De standaardscore laat zien hoe goed een leerling de Centrale Eindtoets heeft gemaakt. De score ligt op een schaal van 501 tot en met 550. Heeft een leerling veel vragen goed beantwoord, dan is de standaardscore hoog. En heeft hij veel vragen fout beantwoord, dan is de standaardscore laag.
Leerlingen scoren gemiddeld 535 op de Centrale Eindtoets. Hierbij hoort het dubbeladvies vmbo-t/havo (Bron: College voor Toetsen en Examens).
Meer informatie over hoe de standaardscore tot stand komt staat in de bijlage van de Regeling beoordelingsnormen en de bijbehorende scores centrale eindtoets PO.
Bij de standaardscore hoort een toetsadvies voor de brugklas:
Het toetsadvies is altijd een dubbeladvies, behalve voor de onderwijssoort vwo.
De domeinscores laten zien hoe goed een leerling scoort op lezen, taalverzorging, schrijven en rekenen. De scores lopen van 0 tot 50. Sommige leerlingen scoren op alle onderdelen hoog of laag. Maar er zijn ook leerlingen die bijvoorbeeld hoog scoren op lezen en taalverzorging en laag op schrijven en rekenen. Of juist andersom.
Het landelijke gemiddelde van de domeinscore is 25 per onderdeel. Een leerling die bijvoorbeeld 44 scoort op het domein ‘lezen’, presteert ruim boven het gemiddelde. En een leerling die 23 scoort op het domein ‘rekenen’ presteert net onder het gemiddelde.
Je kunt domeinscores met elkaar vergelijken. Als een leerling voor lezen bijvoorbeeld een domeinscore heeft van 44 en voor schrijven een score van 26, dan heeft hij lezen een stuk beter gemaakt met een verschil van 18 punten. Ook kun je de scores tussen leerlingen onderling vergelijken. Op die manier kan de leerkracht zien hoe leerlingen uit dezelfde klas hebben gepresteerd op de verschillende onderdelen.
De domeinscore laat niet zien hoeveel procent van de leerlingen in Nederland slechter, evengoed of beter heeft gepresteerd dan de leerling. Wel geldt: hoe hoger de domeinscore, hoe minder leerlingen beter hebben gescoord.
Referentieniveaus voor het primair onderwijs beschrijven wat een leerling eind groep 8 moet kennen en kunnen op het gebied van ‘lezen’, ’taalverzorging’ en ‘rekenen’ (art.2 lid 2a Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen).
Voor lezen en taalverzorging bestaan twee niveaus:
De meeste leerlingen beheersen voor lezen en taalverzorging eind groep 8 niveau 1F. Een kleiner deel beheerst eind groep 8 niveau 2F en een nog kleiner deel beheerst eind groep 8 geen van beide.
Voor rekenen bestaan ook twee niveaus:
Ook bij rekenen geldt dat de meeste leerlingen eind groep 8 niveau 1F beheersen en een kleiner deel niveau 1S. Een nog kleiner deel haalt geen van beide niveaus.
De Centrale Eindtoets meet of een leerling het fundamentele niveau (1F) of het streefniveau (2F/1S) heeft gehaald (art. 9b lid 2 WPO). Het beheersen van niveau 1F is echter geen voorwaarde om toegelaten te worden tot het voortgezet onderwijs.
Meer informatie hierover staat in het Besluit referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen.
Op het leerlingrapport staan zwarte balken met daarin referentiescores. Deze scores bepalen of een leerling niveau 1F en 2F voor lezen en taalverzorging beheerst en niveau 1F en 1S voor rekenen.
Voorbeeld
Voor referentieniveau 1F lezen is een minimale score van 39 nodig. De maximum score is 71. Een leerling heeft een referentiescore van 66. Dit betekent dat de leerling niveau 1F zeer goed beheerst. Aan de rechterkant van de balk staat dan ook een vinkje. Voor referentieniveau 2F lezen is een minimale score van 54 nodig. De maximum score is 85. De leerling heeft hier een referentiescore van 74. Dit betekent dat de leerling ook niveau 2F zeer goed beheerst. Ook naast deze balk staat een vinkje.
De domeinanalyse laat zien hoe goed een leerling scoort op de volgende subdomeinen (deelonderwerpen) van lezen, taalverzorging en rekenen:
De domeinanalyse laat zien in hoeverre een leerling de subdomeinen beheerst ten opzichte van zijn eigen niveau. Het kan bijvoorbeeld zijn dat een leerling heel goed scoort op het domein lezen. Maar binnen dit domein is hij veel beter in begrijpend lezen dan in samenvatten en opzoeken.
De score is aangegeven in zwarte bolletjes op een schaal met min-scores en plus-scores.
In januari of februari hebben leerlingen een basisschooladvies gekregen. Hiermee hebben zij zich aangemeld voor het voortgezet onderwijs. Vervolgens hebben zij in april een bericht van plaatsing gekregen.
De Centrale Eindtoets geeft een tweede, onafhankelijk advies naast het schooladvies. Bij de meeste leerlingen komen het schooladvies en het toetsadvies overeen. Maar als het toetsadvies hoger is dan het schooladvies, dan moet de school het advies heroverwegen.
Dit kan betekenen dat het schooladvies alsnog omhoog gaat. Maar dit hoeft niet. Als de school het advies niet omhoog bijstelt, moet het motiveren waarom.
In Nederland zijn vijf wettelijk goedgekeurde Centrale Eindtoetsen. De bekendste is de Centrale Eindtoetsvan Cito en het College voor Toetsen en Examens. De informatie over de standaardscore, domeinscore en domeinanalyse uit dit artikel gelden voor die toets.
De andere goedgekeurde Centrale Eindtoetsen zijn:
Iedere toets werkt met eigen rapportages, schalen en standaardscores. Zo heeft een leerling met een standaardscore van 238 of hoger op de Centrale Eindtoets van Route8 een vwo-advies. En op de Dia-Eindtoets heeft een leerling vwo-advies bij een score van minimaal 370. Alle Centrale Eindtoetsen meten de referentieniveaus taal en rekenen (art. 9b lid 2 WPO).
Scholen mogen zelf kiezen welke eindtoets zij afnemen. Informatie hierover staat in de schoolgids.
De meeste leerlingen maken vanaf groep 3 al Cito-toetsen. Deze methode-onafhankelijke toetsen laten zien wat de reken- en taalvaardigheden zijn van een leerling op een vast moment en hoe hij die in de loop van de tijd ontwikkelt. De uitslag van deze toetsen bestaat niet uit een standaardscore en een toetsadvies voor de brugklas, maar onder andere uit een vaardigheidsscore, een DL en een DLE.
Meer informatie hierover staat in: ‘Wat betekenen de verschillende toets-begrippen in Cito?’.