In het symposium stond een casus centraal van een jongen die gepest werd, zich hiertegen verzette, geschorst werd, thuis kwam te zitten en het advies kreeg om naar het voortgezet speciaal onderwijs te gaan. Hij heeft een nieuwe start kunnen maken op een andere reguliere school waar het goed met hem gaat.
We keken eerst met een zakelijke blik naar de casus, en combineerden die vervolgens met de beleving van de leerling, de moeder en OCO. De casus is ook uitgebreid beschreven in de artikelenbundel die OCO bij het symposium heeft uitgebracht. Zowel de sprekers als de online reacties op de casus waren eensgezind: de empathie lijkt in deze casus ver te zoeken.
Een belangrijke conclusie was dat er te veel gekeken was naar de uiting van het gedrag van de jongen, en te weinig naar de oorzaken van het gedrag. Kati Varkevisser, ondersteuner van het Jeugdplatform Amsterdam: “Dit voorbeeld is helaas herkenbaar in de manier waarop de schuld gelijk bij de jongen gelegd wordt.”
Ook bleef het systeem van de school zelf onzichtbaar in de oplossingsrichtingen die school aandroeg. Zowel problemen als oplossingen komen voort uit een systeem van pesten en onveiligheid. De situatie van de leerling kan niet los worden gezien van zijn omgeving. Marion van Binsbergen, onderzoeker aan het Kohnstamm instituut: “Als er stress is tussen leerlingen, maar ook als er stress is tussen de docenten, dan heeft dat een impact op de mogelijkheden van leerlingen.”
Filosoof Jan Bransen maakte duidelijk dat ‘passen’ van twee kanten moet komen. Beide kanten moeten op elkaar aansluiten. Dat we in de casus meerdere perspectieven bij elkaar brachten om een volledig beeld te krijgen, benoemde Jan Bransen dat als een voorwaarde voor empathie. “Passend onderwijs is meerstemmig.” Daarbij gaat het niet alleen om het zien van het andere perspectief, maar ook om deze te waarderen, zo stelt hij. Bij meerstemmigheid zijn het de verschillende stemmen die harmonie mogelijk maken. Daarvoor is het wel nodig om af en toe afstand te kunnen nemen van de professionele houding, en je ook juist als mens op te stellen, is zijn pleidooi.
Daar tegenover stelde o.a. Kati Varkevisser dat een nadeel van empathie en inlevingsvermogen is dat het lijkt te gaan om iets dat in een persoon moet zitten. Daarvan afhankelijk zijn is kwetsbaar. Juist een professionele omgang met leerlingen en hun ouders, en het voeren van een werkelijk goed gesprek, dat is wat er dan nodig is. En “dat is ook afhankelijk van de beschikbare tijd: leraren moeten hier de tijd voor hebben.”
Ariëlle de Ruijter, directeur van het Samenwerkingsverband Amsterdam voor het voortgezet onderwijs, twijfelt niet aan de empathie van de mensen die in het onderwijs werken: “Als je niet van kinderen houdt, ga je dit werk niet doen.” Het is geen ei van Colombus: “Als empathie de oplossing was voor onze problemen, dan hadden we die wel gevonden.”
Guuske Ledoux, programmaleider Evaluatie passend onderwijs, concludeert dat in jaren onderzoek naar passend onderwijs empathie eigenlijk een afwezige factor is geweest. Daar waar ouders en leerlingen wel aangeven dat zij onvoldoende gehoord worden, werd dit in het bredere onderwijsveld blijkbaar niet benoemd als doorslaggevende factor.
Neely Anne de Ronde-Davidse, lector inclusieve klassen, pleit voor een andere term dan empathie: onvoorwaardelijke ondersteuning, een begrip dat voortkomt uit de gehandicaptensector. Een uitgangspunt waarbij het bieden van ondersteuning van een leerling nooit ter discussie mag staan, ongeacht het probleemgedrag.
Waar iedereen het over eens leek te zijn is het feit dat empathie niet vanzelf gaat. Te grote verschillen, lastig gedrag of het ontbreken van persoonlijke vaardigheden kunnen in de weg staan. Er zijn echter wel mogelijkheden om empathie in de praktijk te versterken. Er valt veel winst te behalen bij de lerarenopleiding, stelt Hüseyin Susam, docent aan de Hogeschool Ipabo. “Na vijf jaar passend onderwijs is er nog heel veel werk aan de winkel om leerlingen een veilige haven te bieden. Professionele kwaliteiten van leerkrachten zijn essentieel. Er is te weinig aandacht voor passend onderwijs in de opleiding.”
Dit wordt beaamd door Neely Anne de Ronde-Davidse: “Er is onvoldoende gekeken naar wat het zou betekenen voor de leerkracht voor de klas. Zij hebben sturing gemist.” Tegelijkertijd bepleit zij ook om niet af te wachten wat de politiek vindt, maar als schoolleiders en leerkrachten nu al aan de slag te gaan om stappen te zetten. “Passend onderwijs is te veel in het bestuurlijke blijven hangen.” Ook Ariëlle de Ruijter ziet dit, en geeft aan dat ze vanuit het samenwerkingsverband soms te ver van de docenten af stonden. Dit is iets waar ze de afgelopen periode daarom meer aandacht aan geven.
