, zeggen leerlingen Ricky (16) en Vera (13). Beiden vinden het lastig zich lang te moeten concentreren, dus juist het projectmatige van Vox College sprak ze aan. Ricky: “Ik ben beter in dingen doen. Ik weet honderd procent zeker dat als ik op een ‘normale school’ zou hebben gezeten zoals mijn broertje, ik het veel zwaarder zou hebben gehad.” Vera: “Als je kiest voor deze school moet je nieuwsgierig zijn, willen leren en goed zijn in dingen afmaken.”
De leerlingen beginnen elke dag met ‘coachtijd’. Dan wordt de dag geopend, worden actualiteiten van binnen en buiten school besproken en wordt er gereflecteerd op leerdoelen. Daarna is het rooster in de eerste twee jaar opgebouwd uit een flink aantal projecturen, uren voor vaklessen als Nederlands, Engels en wiskunde en uren voor zelfstudie. Leerlingen moeten zelf aan de slag, dat vraagt een grotere zelfstandigheid dan op scholen waar alleen frontaal wordt lesgegeven.
Elke week is er een ander project, waarin verschillende thema’s en vakken zijn verwerkt. Denk aan een project over ‘het weer’, waarin vakken zijn gebundeld zoals aardrijkskunde, natuurkunde en biologie.
In klas drie en vier zien de dagen er weer anders uit. Het aantal projecturen en zelfstudie-uren wordt afgebouwd. In de vierde klas worden alleen nog vaklessen gegeven. Haalt Vox College hiermee niet hun eigen concept onderuit? Nee, vindt Van Manen. “Het is eerder andersom: het examen haalt het concept van Vox College onderuit: leerlingen moeten nu eenmaal examen doen. Ik ben ervan overtuigd dat wat ze in de onderbouw geleerd hebben sowieso van pas komt. De leerlingen kunnen goed presenteren en we krijgen terug dat met name onze vmbo-leerlingen een grote algemene kennis hebben.”
Ricky (16) is van de eerste lichting en zit nu in het vierde leerjaar van vmbo-t, hoewel ze met een kader-advies binnenkwam. Ze moest wel even wennen toen ze van de onderbouw naar de bovenbouw ging.
“Omdat we in de eerste twee jaar nauwelijks toetsen krijgen, moest ik leren leren. Aan de andere kant denk je dat je door de projecten niet zoveel leert, maar je leert een beetje onopgemerkt. Pas bij een toets denk je, oh, dit weet ik eigenlijk wel. Door praktisch met de leerstof bezig te zijn, is het misschien juist wel beter in je hoofd gaan zitten.”
De Onderwijsinspectie had haar zorgen over de kwaliteit, blijkt uit een recent rapport uit 2019. “Op de leerpleinen wordt onvoldoende gezorgd voor een klimaat waarin geleerd kan worden”, schrijft de inspectie in haar conclusie. “Tijdens onze observaties op verschillende dagen en momenten van de projecten zijn te veel leerlingen met andere zaken bezig dan de groeps- of individuele opdrachten, waar ze die dag voor staan.”
De verleiding van afleiding is inderdaad aanwezig doordat het schoolgebouw weinig lokalen kent. Bij binnenkomst oogt het rommelig, maar gezellig. De leerlingen hebben zich over de asymmetrische ruimte verdeeld. Sommigen zitten over boeken gebogen, anderen over hun laptop. Op het schoolbord wordt net wiskunde gegeven. Een stukje verderop, in een andere half-afgesloten ruimte, werken kinderen aan een project over communicatie.
Hoe kijkt de school naar de kritiek van de inspectie? “We nemen dat natuurlijk heel serieus”, zegt interim-directeur Daphne van Manen, “maar het betreft hier een lichte meting en niet een volledig rapport over onze school. Bovendien worstelt de inspectie zelf ook met hoe zij moet meten, want haar methoden zijn nog niet goed aangesloten op vernieuwend onderwijs.”
Naar aanleiding van de kritiek streeft Vox College er naar dat leerlingen 90 procent van de tijd bezig zijn met iets te leren, stelt Van Manen. “Dat is nogal wat, klopt.” Hoe weet je of je die 90 procent haalt? “Door te observeren, bij elkaar op lesbezoek te gaan en dat na te bespreken. We hebben elke ochtend overleg met het hele team, dan worden zaken als deze besproken.”
Vox College volgt het basisschooladvies maar plaatst de leerlingen in de onderbouw bewust door elkaar: alleen bij de vaklessen (Nederlands, Engels, wiskunde) zijn de kinderen gesplitst: er is een afdeling vmbo en een afdeling havo/vwo. In de bovenbouw worden de leerlingen wel per leersoort bij elkaar gezet.
