Kleuters zijn in groep 1 en 2 al volop bezig met de voorbereidingen op lezen, schrijven en rekenen in groep 3. Zij maken op een speelse manier kennis met letters, klanken, cijfers en tellen.
Denk bijvoorbeeld aan rollenspellen waarbij kinderen postbode spelen in de themahoek. Hier komen zij in aanraking met brieven ‘lezen’, adressen ‘opschrijven’ en de post rond bezorgen in de klas. Maar ook in de vorm van puzzels, rijmspelletjes, liedjes en kringgesprekken oefenen kleuters dagelijks met taal en rekenen.
Uit dit rapport van NRO (Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek) blijkt zelfs dat het noodzakelijk is om kinderen in de kleuterperiode al klank-letterkoppelingen aan te leren. Dit heeft een positief effect op de leesresultaten van leerlingen in groep 3.
In groep 3 moet een kind over bepaalde vaardigheden beschikken om de hele dag op school te kunnen functioneren en leren. Daarom maken leerkrachten uit de onderbouw een inschatting of een kind klaar is voor groep 3. Zij letten hierbij op de fysieke, zintuiglijke, cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van een kind.
Zo moet een kind in groep 3 eenvoudig logisch kunnen redeneren, veel informatie kunnen verwerken en opslaan in het geheugen en aandacht kunnen vasthouden. Ook moet het de Nederlandse taal voldoende beheersen om instructies te kunnen volgen en gedragsregels aan te leren.
Daarnaast moet een kind genoeg eigenwaarde, vertrouwen en zelfstandigheid bezitten om in een groep te kunnen functioneren. Het moet kunnen omgaan met uitgestelde aandacht. Tot slot moet het kind zich voor nieuwe dingen kunnen openstellen en gemotiveerd zijn om te leren.
Vaak zie je dat kinderen in groep 2 interesse beginnen te krijgen voor wat meer ‘schoolse’ werkjes. Ze maken eenvoudige optelsommen in een schriftje en schrijven of stempelen letters en woordjes op papier.
In groep 3 krijgen leerlingen les in lezen, schrijven en rekenen. De meeste scholen gebruiken hiervoor methodeboeken, zoals Lijn3 en De Wereld in Getallen. Leerlingen maken dagelijks opdrachten in een werkboek en een schrift. Dit is vaak een groot verschil met groep 2.
In sommige gevallen kan de leerkracht in overleg met de ouders besluiten de kleuterperiode voor een kind te verlengen.
Hierbij gaat het vaak om ‘vroege leerlingen’ of zogeheten ‘herfstkinderen’. Deze kinderen zijn geboren tussen 1 oktober en 1 januari en zijn zonder kleuterverlenging vijf jaar oud als ze in groep 3 terecht komen. Een aantal van hen is hier fysiek, zintuigelijk, cognitief en/of sociaal-emotioneel nog niet aan toe.
Maar ook kinderen die vóór 1 oktober zijn geboren hebben soms baat bij kleuterverlenging.
Het beleid voor zittenblijven en kleuterbouwverlenging verschilt per school. Op sommige scholen blijven relatief veel kinderen zitten, terwijl op andere scholen zittenblijven juist een uitzondering is. Ook gaan scholen verschillend om met vroege leerlingen. Een deel van de scholen hanteert een grens van 1 oktober, een deel hanteert een grens van 1 januari en een deel hanteert geen grens.
Op de meeste basisscholen neemt de leerkracht in overleg met de directie en de intern begeleider een beslissing. Hierbij overleggen zij meestal met de ouders.
Meer weten over kleuterverlenging en zittenblijven? Lees dan:
Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de meeste leerlingen slechts tijdelijk voordeel hebben van kleuterverlenging. Op de lange termijn verdwijnt dit positieve effect en doen kleuterverlengers het zelfs minder goed dan vergelijkbare zwak presterende vroege leerlingen die wel zijn doorgestroomd (Driessen et al 2014). Dit staat ook in de handreiking Doorstroom van kleuters. Is het kind klaar voor groep 3, of is groep 3 klaar voor het kind? (2016).
De handreiking ‘Doorstroom van kleuters’ vermeldt ook dat de inspectie van scholen verwacht dat de ontwikkeling van het kind leidend is voor de beslissing van kleuterverlenging, op grond van art. 8 lid 1 WPO: “Het onderwijs wordt zodanig ingericht dat leerlingen een ononderbroken ontwikkelingsproces kunnen doorlopen. Het onderwijs moet worden afgestemd op de voortgang in de ontwikkeling van leerlingen.”
Sommige basisscholen doen niet of nauwelijks aan kleuterverlenging, omdat dit de ononderbroken ontwikkeling van het kind kan schaden. In plaats daarvan richten deze scholen zich extra op een soepele overgang naar groep 3. Zo organiseren zij bijvoorbeeld combinatiegroepen 2/3, waarbij spelend leren nog steeds centraal staat.
Of scholen laten het team bijscholen zodat leerkrachten nog beter kunnen afstemmen op de (leer)behoeften van ieder individueel kind (differentiëren). Op die manier past het onderwijs zich aan het kind aan, in plaats van andersom. Dit beleid sluit aan bij de aanbevelingen uit wetenschappelijk onderzoek (Driessen et al 2014bladzijde 96-99).