Zowel de sprekers als de deelnemers denken dat er bij de invoering van passend onderwijs meer duidelijkheid gegeven had moeten worden. ‘Wat kan men van school verwachten?’ is een vraag die ook na zes jaar passend onderwijs onbeantwoord blijft. Frank Hoogeboom, voormalig voorzitter van OCO wiens afscheid de aanleiding was voor het symposium, gaf aan dat passend onderwijs niet op de juiste manier is geïmplementeerd. “De grote regionale verschillen zorgen er voor dat je als leerling pech of juist geluk kunt hebben met de ondersteuning in jouw regio.”
Hein Broekkamp van de Onderwijsraad zet een stip op de horizon richting inclusiever onderwijs: “Dit is iets wat verankerd moet worden in de cultuur van scholen. Dat lijkt ongrijpbaar, maar er zijn wel manieren om dat te doen. Er moet een duidelijker doel omschreven worden en op alle lagen in het onderwijs moet inclusiever denken worden voorgeleefd.”
Onderdeel van die cultuur zou ook moeten zijn dat we zorgen dat alle leerlingen echt gezien worden, zegt Marion van Binsbergen. “Te veel leerlingen zijn onzichtbaar omdat ze geen problemen in de klas geven, terwijl ze wel degelijk problemen hebben. Voorbeelden van leerlingen met een groot risico op thuiszitten zijn leerlingen met depressies, overgewicht en armoedeproblematiek. Het onderwijs heeft hier nog onvoldoende oog voor.” Ze bepleit dat de samenwerkingsverbanden dichter op de scholen moeten zitten, om te zorgen dat deze leerlingen gezien worden en er een passend ondersteuningsaanbod is.
In het symposium was ook aandacht voor de ervaringen van ouders. Guuske Ledoux gaf aan dat de verwachtingen van ouders hoog waren, mede omdat het doel van passend onderwijs niet duidelijk omschreven was. Zij ziet een soort tweedeling bij ouders, waarbij de ene groep ouders huiverig is om te veel te vragen van school, terwijl andere ouders ‘het onderste uit de kan willen halen’. Guuske Ledoux haalde de conclusie van het evaluatieprogramma aan: “De meerderheid van ouders is tevreden over passend onderwijs.”
Deze conclusie riep vraagtekens op de bij de deelnemers en leidde ook tot discussie op social media. Het laatste onderzoek in het evaluatieprogramma dat gedaan is onder ouders gaat over het schooljaar 2015-2016. In dat schooljaar was er nog sprake van een overgangssituatie en is het dus lastig om hier conclusies uit te trekken over wat ouders op dit moment vinden over passend onderwijs. Ouders & Onderwijs heeft recent onderzoek gedaan onder ouders, en komt met minder rooskleurige conclusies over de tevredenheid. Een uitgebreider overzicht van onderzoeken en rapportages over de evaluatie van passend onderwijs is hier te vinden.
Frank Hoogeboom sloot het symposium af met een centrale vraag: “Wat heb jij nodig?” Dit is een vraag die volgens hem vaker gesteld moet worden in het onderwijs. Aan leerlingen, aan ouders en aan leerkrachten. Door oprecht te luisteren naar wat iemand nodig heeft, kan de verbinding gemaakt worden. En die verbinding is cruciaal. De vraag, zo van belang in de dagelijkse onderwijspraktijk, is net zo relevant in het bredere beleid rondom passend onderwijs. Wat hebben leerlingen nodig? Wat hebben ouders nodig? Wat hebben leraren nodig?
Uit het symposium blijkt dat passend onderwijs staat of valt met de vaardigheden van leerkrachten om te luisteren naar leerlingen en ouders, en de wijze waarop leerkrachten hierin worden gestimuleerd en gefaciliteerd. Verder is er een breed pleidooi voor het bieden van meer duidelijkheid en het stellen van doelen. Minister Arie Slob heeft in zijn brief over de verbeteraanpak aan de Tweede Kamer 25 actiepunten benoemd waarmee hij aan de slag wil om passend onderwijs te verbeteren. Hierin worden belangrijke stappen gezet richting de duidelijkheid die nodig is over wat men van scholen kan verwachten.
Het antwoord van ouders op de vraag ‘Wat is er nodig?’ is ook duidelijk. Er is méér nodig, zo staat in een mede door OCO ondertekende brief van ouderorganisaties aan de Tweede Kamer. Meer duidelijkheid over o.a. de basisondersteuning, het verankeren van het leerrecht, het mogelijk maken van alternatieve onderwijsvormen, het werken aan inclusie en krachtige onafhankelijke oudersteunpunten in de regio. OCO stuurde de kamerleden ook nog een brief om hen te informeren over de conclusies uit het symposium en op te roepen tot een goede invulling van de onafhankelijke ondersteuning voor ouders in de regio. Op 16 november 2020 debatteert de Tweede Kamer over de toekomst van passend onderwijs.
Met dit symposium hebben we een aanzet gegeven tot een breder gesprek over passend onderwijs, met behulp van onderzoekers, ouders, leerlingen, docenten, beleidsmakers en wetenschappers. We bedanken iedereen die hieraan heeft bijgedragen, als spreker, auteur en als deelnemer.
De volledige registratie van het symposium is hier terug te kijken.
De artikelenbundel die bij het symposium is uitgebracht leest u hier.