Sinds de invoering van de Wet op passend onderwijs in 2014 geldt een zorgplicht voor scholen. Dit houdt in dat scholen ervoor moeten zorgen dat leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, altijd een passende onderwijsplek krijgen. Ook als pas later duidelijk wordt dat een leerling extra ondersteuning nodig heeft, geldt de zorgplicht.
Eerst onderzoekt de school welke extra ondersteuning de leerling nodig heeft en hoe de school dit kan organiseren. Daarvoor maakt de school gebruik van het eigen schoolondersteuningsprofiel. Hierin staat welke ondersteuning de school kan bieden.
Ook als de school zelf geen passende onderwijsplek kan bieden, is de school verantwoordelijk voor het vinden van een geschikte plek op een andere school. Maar dat kan de school pas zeggen nadat ze heeft onderzocht welke ondersteuning precies nodig is en of de school dit kan bieden.
Kan de school de ondersteuning echt niet bieden? En past een andere plek beter bij de leerling? Dan overlegt de school dat met de ouders/verzorgers. Het kan zijn dat de school een andere school binnen het samenwerkingsverband adviseert, bijvoorbeeld een reguliere school of speciale school. Dan zorgt de school, na overleg met de ouders/verzorgers, dat de leerling op die andere school de juiste ondersteuning krijgt.
Het doel van de zorgplicht onderwijs is dat kinderen niet meer tussen wal en schip vallen en thuis komen te zitten. Voordat de zorgplicht voor scholen inging, moesten ouders namelijk zelf met hun kind ‘leuren’ om een goede plek te vinden. Dit was vaak een ingewikkeld en tijdrovend proces. Nu is dit de verantwoordelijkheid van de school.
De geschillencommissie passend onderwijs heeft sinds de invoering van passend onderwijs veel uitspraken gedaan over hoe de zorgplicht zou moeten werken. Dit geeft meer duidelijkheid voor ouders en scholen. In de kamerbrief over de evaluatie passend onderwijs 2020 geeft Minister Slob aan dat schoolbesturen en samenwerkingsverbanden de zorgplicht strakker moeten volgen.