De regels voor zittenblijven verschillen per school. Dit is toegestaan. Scholen stellen namelijk zelf regels op. Alle scholen beschrijven het eigen beleid in het schoolplan:
“Het schoolplan bevat een beschrijving van het beleid met betrekking tot de kwaliteit van het onderwijs dat binnen de school wordt gevoerd, en omvat in elk geval het onderwijskundig beleid, het personeelsbeleid en het stelsel van kwaliteitszorg.” (art. 12 lid 1 WPO en art. 2.88 lid 2 WVO 2020).
Soms vermeldt een school de regels voor zittenblijven of doubleren ook in de schoolgids of op de website van de school. Andere scholen leggen juist in een afzonderlijk document de procedure voor overgaan en zittenblijven vast. Dat is allemaal toegestaan, zolang er beleid is voor zittenblijven in het schoolplan.
De leerkracht of de docent beslist uiteindelijk of je blijft zitten of juist overgaat. Vrijwel alle scholen hanteren echter vaste regels die voor alles leerlingen gelden. In het basisonderwijs is dat bijvoorbeeld op welke manier tussentijdse toetsen en bijzonderheden worden besproken en hoevaak ouders worden geïnformeerd over leeropbrengsten. In het voortgezet onderwijs hanteren scholen vaak overgangsnormen, maar dat hoeft niet. Juist over dat beleid praat de MR op verschillende momenten mee. Er is dan ook medezeggenschap op dit onderwerp.
Het instemmingsrecht van de MR op het schoolplan in art. 10 lid 1 onder b Wms bevat bijvoorbeeld de volgende deelonderwerpen als het om zittenblijven gaat:
Het instemmingsrecht van de MR op de schoolgids in art. 13 lid 1 onder g Wms brengt met zich mee dat de MR controleert of de schoolgids duidelijke informatie biedt over:
De MR adviseert art. 11 lid 1 onder e Wms altijd over nieuwe plannen voor een onderwijskundig project. Bijvoorbeeld:
Leerlingen en ouders kunnen via de MR invloed uitoefenen op het beleid. Om goed in gesprek te kunnen gaan over het nut en de cijfers van zittenblijven is het belangrijk om goed voorbereid te zijn. Vijf tips:
Uit het onderzoek Zittenblijven 2020 van Oberon blijkt dat jaarlijks zo’n 5% van de scholieren in het voortgezet onderwijs blijft zitten. Onderzoek toonde eerder aan dat zittenblijven meestal geen positieve invloed heeft op de schoolloopbaan en motivatie van leerlingen.
Scholen mogen zelf regels opstellen. Overgangsnormen worden gebruikt om voorafgaand aan het schooljaar te laten zien met welke cijfers een leerling overgaat en of een leerling mag compenseren en wanneer een leerling een bespreekgeval is. Docenten kunnen in de rapportvergaderingen rekening houden met bijzondere omstandigheden. Een leerling gaat dan tóch over, omdat ziekte of een moeilijke thuissituatie de schoolresultaten heeft beïnvloed.
Onderzoekers betwisten al geruime tijd het nut van zittenblijven. Er zijn verschillende alternatieven voor zittenblijven. Overgangsnormen of juist niet? Zittenblijven als mogelijkheid of verplicht afstromen? De keuze om een zomerschool, lenteschool of andere alternatieven te bespreken?
OCO wijst erop dat er verschillende mogelijkheden zijn. En de MR praat daarover mee. Als MR kan je vragen om alternatieven te bespreken: de MR mag eigen voorstellen of standpunten inbrengen. Lees meer over medezeggenschap in het artikel Samenvatting medezeggenschap op school.
Zittenblijven leidt soms tot wel 100 zittenblijvers per school. Sommige leerlingen stromen in met een hoog schooladvies in de brugklas, maar stromen na een jaar weer af. Sommige ouders weten niet wat de voorwaarden zijn om deel te nemen aan een zomerschool. Hoe dan ook roept zittenblijven in het voortgezet onderwijs soms vragen op bij ouders.
Gebruik de signalen van ouders om te bespreken met de MR. Bespreek dit eventueel eerst in de eigen vergadering van de oudergeleding. Een vooroverleg helpt om te bespreken hoe de anderen hierover denken en of dit als bespreekpunt wordt geagendeerd. Zittenblijven maakt veel los bij leerlingen en ouders. De MR is bij uitstek in staat om signalen van leerlingen en ouders te bespreken. Dit kan via het initiatiefrecht van de MR. Doe een voorstel aan het bestuur om de informatie aan ouders te verbeteren en laat de schoolleider dit voorstel uitwerken.
Scholen maken meestal deel uit van een stichting met meerdere scholen. Bespreek het thema zittenblijven met andere MR’en. Maak eventueel gebruik van de GMR.
Sinds 1 januari 2017 voert de Raad van Toezicht (RvT) minimaal twee keer per jaar verplicht overleg met een afvaardiging van de medezeggenschap, in de praktijk meestal de gemeenschappelijke medezeggenschapsraad (GMR). De (G)MR kan zittenblijven agenderen in dit overleg en cijfers, signalen en eventuele zorgen over zittenblijven delen met de Raad van Toezicht.
Meer informatie over de rol van de MR is te lezen in het artikel Samenvatting medezeggenschap op school.