De score, ook wel vaardigheidsscore genoemd, laat zien hoe goed een leerling de doorstroomtoets heeft gemaakt. De score ligt op een schaal van 151 tot en met 200. Heeft een leerling veel vragen goed beantwoord, dan is de score ‘hoog’. En heeft hij veel vragen fout beantwoord, dan is de score ‘laag’. Bij de score op de doorstroomtoets hoort een toetsadvies.
Leerlingen scoren gemiddeld 185 op de doorstroomtoets. Hierbij hoort het dubbeladvies vmbo-t/havo.
Bij de score van de doorstroomtoets hoort een toetsadvies voor de brugklas:
Het toetsadvies is altijd een dubbeladvies, behalve voor de onderwijssoort vwo.
In 2024 maakten ruim 170.000 leerlingen één van de zes doorstroomtoetsen. De meeste leerlingen (29 procent) kregen een vmbo-t/havo toetsadvies. Twintig procent kreeg een havo/vwo-advies en elf procent vwo (Bron: College voor Toetsen en Examens, pagina 15).
De detailscore laat zien hoe goed een leerling scoort op de volgende subdomeinen (deelonderwerpen) van lezen, taalverzorging en rekenen:
De detailscores laten zien in hoeverre een leerling de subdomeinen beheerst ten opzichte van zijn eigen niveau. Het kan bijvoorbeeld zijn dat een leerling heel goed scoort op het domein lezen. Maar binnen dit domein is hij veel beter in begrijpend lezen dan in samenvatten en opzoeken.
Je kunt detailscores met elkaar vergelijken. Als een leerling voor begrijpend lezen bijvoorbeeld een detailscore heeft van 63 procent en voor getallen een score van 45 procent, dan heeft hij lezen een stuk beter gemaakt met een verschil van 18 procent.
Ook kun je de scores tussen leerlingen onderling vergelijken. Op die manier kan de leerkracht zien hoe leerlingen uit dezelfde klas hebben gepresteerd op de verschillende onderdelen.
De detailscore laat niet zien hoeveel procent van de leerlingen in Nederland slechter, evengoed of beter heeft gepresteerd dan de leerling. Wel geldt: hoe hoger de detailscore, hoe minder leerlingen beter hebben gescoord.
Referentieniveaus voor het primair onderwijs beschrijven wat een leerling eind groep 8 moet kennen en kunnen op het gebied van ‘lezen’, ’taalverzorging’ en ‘rekenen’ (art.2 lid 2a Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen).
Voor lezen en taalverzorging bestaan twee niveaus:
De meeste leerlingen beheersen voor lezen en taalverzorging eind groep 8 niveau 1F. Een kleiner deel beheerst eind groep 8 niveau 2F en een nog kleiner deel beheerst eind groep 8 geen van beide.
Voor rekenen bestaan ook twee niveaus:
Ook bij rekenen geldt dat de meeste leerlingen eind groep 8 niveau 1F beheersen en een kleiner deel niveau 1S. Een nog kleiner deel haalt geen van beide niveaus.
De doorstroomtoets meet of een leerling het fundamentele niveau (1F) of het streefniveau (2F/1S) heeft gehaald (art. 9b lid 2 WPO). Het beheersen van niveau 1F is echter geen voorwaarde om toegelaten te worden tot het voortgezet onderwijs.
Meer informatie hierover staat in het Besluit referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen.
In de eerste helft van februari maken leerlingen de doorstroomtoets, vlak nadat zij het voorlopige schooladvies van de school hebben gekregen. Daarmee vervangt de doorstroomtoets de vroegere eindtoets, die altijd in mei werd afgenomen.
Op basis van het voorlopige schooladvies en de toetsuitslag van de doorstroomtoets geeft de school uiterlijk 24 maart het definitieve schooladvies. Hiermee melden leerlingen zich in de laatste week van maart aan voor het voortgezet onderwijs. In Amsterdam gaat dit via de Centrale Loting en Matching.
De doorstroomtoets geeft een tweede, onafhankelijk advies naast het schooladvies. Bij de meeste leerlingen komen het schooladvies en het toetsadvies overeen. Maar als het toetsadvies hoger is dan het schooladvies, dan moet de school het advies naar boven bijstellen. Als de school het advies niet omhoog bijstelt, moet het motiveren waarom.
In Nederland zijn zes wettelijk goedgekeurde doorstroomtoetsen. De bekendste is de De leerling in beeld doorstroomtoetsvan Cito en het College voor Toetsen en Examens. De informatie over de standaardscore, domeinscore en domeinanalyse uit dit artikel gelden voor die toets.
De andere goedgekeurde doorstroomtoetsen zijn:
Iedere toets werkt met eigen rapportages, schalen en scores. Alle doorstroomtoetsen meten de referentieniveaus taal en rekenen (art. 9b lid 2 WPO).
Scholen mogen zelf kiezen welke doorstroomtoets zij afnemen. Informatie hierover staat in de schoolgids.
De meeste leerlingen maken vanaf groep 3 al Cito-toetsen. Deze methode-onafhankelijke toetsen laten zien wat de reken- en taalvaardigheden zijn van een leerling op een vast moment en hoe hij die in de loop van de tijd ontwikkelt. De uitslag van deze toetsen bestaat niet uit een standaardscore en een toetsadvies voor de brugklas, zoals bij de doorstroomtoets. Maar onder andere uit een vaardigheidsscore, een DL en een DLE.
Meer informatie hierover staat in: ‘Wat betekenen de verschillende toets-begrippen in Cito?’.