“Het mixen gaat de kansenongelijkheid tegen”, zegt interim-directeur Van Manen. “Op vmbo-leerlingen zit toch vaak een stempel en dat doet iets met hun zelfvertrouwen. Door ze niet apart te plaatsen, voelen ze dat stigma minder. Bovendien is het niet alleen voor vmbo-leerlingen goed, maar ook voor de andere leerlingen: wie stof moet uitleggen, onthoudt het zelf ook beter.”
Dat klopt, zegt Ricky. “Ik kon aan vwo’ers uitleg vragen als ik iets niet snapte.” Ook qua samenstelling is het handig, zegt Vera (13), die nu in het tweede leerjaar zit op havo. “Sommigen zijn goed in met hun handen werken, anderen weer goed in denken. Dat is tijdens een project juist handig.”
Bovendien geef je leerlingen tijd, stelt Van Manen. “Nu wordt er in Nederland in groep acht al het niveau van de leerling bepaald, dat is heel vroeg. Dat betekent overigens niet alsof we doen dat die niveauverschillen er helemaal niet zijn, maar we dagen leerlingen uit en dat werkt: een stapje omhoog is nu eenmaal gemakkelijker bij ons. Bij andere scholen moet je bij een ander niveau weer naar een andere klas.” Uit cijfers over ’18-’19 blijkt inderdaad dat een flink percentage van leerlingen uit de eerste twee jaren boven het niveau van het basisschooladvies uitkomt: ruim 27 procent.
In de eerste twee jaar krijgen leerlingen ter beoordeling een cijfer van 1 tot en met 4. Hierbij staat 1 voor ‘niet gezien’, waarmee wordt bedoeld dat de leerling nog niets of heel weinig heeft laten zien. De 2 staat voor ‘in ontwikkeling’, 3 voor ‘aangetoond’ en 4 voor ‘expert’: de leerling overstijgt zijn eigen niveau.
“Ik zie het nut niet in van tot zoveel decimalen achter de komma bekijken of een leerling nu wel of niet bepaalde stof heeft geleerd, maar een norm stellen voor wat we verwachten is niet zo gek”, zegt Van Manen. “Uiteindelijk werkt het examen toch ook zo. Bovendien hebben we de cijfers nodig als overgangsnormen, al kennen we wel een hele grote bespreekzone op onze school.”
Uit cijfers blijkt dat er vooralsnog vooral veel interesse is voor het vmbo, en dat met name het vwo nog niet veel leerlingen trekt. Ziet Vox College zich als een echte mavo/havo-school, of wil het juist ook vwo-leerlingen trekken? “We zien onszelf juist heel erg als een brede school”, zegt Van Manen. “Sterker nog, we hadden meer leerlingen kunnen plaatsen, maar we hebben er voor gekozen om maar 53 leerlingen in het eerste leerjaar toe te laten: we hebben veel vmbo-leerlingen uitgeloot omdat we per niveau een gelijk aantal leerlingen willen hebben. Daardoor groeien we langzaam, maar zijn we wel in balans. Anders werkt het concept ook niet. Voor je het weet ben je een vmbo-school omdat het in Amsterdam de trend is onder ouders hun kinderen naar een categorale school te sturen, en dat willen we niet.”
Hoe maak je jezelf als school dan aantrekkelijk voor toekomstige vwo’ers? “We bieden verdiepingsopdrachten aan binnen elk project, ook door ze bijvoorbeeld een bepaalde, uitdagendere rol toe te kennen bij projecten.”
De verschillende niveaus en het ontbreken van klaslokalen vergt ook nogal wat van docenten. “Ze moeten inderdaad vakoverstijgend kunnen werken”, geeft Van Manen toe. “Maar ze komen niet voor niets op deze school terecht, dat moet je ook echt leuk vinden.”
Dat beaamt Robbert Snoeks, wiskundedocent. Hij werk nu een jaar bij Vox College en koos heel bewust voor deze school. “Vooral het ontwikkelen van de lesstof is leuk, want je werkt natuurlijk niet met boeken: je bedenkt alles zelf.” Plus, het biedt qua onderwerpen veel mogelijkheden, legt hij uit. “Laatst gingen we een wiskundig model ontwikkelen van de ideale penalty. Dan laat ik vmbo-leerlingen dat in principe lineair doen, en havo- en vwo-leerlingen vanuit een kwadratisch verband. Maar er was een groepje vmbo-leerlingen die liever ook met een kwadratisch verband wilde werken. En dat kan in zo’n opdracht gemakkelijk. Oftewel, je kunt leerlingen die dat willen makkelijker uitdaging bieden.”
Maar je moet als docent wel geschikt zijn om bijvoorbeeld lang op een leerplein te kunnen staan en te kunnen samenwerken met de tweede collega met wie je zo’n groep leidt, zegt Snoeks. “Als een project goed gaat, is de drie uur fantastisch. Zo niet, dan is het een zware dag. Plus, het kan confronterend zijn om met iemand voor de groep te staan. Normaal is een leraar in zijn eigen klaslokaal koning en heeft verder niemand iets met je manier van lesgeven te maken. Hier is dat niet.”